Advertentie
Banner

Aandacht voor de afweer

Betere reclame dan een pandemie kan de immunologie zich wellicht niet wensen: het legt bloot aan welke cruciale kennis het nog ontbreekt. Het vakgebied heeft namelijk een marketingprobleem, leest Renée van Amerongen in twee toegankelijke boeken over het afweersysteem. Achter al die nietszeggende afkortingen zitten namelijk allerhande spannende eiwitten, een fascinerend samenspel.

Besproken boeken

Het is de bitterzoete bijvangst van de COVID-19-pandemie: plotsklaps interesseert iedereen zich voor fundamentele wetenschappelijke problemen. Dion Graus, Tweede Kamerlid namens de PVV, ging tijdens de wekelijkse technische coronavirusbriefing in discussie met de Directeur Infectieziektenbestrijding van het RIVM over T-cellymfocyten en de moleculaire werking van vitamine D. De directeur in kwestie, Jaap van Dissel, bleef dwars door alle crises heen stoïcijns genuanceerd antwoord geven (‘Enerzijds… anderzijds…’). En dat alles nagenoeg wekelijks, live en integraal te volgen via NPO Politiek. Je ziet de dames en heren politici met gekromde tenen zitten, tevergeefs wachtend op iets concreets om zich in vast te bijten, zoals een gebrek aan ziekenhuisbedden of mondmaskers waarmee de inmiddels tot nationale coryfeeën uitgegroeide artsen Ernst Kuipers en Diederik Gommers hen confronteren. Maar Van Dissel blijft een wetenschapper pur sang en spreekt in afgewogen volzinnen die meer geschikt lijken voor publicatie (of, toegegeven, soms het Orakel van Delphi) dan evident beleid. Hij had misschien wat meer wetenschapscommunicatietraining kunnen krijgen, maar zwart-wit wordt het nooit, dit rampscenario dat in golven over ons heen spoelt.

De immunologie heeft ‘een marketingprobleem’.

Niet alleen de politiek kreeg een spoedcursus infectieziekten en -bestrijding. Ook de dagelijkse talkshows lieten avond aan avond experts opdraven om geduldig uit te leggen waarom exponentiële groei zo verraderlijk is. Inmiddels knikken we allemaal bevestigend bij de uitspraak dat die R natuurlijk snel onder de 1 moet komen. Maar het blijft complexe materie – het virus, hoe het zich verspreidt, hoe het ons lichaam binnendringt en bovenal de buitengewone onvoorspelbare en verraderlijke manier waarop ons lichaam op de infectie kan reageren en zich tegen ons kan keren.

Het lichaam als sorteermachine

Wie ook goed beslagen ten ijs wil komen aan de vaderlandse talkshowtafel, of natuurlijk gewoon tijdens het kerstdiner (dat uiteraard in de kleinst mogelijke kring en met gepaste onderlinge afstand wordt genoten), doet er goed aan om twee boeken te lezen: Immuun (Engelse editie A Beautiful Cure) van Daniel Davis en An Elegant Defense van Matt Richtel. Beide belichten de menselijke afweer in al haar facetten en slagen er op geheel eigen wijze in om de geheimen van het immuunsysteem in hapklare brokjes aan de lezer aan te bieden.

Inmiddels knikken we allemaal bevestigend bij de uitspraak dat die verraderlijke R snel onder de 1 moet komen.

De immunologie heeft ‘een marketingprobleem’ volgens Richtel, die zich regelmatig verontschuldigt voor de moeilijke woorden die hij moet gebruiken. Ik moet hem schoorvoetend gelijk geven en doe dan maar meteen de volgende bekentenis: ik had helemaal niets met immunologie toen ik het vak in 1997 volgde als onderdeel van mijn studie medische biologie. Immunologen hadden namelijk de vervelende gewoonte om alle moleculen op het oppervlak van de verschillende immuuncellen systematische afkortingen te geven (CD19, CD4, CD8, CD28, etc.). Met deze ‘celmarkers’ kun je B-cellen, T-cellen en alle andere celtypen die betrokken zijn bij de afweer van elkaar onderscheiden. Ik vond het tegelijkertijd onnoemelijk gecompliceerd en gekmakend betekenisloos.

Aan de docent kan het niet gelegen hebben – vrienden kozen destijds wel vol overtuiging voor de immunologie als afstudeerrichting. Ik wijt het aan mijn jeugdige naïviteit en gebrek aan wetenschappelijke ervaring dat ik destijds niet kon inzien hoezeer het vakgebied op dat moment vol in ontwikkeling en beweging was. Pas veel later drong het tot me door dat achter al die nietszeggende afkortingen spannende eiwitten zaten die allemaal een eigen specifieke en cruciale functie hebben en die er samen voor zorgen dat ons immuunsysteem optimaal functioneert.

Pas veel later drong het tot me door dat achter al die nietszeggende afkortingen spannende eiwitten zaten die er samen voor zorgen dat ons immuunsysteem optimaal functioneert.

Zowel Richtel als Davis slaagt erin de intrigerende werking van dit geavanceerde biologische systeem zodanig uit te leggen dat de geïnteresseerde lezer geen moment de draad kwijtraakt. Inhoudelijk overlapt de materie – wat niet zo vreemd is, aangezien beide de grote doorbraken in het nog jonge vakgebied van de immunologie beschrijven. Hoe is ons immuunsysteem bijvoorbeeld in staat om onderscheid te maken tussen ‘zelf’ en ‘niet zelf’? Anders gezegd, waarom valt het wel ziekteverwekkers (zoals bacteriën en virussen) aan die ons lichaam binnendringen, maar laat het onze eigen lichaamscellen doorgaans met rust? Om een tipje van de sluier op te lichten: ons lijf blijkt een geweldige sorteermachine. Alle B- en T-cellen die iets lichaamseigens herkennen worden er zorgvuldig uitgefilterd. De rest blijft de boel geduldig surveilleren en komt pas in actie wanneer er een lichaamsvreemd signaal wordt opgepikt. Waarom keert het eigen immuunsysteem zich dan soms toch per ongeluk tegen ons eigen lijf, met auto-immuunziektes tot gevolg? En waarom slaagt het er tegelijkertijd niet in om ontspoorde lichaamscellen op te ruimen, zodat kankercellen zich ongebreideld kunnen vermenigvuldigen? Het blijkt allemaal een fascinerend samenspel tussen onze individuele genetische eigenschappen, verschillende omgevingsfactoren én het immuunsysteem. Vaccins, antibiotica, het microbioom, onze doorgeslagen hang naar hygiëne, de invloed van stress en het belang van slaap: ze passeren allemaal de revue. Op de keper beschouwd is het eigenlijk te veel voor één boek – en toch lukt het zowel Richtel als Davis de lezer een compleet en samenhangend verhaal voor te schotelen.

Op de keper beschouwd is het eigenlijk te veel voor één boek – en toch lukt het zowel Richtel als Davis de lezer een compleet en samenhangend verhaal voor te schotelen.

Ik las de Nederlandse vertaling van A Beautiful Cure: Immuun. Het begin voelde wat stroef en ik kreeg de indruk dat ik af en toe het Engelse ritme en de oorspronkelijke zinsopbouw kon herkennen. Dat zat me later minder in de weg. Davis, een Britse immunoloog die een eigen onderzoeksgroep leidt aan de Universiteit van Manchester, bekijkt en beschrijft – hoe kan het ook anders – de ontwikkelingen in zijn vakgebied door de lens van een wetenschapper, die het wetenschappelijk bedrijf duidelijk van binnenuit en tot in de puntjes kent en begrijpt. Hij breekt herhaaldelijk een lans voor door nieuwsgierigheid gedreven onderzoek en legt verbanden tussen de basale ontdekkingen die hieruit voortkwamen, en de medische toepassingen die pas veel later volgden. Hij erkent dat grote doorbraken het gevolg zijn van veel verschillende, kleinere bijdragen aan het geheel en bespreekt daarbij ook de nukken en grillen van de betrokken onderzoekers. Die komen er dan ook niet allemaal even rooskleurig vanaf. Zo gaan de eerste pagina’s van Immuun uitgebreid in op het gesteggel rond de Nobelprijs voor de Geneeskunde van 2011, dat de (voor de prijs gepasseerde) Franse immunoloog Bruno Lemaitre lijkt te hebben geïnspireerd tot het schrijven van een essay getiteld Science and Narcissism (ondertitel: How do High-Ego PersonalitiesDrive Research in Life Sciences?).

Geen immuunsysteem is hetzelfde

Wie bang is dat het boek van Davis misschien een iets te grote sprong in het diepe is – een angst die overigens ongegrond is, want de immunoloog schrijft pakkend, toegankelijk en informatief – vindt een alternatief in An Elegant Defense. Matt Richtel combineert prijswinnende onderzoeksjournalistiek voor onder andere The New York Times met het schrijven van romans en populairwetenschappelijke boeken. Hij dompelt de lezer op geraffineerde wijze onder in de wetenschappelijke details aan de hand van vier raamvertellingen, waarin we de persoonlijke verhalen en worstelingen volgen van Jason (een kankerpatiënt met Hodgkin-lymfoom), Bob (besmet met het hiv-virus), Linda (een succesvolle en gestreste zakenvrouw met reumatoïde artritis) en Meredith (wier op hol geslagen immuunsysteem haar eigen lichaam continu aanvalt). Het nadeel van deze persoonlijke insteek is dat het boek oer en oer-Amerikaans blijft en doorspekt is met anekdotes over little league baseball, roadtrips en gebrekkige ziektekostenverzekeringen. Het zou me niet verbazen als het om deze reden nog niet in het Nederlands vertaald en verschenen is. Het feit dat de doodzieke Jason ook nog eens een goede jeugdvriend van de auteur is, zorgt bovendien voor enige ambivalentie. Want lezen we hier nu de memoires van de auteur of verkennen we de wondere wereld van het immuunsysteem?

Misschien is een pandemie, die haarfijn blootlegt hoeveel kennis we nog ontberen, wel de beste reclame die de fundamentele wetenschap zich kan wensen.

Desondanks is het grootste deel van het meer dan vierhonderd pagina’s tellende boek wel degelijk gewijd aan de nitty-gritty details van de moleculaire en celbiologische processen die het immuunsysteem aansturen. Richtel maakt daarbij veelvuldig gebruik van metaforen en schuwt de diepgang niet, getuige de afkortingen en celmarkers die de lezer om de oren vliegen (al gaat hij soms wel iets te kort door de bocht naar mijn smaak). Aardig detail is de acte de présence van een jonge Anthony Fauci, die inmiddels directeur is van het National Institute of Allergy and Infectious Diseases en zich voor de ondankbare taak geplaatst zag om het puin van de corona-aanpak van het kabinet-Trump te ruimen.

An Elegant Defense en A Beautiful Cure dateren beide van vóór de COVID-19-pandemie. De auteurs besteden echter wel aandacht aan andere grote en ontwrichtende epidemieën – Richtel aan de opkomst van hiv/aids in de jaren tachtig en de zoektocht naar virusremmers in de jaren negentig, Davis aan minder recente uitbraken met desastreuze gevolgen, zoals de grieppandemie van 1918. Ze gaan daarbij onder andere in op het gegeven dat individuele genetische verschillen in belangrijke mate bepalen hoe ons lichaam op een specifieke infectie reageert. Met de kennis van nu lezen zulke paragrafen toch anders – je trekt onbewust parallellen naar de dag van vandaag, waarin nog zoveel onbekend en onduidelijk is.

Kortom, twee aanraders voor iedereen die de afgelopen maanden met een mengsel van ontzag en bewondering naar het immuunsysteem is gaan kijken en die nu meer wil weten. Misschien is een pandemie, die haarfijn blootlegt hoeveel kennis we nog ontberen, wel de beste reclame die de fundamentele wetenschap zich kan wensen. Nu maar hopen dat deze interesse zal blijven, als we van het nieuwe normaal weer teruggaan naar het oude normaal.