Luisteren als verzet: de lof van het nietsdoen
Hoe ontwikkelen we alternatieve vormen van betrokkenheid en verzet in een wereld die draait om productiviteit? Biedt een praktijk van luisteren een oplossing? In een essay over de paradox van een falen dat wordt ingezet in een succesvolle schrijfpraktijk, onderzoekt NIAS-fellow Miriam Rasch de spanning tussen mislukken en slagen.
Besproken boeken
Het is alweer een poos geleden dat ik begon aan een persoonlijk project, genaamd The Human Cat. Ik zou welbewust falen als mens – ik was al goed op weg, zonder vaste baan of vriendje en met alleen een Master Geesteswetenschappen om voor me in te staan – maar ik zou slagen als kat. Het project was zowel bedoeld als kritiek op ‘het systeem’, dat ik toen maar niet kon kraken, als een manier om mezelf wat welverdiende rust en ontspanning te gunnen. Nietsdoen als een vorm van protest – dat zou nog eens win-winsituatie zijn.
Om te beginnen registreerde ik een website. In mijn hoofd groeide De Menselijke Kat uit tot een soort gesamtkunstwerk met een dagboek, foto’s, video’s en uiteindelijk een kunstenaarsboek. Maar het liep op niets uit. Ik gaf de hele zaak al snel op, zonder ook maar een kopje te hebben gegeven. Ik had de tijd niet om te falen – er was huur te betalen en verzekeringen, om nog maar te zwijgen van het kattenvoer voor de volmaakt geslaagde harige vriend die al bij me inwoonde. In zekere zin was het project een perfecte flop, omdat het doen van niets inderdaad tot niets leidde.
Tot ik enkele jaren later een essay schreef over mijn mislukte poging om kat te worden, en dat vervolgens in een boek werd gepubliceerd. Daarmee was de cirkel van falen in het falen rond. Ik had me voorgenomen om niets te doen, slaagde zelfs daar niet in, maar zette het vervolgens wel in een boek. Nu was het opeens iets. Een eerbiedwaardige kritiek.
Het is een paradox die me sindsdien achtervolgt: hoe kun je nietsdoen en er alsnog over spreken? Hoe stap je buiten de productiviteitscyclus, om daar vervolgens verslag over uit te brengen? Hoe te ontsnappen aan de tegenspraak tussen falen en daar vervolgens met succes over vertellen?
***
Sinds the-human-cat-punt-weblog-punt-com is het er niet bepaald rustiger op geworden. Nietsdoen, niet mee kunnen komen, weigeren gedisciplineerd te worden, is een vorm van protest die des te dringender aanvoelt – zelfs voor de enigszins succesvolle professional die ik geworden ben. We worden constant onder druk gezet om ons uit te spreken, onze meningen en prestaties, ons uiterlijk, ons eten, onze kat (althans, online) te delen. Jezelf afzijdig houden schaadt vooral jezelf – voor onzichtbaarheid betaal je tegenwoordig een hoge prijs. Wie zal je laatste artikel lezen als het niet online circuleert? Hoe zullen je vrienden zich herinneren dat ze om je geven als ze je niet regelmatig in hun feeds zien?
De constante drang tot productiviteit en zelfexpressie maakt de behoefte aan afzondering alleen maar groter. Tenminste, voor mij. Ik heb mezelf altijd beschouwd als iemand die eerder eenzaam door de woestijn zou zwerven op zoek naar openbaring, dan zich met een stel kameraden aan te sluiten bij een revolutie. Ik kan oprecht verlangen naar een leven zoals dat van Suster Bertken, een non uit vijftiende-eeuws Utrecht die een cel voor zichzelf liet bouwen in een kerk en daar 57 jaar doorbracht, ingemetseld. Tegelijkertijd voelt het een beetje misleidend om als schrijver of filosoof te zeggen dat je een loser bent of wilt zijn. Heb ik niet iets te zeggen? Ik voel een merkwaardige innerlijke drang om iets bij te dragen, ik kan er niets aan doen. (Ik heb mezelf net vijf maanden opgesloten in een wit kamertje om een boek te schrijven over het feit dat ik me niet online wil engageren – ik bedoel maar.) Zelfs Suster Bertken was een gepubliceerd auteur en had blijkbaar veel bezoekers aan haar cel, op zoek naar advies of gewoon een luisterend oor.
Dat brengt me bij de kernvraag: wat zijn alternatieve manieren om betrokken te zijn – laat staan in verzet te komen – zonder, nou ja, te veel betrokken te zijn? Als een soort productiviteitsgoeroe kritiekjes schrijven op productiviteit voelt toch wat tegenstrijdig. Bovendien worden kritische alternatieven doorgaans snel aangepast om alsnog in het systeem te passen. Mindfulness wordt gecoöpteerd door het kapitalisme, yoga wordt aangeboden door je ziektekostenverzekering, ruimte om te spelen maakt deel uit van de architectuur van Silicon Valley – en de lof van het nietsdoen wordt vlot opgenomen in het neoliberale regime waarin we leven en werken. Vervolgens wordt het een project op zich, met doelen en resultaten, en God verhoede, een projectleider. De moeilijke vraag is: is het überhaupt mogelijk om niets te doen buiten dit systeem? En het vervolgens te verkondigen aan de wereld? Of is dat niet nodig om van engagement of verzet te kunnen spreken?
***
Twee korte opmerkingen. Ten eerste wil ik eens goed kijken naar het woord project. Het doen van een project is inherent productief. Je projecteert iets in de toekomst, en in onze tijd gaat dat gepaard met doelen, mijlpalen en planningen. Zoals Sartre al aangaf, is het menselijk leven zelf een project – of zou het dat moeten zijn –, waarin we onszelf voortstuwen om te worden wie we willen zijn, in al onze vrijheid. Ik hoor je, Sartre, alleen word ik al moe als ik eraan denk.
Als kleine stap voorwaarts stel ik voor om het woord ‘oefening’ te gebruiken in plaats van project. Een oefening klinkt artistiek, maar belangrijker: ze kent geen einde. Als je faalt, zelfs als je faalt in het falen, word je de volgende dag wakker en begin je opnieuw te oefenen, for better or for worse. In plaats van een volgend egocentrisch project met een website op te zetten (ter verdediging, The Human Cat was min of meer pre-Facebook), kunnen oefeningen in terugtrekking struikelende, stotterende vormen van ‘verzet’ zijn – hoewel ook dit woord, vanwege de aard van terugtrekking zelf, steeds aarzelend moet worden opgevat. Een oefening is onvolmaakt en modderig, maar ook iets wat je op elk moment kunt oppakken, zoals een taal leren of piano spelen. (Of yoga of mindfulness.)
***
Ten tweede. De afgelopen jaren heb ik gewerkt aan het thema luisteren. Ik geloof dat luisteren een praktijk is die de behoefte aan afzondering en engagement combineert. Op het eerste gezicht lijkt luisteren passief, een terugtrekken in de stilte, misschien zelfs de onderwerping aan een ander, als in ‘nu luister je naar mij!’ Maar ik ben het gaan begrijpen als een ‘derde’ – iets dat de binariteit van zwijgen of spreken, van activiteit of passiviteit, doorbreekt. Van je terugtrekken in een stenen cel of meedoen aan het sociale project van revolutie. Iets, naar Simone Weil, dat een ‘passieve activiteit’ is. Als je eenmaal begint met het oefenen van je oren, zul je merken dat het een bijzonder soort doen is, ondanks het ervoor noodzakelijke zwijgen. (Ik vermoed dat zwijgen op zich voor veel mensen al iets is dat ze actief moeten oefenen.)
Natuurlijk wordt ook luisteren misbruikt; door politici die keer op keer beloven om naar ‘het volk’ te zullen luisteren en door CEO’s die beweren dat ze hun bedrijf hebben veranderd door simpelweg naar hun werknemers te luisteren (omdat ze zich dan gehoord voelen en daardoor harder zullen werken). Je zou dit ‘performatief luisteren’ kunnen noemen, of luisteren als project, met eigen doelen, doelstellingen en mijlpalen.
Maar dat is niet het luisteren dat ik wil oefenen. Als je passief-actief luistert, komt er een relatie tot stand met datgene waarnaar geluisterd wordt, of dat nu een ander mens, een vogel, de oceaan of jezelf is. Deze relatie is statisch noch neutraal. Pauline Oliveros, de componiste die de praktijk van ‘diep luisteren’ ontwikkelde, noemt het ‘het luistereffect’: luisteren, zelfs als het in stilte gebeurt en zonder ook maar een gebaar, verandert de wereld. En de wereld verandert op haar beurt jou. Als je luistert, ben je zowel toehoorder als actor. We vinden het meestal onwenselijk om aan de ontvangende kant te staan, maar zou het kunnen dat juist daar nietsdoen verandert in protest? Ik hoor graag wat je daarvan vindt.
Vertaling Merlijn Olnon