Advertentie
Banner

Jilla

Vanavond wordt de derde Joost Zwagerman Essayprijs voor aanstormend essayerend talent uitgereikt. U leest de zes essays die de jury als kanshebbers uit 312 inzendingen selecteerde in het aanstaande nummer van de Nederlandse Boekengids, en natuurlijk hier, op www.nederlandsenboekengids.com. Aflevering drie: Fatiha al Mansouri, met haar essay over Mo, die in de gevangenis leerde ‘maar’ een nummer te zijn.

De gevangenis, ik heb er zelf nooit gezeten. Ik ken wel mensen die vast hebben gezeten of zitten. Dat mensen opgesloten worden, is al vanaf mijn jeugd normaal voor mij. Noem het een trend. Mijn overbuurjongen Lucas werd altijd opgesloten in een kleine kast, door zijn moeder die zijn vader mistte. Ze was bang dat Lucas net zoals zijn vader zou vluchten. Lucas is op een ongelukkige manier door ambtenaren uit huis geplaatst. Het was traumatisch, iets dat ik nooit meer vergeet. Julius, mijn andere beste jeugdvriend, is door zijn moeder ingesloten in de keuken en samen met haar vergast. De ambtenaren zouden het gezin het huis uit zetten; er was geen geld voor de huur. En tevens geen begrip voor het gezin. Julius is nu dood, gevangen in een kist. Al vijfentwintig jaar mist hij me, dat voel ik heel sterk. Ik mis hem ook. Gevangen zijn kilt je, hoe dan ook.


Dit essay komt van de shortlist van de Joost Zwagerman Essayprijs 2020. De prijs is bedoeld voor aanstormend talent dat niet eerder essays in boekvorm gepubliceerd heeft. Uit de ruim 300 inzendingen heeft de vakjury deze zes kandidaatwinnaars gedestilleerd. Interesse in de rest van de shortlist? Lees dan hier verder.


Mensen moeten naar de gevangenis om alleen te zijn, om na te denken over hun daden. Tot inkeer komen noemt men dat. Lucas, en Julius als hij nog zou leven, zouden alleen al door de omstandigheden waarin zij opgroeien er zeker terechtkomen: in ‘jilla’.

‘Labiele jongeren’

Mensen die ik ken die tijd doorbrengen in de gevangenis zijn beschadigd. Dubbel beschadigd eigenlijk. Voordat ze vast komen te zitten, kennen ze veel problemen. U herkent de problemen wel, misschien heeft u ze zelf ook: een afwezige moeder, een gebrekkige vader, een geërfde verslavingsgevoeligheid, op jonge leeftijd mishandeld, verboden seksualiteit, onzichtbaarheid, geen steun, misbruik en honger. Wat hun problemen betreft staan dit soort jongeren alleen. Ze leren daardoor te overleven, niet te leven. Het rechtssysteem helpt hen in het leven niet vooruit, velen herhaaldelijk niet. Het rechtssysteem in Nederland brengt jongeren in achterstandswijken alleen maar verder in de problemen.

Wat hun problemen betreft staan dit soort jongeren alleen. Ze leren daardoor te overleven, niet te leven.

Neem Mo, een jonge, gevoelige jongen met prachtige ogen. Mo’s vader is acht jaar geleden overleden. Zijn vader was jong, maar ernstig ziek. Zijn moeder is ouder en analfabeet. Mo mocht vroeger nooit buiten spelen, pas na zijn tiende. Hij maakte geen vrienden. Mo heeft nu leerproblemen en weet niet hoe hij met andere mensen om moet gaan. De ambtenaren plaatsten hem op een school voor jongeren met een achterstand, of zoals wij zeggen ‘labiele jongeren’. Hij maakte er nieuwe vrienden, die hem zakjes lieten rondbrengen. Mo wil aardig zijn, hij is te lief.

Twee weken later werd Mo opgepakt en naar de gevangenis gebracht. Mo zat voor het eerst vast. De ambtenaren herkenden zijn labiliteit en gebruikten hem. Iedere keer dat Mo daarna verkeerd handelde, kwam hij met zijn gezicht, huis en huisnummer – echt met alles – in de krant. Mo kwam als enige van een verder uit alleen maar Nederlandse jongens bestaande groep in de krant. Mo is dyslectisch en begrijpt de artikelen daarom niet. Alleen een ‘foutdoener’ wordt te kijk gezet, toch? En zo wordt Mo publiekelijk berecht. Bravo. De publicatie van de foto is een schending van zijn privacy, iets waar helaas niet al te veel mensen om geven. Mensen willen juist alles van hem zien in de media. Vaak denken ze: het is toch maar een puber in een achterstandswijk of vast een junk, zeker een Marokkaan of in ieder geval een allochtoon, die is opgepakt.

Een welpje in het mediacircus

De volgende rechtszaken van Mo duurden jaren, vooral die met ongeïnspireerde pro-deo-advocaten. Zo ontstond jarenlange vertraging in het leven van een jongen die verder wilde, maar telkens als hij vooruit probeerde te komen, stond er niemand voor hem klaar. Dan verloor hij hoop en maakte hij ze opnieuw: dezelfde fouten. Mo moest namelijk wat geld verdienen voor zijn tijd ‘binnen’, dat is ook niet gratis.

En dan heet je Mo en ben je in de acht jaar nadat je vader overleden is, vijfmaal gearresteerd geweest.

Dat brengt mij bij de gemeente Nijmegen, die de junks van de Kolpingbuurt, het Willemskwartier en andere impopulaire wijken in Hatert plaatst, ook een beruchte wijk. Dit is tevens de wijk waarin ik ben opgegroeid. Hatert is een drukke wijk, met veel jongeren en junks. De junks spreken de jongeren aan en vragen hen om drugs. De jongeren van arme komaf willen wel een oplossing verzinnen om een zakcentje te verdienen.

En dan heet je Mo en ben je in de acht jaar nadat je vader overleden is, vijfmaal gearresteerd geweest. De laatste keer werd Mo om vier uur ‘s ochtends van zijn bed gelicht om vervolgens als een welpje in een mediacircus terecht te komen. Een door ambtenaren getipte journalist zette Mo geboeid op de foto. Deze foto stond binnen een uur in de krant om te laten zien dat de gemeente het zo ontzettend goed doet: het drugsoffensief. Het is echter een illusie; het is een foute show met de verkeerde persoon in de hoofdrol. Tijdens de arrestatie stond een junk tegen de politieauto te urineren en verbaal tekeer te gaan. Maar nee, nee, die persoon zien we niet, een dronken witte man van middelbare leeftijd, terwijl openbare dronkenschap een schending van de openbare orde is. ‘NEE’, die man zien we echt niet. Die man?! Die heeft waarschijnlijk moeite met een recente echtscheiding of heeft pijn aan zijn voet. De strak van de drugs staande man die ondertussen de jeugd in mijn wijk verpest, die hoopvolle man krijgt onderdak en een therapeut. Geen cel, dus.

Het gemeentelijke systeemschaap

‘Die jongens hebben toch een keuze?’, zegt u – bijna – verstandig hardop. ‘Moeten ze maar niet dealen. Eigen schuld!,’ hoor ik u zeggen. En u dan, beste lezer? Welke keuze heeft u als u in een achterstandswijk opgroeit, een wijk zoals Hatert waarin de gemeente iedere kleurling, analfabeet of verslaafde in hetzelfde blok gooit? Om andere wijken in de stad op te krikken, gooit de gemeente deze wijk vol met dwalers. Dat doet me afvragen of bewoners van Hatert worden ingedeeld op basis van de geschatte slagingskans in het leven. In Hatert is die kans voor jongeren ongeveer nul procent. In iedere straat waar een kind speelt, zijn minimaal twee junks al zoekende verdwaald. In ieder bushokje wordt bovendien het telefoonnummer van de hulplijn voor verslaafden als een pak servetten gepromoot. Het is een waardeloos systeem, dat ambtenaren beheren.

En maar lachen in het gemeentehuis, terwijl ze in hun bubbel een toost uitbrengen.

En maar lachen in het gemeentehuis, terwijl ze in hun bubbel een toost uitbrengen. Tjing. Gezamenlijk schateren ze om de foto van het gemeentelijke systeemschaap in De Gelderlander. Het zwarte schaap uit Hatert, dat alweer vastzit, ziet het niet meer zitten. Die viert thuis geen Offerfeest meer. Zijn moeder is eenzaam. Haar zoon is het offer voor een verkeerd systeem.

Mo moet samenwerken met de reclassering. De reclasseringsambtenaren nemen Mo niet serieus. Hij is de zoveelste die te veel van ‘wit’ houdt en dat mag niet. ‘Jij bent toch van het wit, Mo!’, zegt de ambtenaar die om vijf voor vijf naar huis wil. Mo is een tik te veel op de klok. Mo tikt vanbinnen. Als ex-bajesklant kan hij nergens solliciteren wanneer hij vrijkomt. En dan heb ik het nog niet eens over zijn achternaam; dat is een onderwerp voor een volgend essay. Daarnaast is zijn Nederlands niet goed genoeg en is zijn leerachterstand in de gevangenis vergroot. Mo is mega-onzeker en dat gevoel van onzeker zijn, dat kent ieder mens.

Het gevangenissysteem leert hem het verkeerde. Je bent maar een nummer, leert het systeem hem. Mo is een nummer.

Mo is in Nijmegen geboren en in de gevangenis getogen. In de gevangenis krijgt hij geen scholing. Hoe hij een goede positie in de samenleving kan verwerven, leert Mo niet in de gevangenis. Het gevangenissysteem leert hem het verkeerde. Je bent maar een nummer, leert het systeem hem. Mo is een nummer. De jonge jongen is een gehersenspoeld nummer met de tekst: liefdeloos in een cel is mijn levenspad. Hij is bestemd voor een ‘niet-systeem’, een systeem dat denkt in beperkingen. Het systeem leert Mo te falen. Het is een systeem dat zegt: we gunnen het je nooit en blijf vooral hetzelfde doen. En Mo weet het. Ik weet het en u weet het nu ook. En de rechter zegt het hardop: ‘Ik ken je al. Je bent altijd hetzelfde. Je ziet er altijd hetzelfde uit, Mo.’ Mo gaat nogmaals de gevangenis in, met een hogere straf voor hetzelfde vergrijp.

Vergeet jilla, bro

Zeg het hardop, Mo: ik ben een kop in de krant. Voor de ambtenaren ben je een show: Mo, de niemandshow. Nog belangrijker is dat de gevangenis je gevormd heeft en gereduceerd heeft tot een onzichtbaar iets. Je bent geschapen door een stel hypocriete ambtenaren die proosten op jouw mislukking. Het rechtssysteem kent je niet. Het overlijden van je vader, dat vergeet ik niet! Ik zie je eenzaamheid, Mo! Het gevoel dat je hebt, dat je minder weet dan een ander door je dyslexie, dat klopt niet, Mo. Je weet zo veel. En je lach, Mo. Je laat me altijd lachen en huilen tegelijk! Je krijgt geen eerlijke kans op levensgeluk. Sorry, Mo. Je raakt me, Mo.

Je inspireert me.

Mo denkt dat hij onzichtbaar is geworden, dat hij niet bestaat. Hij denkt dat hij de buurt nooit zal ontvluchten, omdat dat zo voor hem is bepaald. Wie hoort Mo’s argument? Waar een markt is, is een verkoper. Waar vraag is, is aanbod. Maar wie creëert de markt, vanachter hun bureautjes? Jij niet, Mo. Jij weet niet beter.

Vooral blijven terugkomen, jij! Falen, jij! Want Mo heeft geen naam. En dan netjes je straf komen uitzitten, jij!

En toe maar, ambtenaren, roep vooral ‘Tot de volgende keer hè, Mo!’, wanneer hij op zijn twintigste voor de vijfde keer vrijkomt. Mo hoort het en denkt dat het waar is. Ondanks zijn kracht is Mo ook maar mens, iemand die – net als wij – in een zwak moment zichzelf voedt met negatieve gedachten. Mo denkt dat hij een slecht mens is, omdat hij fouten maakt. En dankzij die gedachten is een nieuwe Mo geboren. Maar dat is de bedoeling van het systeem, toch?! Juist. Vooral blijven terugkomen, jij! Falen, jij! Want Mo heeft geen naam. En dan netjes je straf komen uitzitten, jij! Een dubbele mislukking, zo ziet Mo zichzelf nu. Zo is het leven: jilla.

Ik zie en voel het onrecht en daar wil ik iets aan doen. Wat kan ik ondernemen? Ik zag Mo laatst op een foto. Hij had kleine ogen als gevolg van een vermoeiend leven en hij is pas twintig jaar jong. Dan denk ik: vergeet jilla, bro. Bel me een keer op.

Ik zie je, Mo.