Meisjes en merries: over de betekenis van prijzen
In elke maatschappij bestaan er regimes van lof en blaam, van prijzen en kritiek uitoefenen. Dat kan vriendelijke of verontrustende vormen aannemen, maar het gaat steeds om instrumenten waarmee een samenleving het gedrag van haar leden een zetje in de gewenste richting probeert te geven, een ‘nudge’ geeft, of waarmee zij onwenselijk gedrag probeert te ontmoedigen. Soms gaat dat informeel, via complimentjes bijvoorbeeld. Een kind komt op voor een ander kind op het speelplein en de ouders of leerkrachten zeggen: ‘Dat was moedig van je!’ Een definitie geven van ‘moed’ is al een probleem sinds Socrates, maar ‘moedig’ is in elk geval een term die gedrag op een positieve manier evalueert. Als je zegt ‘dat was moedig’, dan zeg je ook: ga zo door! Als je zegt ‘dat was laf’, bedoel je ook: dat moest je maar niet nog eens doen. Realiseren we ons dat altijd? Misschien niet, maar in tijden van grote stress blijkt dat we gevoelige intuïties hebben over deze rol van evaluatief taalgebruik.
Besproken boeken
-
Homerus Ilias: de wrok van Achilles (vert. H.J. de Roy van Zuydewijn) (Martinus Nijhoff 1980), 256 blz.
Ten tijde van de aanslagen van 9/11 werd in de media steevast aan de daders gerefereerd als ‘cowardly terrorists’, laffe terroristen. Er ontstond grote maatschappelijke ophef toen de essayiste Susan Sontag en trouwens ook Bill Maher, de presentator van de talkshow Politically Incorrect, lieten weten dat, wat je verder ook van die terroristen mocht vinden, de term ‘lafaards’ niet van toepassing kon zijn. Ze hadden immers willens en wetens het gevaar opgezocht en zichzelf opgeofferd voor hun doelen. De reacties waren niet van de lucht: konden ze niet met recht ‘laf’ worden genoemd? Als je mensen niet de gelegenheid geeft om zich te verdedigen (bijvoorbeeld door ze van achteren aan te vallen), dan mag dat toch ‘laf ’ heten? Tenslotte hadden noch de passagiers in de vliegtuigen, noch de mensen in het WTC zich kunnen verdedigen. Een van de (vele) problemen met de termen ‘laf ’ en ‘moedig’ is kennelijk dat je perspectief veel verschil kan maken.
Maar het voornaamste bezwaar tegen het optreden van Sontag en Maher ging verder dan de vraag welk optreden je mag beschrijven met de termen moedig of laf: waarom zou je terroristen rechtvaardigen door ze te waarderen om hun moed? En daarmee kennelijk zulk gedrag aan te moedigen? Want je kunt er eigenlijk niet omheen dat wie ‘moedig’ zegt, wat hij of zij daar ook allemaal onder mag verstaan, in elk geval iemand prijst, en dat wie ‘laf’ zegt, iemand bekritiseert. Susan Sontag ontkende dat. Zij wilde die term in een moreel neutrale zin kunnen gebruiken, maar een mens bepaalt nu eenmaal niet in zijn eentje hoe taal werkt. En taal kan altijd meerdere dingen tegelijk doen: in dit geval niet alleen iets beschrijven, maar ook iets evalueren, en daarmee anderen retorisch sturen in hun gedrag. We zaten hier midden in het probleem van prijzen en kritiseren.
Van Haarlem naar Troje
Prijzen is dus sturen. Al dat prijzen en laken creëert patronen van gewenst, prosociaal gedrag, en markeert ook ongewenst, antisociaal, gedrag. De Jan Brouwerprijs doet dat met grote precisie: het is immers een prijs voor een persoon of instantie die bij uitstek, en ‘beyond the call of duty’, het vertrouwen in de samenleving bevordert. Zonder een vorm van dat vertrouwen zijn samenlevingen niet eens mogelijk.
Nu we toch de Jan Brouwerprijs genoemd hebben, hebben we ook meteen een stap gezet van denken over ‘prijzen’ als werkwoord naar ‘prijzen’ als zelfstandig naamwoord. Maar eigenlijk wint het werkwoord het elke keer weer. Waar het om gaat, is dat een prijs de symbolische plaats inneemt van het actief waarderen van iemands handelen: een prijs krijgen is gezien worden, erkend worden en tot voorbeeld gesteld worden. Er is geen betere plaats om te laten zien hoe dat werkt – in elk geval voor een classica – dan het absolute begin van de West-Europese literatuur: ‘Muze, bezing ons de wrok van de zoon van Peleus, Achilles, Die ongenadige wrok die de Achaeërs grenzeloos leed bracht, Tal van krachtige zielen van helden prijsgaf aan Hades En die hun lichaam ten prooi aan honden en allerlei soorten Vogels deed vallen. Zo ging de wil van Zeus in vervulling.’ (vert. H.J. de Roy van Zuydewijn)
Dit zijn de eerste verzen van Homerus’ Ilias, een meesterwerk dat ons kan laten nadenken over eindeloos veel aspecten van het menselijk leven. Dat geldt ook nu, want welbeschouwd is de Ilias (ook) een epos over wat er mis kan gaan met prijzen. Wat is het geval? De Grieken liggen al tien jaar voor Troje in de hoop die stad te veroveren en de mooie Helena mee terug naar huis te nemen. Af en toe doden zij daarbij de tijd door dorpen in de buurt te plunderen. De buit wordt dan telkens verdeeld en de mannen, vooral natuurlijk de aanvoerders, krijgen delen daarvan als prijs, waarbij rekening wordt gehouden met ieders status – en wie weet met de mate waarin elk van hen de samenhang en het onderlinge vertrouwen in de samenleving bevordert.
Achilles is ‘de beste der Achaeërs’, verreweg de sterkste en heldhaftigste van de Grieken. Als zijn persoonlijk eergeschenk, zijn prijs, krijgt hij een meisje toegewezen, Briseïs genaamd. Ook de opperkoning van de Grieken, Agamemnon, krijgt van zijn mede-Grieken een meisje, de dochter van een lokale priester van Apollo. De man komt nog vragen of hij haar terug mag hebben, maar Agamemnon voelt daar niets voor en jaagt hem op een nare manier weg. De kettingreactie gaat verder: nu schiet Apollo zijn priester te hulp. Hij roept een besmettelijke ziekte af over het Griekse kamp die een enorme sterfte aanricht onder de dieren, en die ook de manschappen treft. Wat te doen? Moet Agamemnon niet toch dat meisje teruggeven aan die priester? Achilles stelt het voor, maar voor Agamemnon is het onbespreekbaar. Als echter duidelijk wordt dat het onontkoombaar is, neemt hij wraak door Briseïs, het eergeschenk van Achilles, ter compensatie op te eisen. Vanaf dat moment gaat het helemaal mis bij de Grieken. Er ontstaat een afgrijselijke ruzie, Achilles trekt zich woedend terug uit de strijd en de oorlog dreigt op een totale mislukking uit te lopen. Geharrewar om prijzen.
Eens gegeven…
Bij het moment waarop Achilles wrokkend bij zijn tent gaat zitten, haken veel van mijn studenten even af: ze vinden het een onbegrijpelijk kinderachtige reactie. Maar dat komt omdat ze niet zien dat het niet zomaar om dat meisje gaat. Het meisje was een prijs, een eergeschenk. Achilles’ hele levensprogramma hangt samen met zijn status onder de Grieken en die prijs symboliseert dat: hij weet dat hij vroeg zal sterven, maar de deal is dat hij dan wel een briljante, schitterende carrière als held zal hebben gehad.
Hij had er ook voor kunnen kiezen om zonder veel ophef thuis oud te worden, maar deed dat nu juist niet. Hij stak zijn nek uit, en werd daar tot dit moment ook voor beloond. Ook deze prijs, dit meisje, staat voor de erkenning van de andere Grieken – van zijn verdienste, zijn belang voor de raakt hij dat alles naar zijn idee in één groep en zijn eeuwige roem. Met dat meisje klap kwijt. Het is een transactie die veel meer betekenis heeft op het symbolische vlak dan op het economische.
Het is dan ook het begin van het hele epos. Doordat Achilles niet meer meedoet, raken de Grieken in grote problemen. Hun pogingen om Achilles terug te laten komen, stranden. Agamemnon maakt een halfslachtig excuus. Achilles weigert. Als de Trojanen definitief de overhand dreigen te krijgen, gaat Achilles ermee akkoord zijn wapenrusting uit te lenen aan zijn allerbeste vriend, Patroclus, en hem in die vermomming de vijand tegemoet te laten gaan. Dat gebeurt, maar Patroclus overspeelt zijn hand en sneuvelt door toedoen van de Trojaanse held Hector. Achilles is ten einde raad: zijn koppigheid heeft zijn liefste vriend het leven gekost. Hij legt zijn vete met Agamemnon bij en stort zich in de strijd, slacht Hector af en verminkt, nog steeds gek van verdriet, het lijk.
Nu Achilles zich op Hector gewroken heeft, is het tijd om het lichaam van Patroclus te begraven. Een begrafenisritueel had – en heeft – verschillende fasen: toen en nu gaan de levenden een stukje met de doden mee, zij dragen donkere kleren misschien, of scheuren die juist, ze strooien as op hun hoofd, ze uiten jammerklachten, kortom: ze rouwen. Dan komt de begrafenis of crematie zelf. Maar wellicht het meest cruciale moment volgt daarna. De wegen van de dode en de levenden scheiden zich weer. De dode blijft achter in zijn graf, de levenden moeten weer gaan leven. Dat kan bijvoorbeeld door weer te gaan eten en drinken, dat fameuze kopje koffie met het plakje cake. Of het gaat zoals in de Ilias: daar hervatten de Grieken het leven door zogenaamde lijkspelen te organiseren, een schitterende sportwedstrijd, met allerlei disciplines. Achilles organiseert die, en hij is ook degene die de prijzen vaststelt en uitreikt.
Een koningsnummer: de wagenrennen
Dit gebeurt allemaal in boek 23, een gedeelte van de Ilias dat lezers soms overslaan om halsoverkop te belanden in het laatste en indrukwekkende boek, waarin de oude koning van Troje, koning Priamus, ’s nachts naar het kamp van de Grieken gaat om hoogstpersoonlijk Achilles, de moordenaar van zijn zoon Hector, om het lichaam van die zoon te komen vragen. Achilles ziet daar in die oude man als het ware zijn eigen vader, hij herkent het menselijk leed en hij geeft het lichaam van Hector terug, zodat ook Hector een goede begrafenis kan krijgen. Met die begrafenis eindigt de Ilias.
Maar toch: het verhaal van de lijkspelen van Patroclus is onmisbaar in de constructie van de Ilias. De Grieken strijden daar onderling om de prijzen die Achilles heeft uitgeloofd. En er ontstaat ruzie bij het koningsnummer van de spelen: de wagenrennen. Daaraan doen onder andere een jonge zoon van Nestor mee, en de broer van Agamemnon. Nestor geeft zijn zoon handige tips. Hij heeft niet de snelste paarden en moet dus behendig en slim zijn en vooral het keerpunt goed nemen. Vijf wagens gaan van start in deze formule 1 van de oudheid, en de zoon van Nestor ontpopt zich tot een ware Max Verstappen. Eén wagen, eigenlijk de snelste van allemaal, slaat meteen al over de kop. Een ander komt daarna op grote voorsprong, maar het echte gevecht gaat tussen Nestors zoon Antilochus en die broer van Agamemnon, Menelaus: een gevecht om de tweede en derde plaats dus. Met een levensgevaarlijke actie snijdt Antilochus Menelaus de pas af. Mene- laus moet sterk inhouden en schreeuwt naar Antilochus: of die gek geworden is! Hij zal ze allebei nog laten verongelukken! Maar Antilochus doet of zijn neus bloedt en zet gewoon door. Intussen staan de andere Grieken de race gespannen te volgen en vliegen elkaar in de haren. Het is Achilles die ze kalmeert. Een eerste indicatie van zijn nieuwe rol.
De race wordt gewonnen door de wagen die aldoor al zo ver voorlag. Antilochus wordt tweede, Menelaus derde. Tot zover niet veel aan de hand. Maar fascinerend zijn de gebeurtenissen bij de prijsuitreiking. De ongeluksvogel die eigenlijk de beste wagen had, maar als vijfde geëindigd is, moet, zegt Achilles, eigenlijk de tweede prijs krijgen, een fraaie merrie. Dat is heel verrassend en het zint Antilochus totaal niet: hij heeft die prijs toch gewonnen! ‘Ik doe geen afstand van die prijs!’ zegt hij. Achilles herkent in Antilochus veel van zichzelf, inclusief het aangebrande gedrag, en hij geeft toe: hij zoekt een andere prijs voor de pechvogel. Maar daarmee is het geruzie om die tweede-prijsmerrie natuurlijk nog niet van de baan. Menelaus protesteert met kracht tegen het gedrag van de jonge branie.
Wat er belangrijk is aan prijzen
Het is niet te missen wat er hier gebeurt: het hele conflict tussen Achilles en Agamemnon wordt hier nog eens ten tonele gevoerd, maar nu goeddeels met Antilochus in de rol van Achilles en Menelaus in de rol van Agamemnon. En degene die dit allemaal tot een goed einde moet breien is nota bene Achilles zelf. Inderdaad loopt het goed af. Hoewel Antilochus er niets voor had gevoeld zijn prijsmerrie zomaar aan een ander te laten geven, erkent hij nu ruiterlijk de fout die hij gemaakt heeft en staat hij zijn prijs af aan Menelaus. Daardoor is Menelaus prompt volledig verzoend, zelfs zodanig dat hij op zijn beurt die merrie weer aan Antilochus geeft.
Er is wel degelijk sprake van een kleine machtsstrijd, want wie iets weggeeft, moet natuurlijk wel eerst het recht daartoe hebben, dat wil zeggen, het moet om zijn eigendom gaan. Maar uiteindelijk is het een perfect voorbeeld van succesvolle conflictoplossing. Als het zo was gelopen in boek 1 van de Ilias was het hele epos afgelopen voor het goed en wel begon. Als Agamemnon beseft had dat het zijn verantwoordelijkheid was om het probleem met die pest op te lossen, en als hij grootmoedig de dochter van de priester had laten gaan… En als Achilles dan gezegd had hoe erg het was dat de belangrijkste koning nu zonder eergeschenk zou zitten: ‘Hier, neem dat van mij!’… En als Agamemnon dan gezegd had: ‘Nee joh, jij bent zo’n belangrijke held! Dat meisje heb je echt verdiend voor al het werk dat je voor de Grieken verricht!’… Dan… ja, dan was het een heel kort heldendicht geworden. In boek 23 weten de helden hoe het moet. Ze lossen onderling het conflict op een perfecte manier op, en pas daarna is er ruimte in boek 24 om ook een deel van het externe conflict te beslechten.
Dat de Grieken er in boek 23 zo goed uitkomen, is omdat ze daar een scherp begrip aan de dag leggen voor waar prijzen voor staan. Meisjes en merries zijn één ding, maar de gedachte erachter is wat werkelijk telt. Respect, erkenning, waardering. Gezien worden voor wie je bent en wat je doet. Zodanig zelfs dat degene die die erkenning verleent wel zou willen dat iedereen zich zo gedroeg. Nudge. Omdat samenlevingen daar beter van worden.
Dit essay is gebaseerd op een toespraak gehouden ter gelegenheid van de uitreiking van de Jan Brouwerprijs 2017 aan de Liberaal Joodse Gemeente voor het project ‘Leer je buren kennen’, 20 november 2017.
Bibliografie en verantwoording:
Inleiding: C. Tilly, Credit and Blame. Princeton 2008; Sunstein, C., en Thaler, R.A., Nudge. Improving Decisions about Health, Wealth, and Happiness. New York 2008.
De bespreking van het 9/11-voorbeeld is ontleend aan Sluiter, I., en Rosen, R.M., ‘Introduction’, in: Rosen-Sluiter (eds.), Andreia. Studies in Manliness and Courage in Classical Antiquity. Leiden 2003, 1-2.
Voor de wagenrennen in Ilias 23 en de gang van zaken met betrekking tot de prijzen, zie A. Bierl, ‘Agonistic excess and its ritual resolution: the funeral games in Iliad 23 as a mise en abyme and hero cult’, in: Damon, C., & Pieper, C., Eris vs Aemulatio: the Value of Competition in Antiquity. Leiden te versch. [2018]. Bovendien kan ik verwijzen naar de Leidse MA-scriptie van Leonie Henkes, ‘I will not give up my status’: The value of the mare in Iliad 23 (2017).