Advertentie
Banner

Waarachtige wereldgeschiedenis: in gesprek met James Poskett

Nu de eerder doodverklaarde geschiedenis haar wederopstanding beleeft op het wereldtoneel, is het voorstelbaar maken van een toekomst die beter is dan het heden belangrijker dan ooit. In deze reeks gaat Lukas M. Verburgt in gesprek met prominente historici om erachter te komen wat dit betekent voor de rol van de geschiedenis in het heden. Waarom en hoe bestuderen zij het verleden? Welke historische kennis streven zij na in hun werk? Wat maakt deze kennis relevant? Op welke manieren helpt hij ons het heden beter te begrijpen en alternatieve toekomsten voor te stellen?

Besproken boeken

Lukas M. Verburgt (1989) is filosoof en wetenschapshistoricus en is op dit moment als fellow verbonden aan het Netherlands Institute for Advanced Study in the Humanities and Social Sciences (NIAS), aan wiens voormalige directeur – Henk Wesseling – deze reeks haar naam dankt.

James Poskett (1985) is universitair hoofddocent aan de Universiteit van Warwick. Zijn meest recente boek Horizons: The Global Origins of Modern Science (Mariner Books 2022) verschijnt in augustus in Nederlandse vertaling bij Ambo|Anthos.

James Poskett is wetenschapshistoricus en een prominente stem binnen de recente ‘mondiale wending’ (‘global turn’) die het vakgebied sinds enkele jaren doormaakt. De centrale vraag hierbij is hoe een niet-eurocentrische geschiedenis van de wetenschap eruit zou kunnen of moeten zien. En vooral: wat het in praktische zin betekent om zo’n mondiale geschiedenis van de wetenschap te schrijven en hoe dit het best gedaan zou kunnen worden. Recent verscheen van zijn hand het alom geprezen Horizonnen. Een mondiale geschiedenis van de wetenschap

[Lukas M. Verburgt] Er zijn op dit moment meerdere benaderingen van de mondiale wetenschapsgeschiedenis in zwang. Wat is jouw positie?

[James Poskett] Een van de centrale punten in mijn boek is dat wetenschap het product is van een mondiale culturele uitwisseling. Dit betekent voor alles dat het geen abstracte, intellectuele geschiedenis is. Het gaat juist over de materiële factoren die een rol spelen wanneer verschillende culturen met elkaar in contact komen. Een ander belangrijk punt is dat ik de wetenschapsgeschiedenis benader vanuit het perspectief van de wereldgeschiedenis. De wetenschap is er onderdeel van en wordt bepaald door grootschalige ontwikkelingen op het niveau van de samenleving, politiek, economie, cultuur. Mijn boek is dus ook geen conceptuele geschiedenis. Het gaat mij juist om de vraag hoe grootschalige processen zoals het ontstaan van Atlantische imperia, de slavernij, de industriële revolutie en dekolonisatie via de cultuur de wetenschap hebben veranderd. Dit is waar het mij om te doen is.

De meeste big history-boeken zijn misleidend apolitiek, juist omdat ze dit verhaal als wetenschappelijk en neutraal presenteren. Ze doen alsof de geschiedenis van de wetenschap losstaat van geschiedenissen van slavernij, ras, kolonialisme, en industrialisatie.

[LV] De mondiale geschiedschrijving is op dit moment enorm populair. Hoe kijk jij aan tegen big history-bestsellers? Voel je een verwantschap of ben je – net zoals David Wengrow (*) – juist kritisch?

[JP] Ik ben in ieder geval geen groot fan. Het probleem is dat dit soort boeken vaak erg sciëntistisch zijn. Ze worden gepresenteerd als quasiwetenschappelijk, als het gaat om de historische methode die ze hanteren en, bijvoorbeeld, het soort bronnen waar ze uit putten – de natuurkunde, biologie, archeologie, wiskunde, et cetera. Het resultaat is meestal een heel abstract verhaal over de ontwikkeling van de menselijke ratio. Met als onderliggend narratief zoiets als: de mens is van nature een nieuwsgierig, onderzoekend wezen en het verhaal van de wetenschap is het verhaal van de triomf van onze menselijke aard over de natuur. Zoals Wengrow ongetwijfeld ook heeft benadrukt, is dit precies het narratief dat tijdens de Verlichting in Europa ontstond. Als zodanig is het door en door politiek. De meeste big history-boeken zijn misleidend apolitiek, juist omdat ze dit verhaal als wetenschappelijk en neutraal presenteren. Ze doen alsof de geschiedenis van de wetenschap losstaat van geschiedenissen van slavernij, ras, kolonialisme, en industrialisatie. Het stelt lezers in staat om die aspecten te negeren. Dit verklaart waarschijnlijk waarom Big Techreuzen van big en deep history houden maar sociaal en politiek geëngageerde mensen vaak minder.

[LV] Je suggereert dat de wetenschap politiek is; dat het een eigen politiek heeft. Wat bedoel je hier precies mee?

[JP] Het idee dat de wetenschap haar eigen politiek heeft was tot voor kort taboe in het Westen, vooral tijdens de Koude Oorlog: het was toen strategisch van groot belang om te zeggen dat de wetenschap apolitiek is, ook al is dat natuurlijk niet waar. De wetenschap is op verschillende niveaus politiek. Denk bijvoorbeeld aan het simpele feit dat politici beslissingen over en op basis van de wetenschap maken. Mijn opvatting, en ik denk die van veel professionele wetenschapshistorici, is dat de wetenschap ook in meer fundamentele zin politiek is: wetenschappelijke theorieën, methoden en praktijken geven uiting aan en belichamen uiteenlopende opvattingen over de politiek en over de organisatie van de maatschappij. Dit punt werd een lange tijd geleden voor het eerst gemaakt in Steven Shapin en Simon Schaffers bekroonde Leviathan and the Air-Pump (Princeton UP 1985). Alle oplossingen van problemen met betrekking tot kennis zijn oplossingen van problemen met betrekking tot de sociale orde. Ik denk dat je dit punt echt heel ver kunt doorvoeren. Het is hier belangrijk om op te merken dat politieke filosofieën ook vaak streven naar wetenschappelijkheid. Dit geldt niet alleen voor het marxisme maar voor alle politieke filosofieën die sinds de achttiende eeuw zijn geformuleerd, van radicaal tot conservatief.

Er zijn al met al verschillende fundamentele manieren waarop de wetenschap politiek is. Het doel van de wetenschapsgeschiedenis is wat mij betreft om te kijken naar de politiek in de periode van de wetenschap waarnaar gekeken wordt en te bestuderen hoe het de wetenschap binnensijpelt. In de vroegmoderne periode gebeurde dit grotendeels via de theologie en bijvoorbeeld ook via de handel. Langs deze weg oefenden heersende politieke overtuigingen invloed uit op welk onderzoek wel en welk onderzoek niet werd gedaan, wie dit onderzoekt uitvoerde, en welke methoden hiervoor als legitiem werden beschouwd. Zo’n manier van kijken is natuurlijk niet alleen relevant voor Europese contexten. Het werkt net zo goed voor historisch onderzoek naar wetenschap ten tijden van het Mogolrijk in het Indische subcontinent of de Ming-dynastie in China.

Je kunt simpelweg geen mondiale wetenschapsgeschiedenis schrijven als je altijd koste wat kost de gehele canon erin wilt opnemen.

[LV] Een veelgehoorde kritiek op mondiale wetenschapsgeschiedenissen, zoals ook jij die in Horizonnen optekent, is dat ze het Westen te veel buiten beschouwing laten. Alsof de zogenoemde ‘provincialisering’ van Europa is doorgeschoten… (JP lacht…) Wat vind je daarvan?

[JP] Sommige commentatoren spreken van een ‘nieuwe orthodoxie’. Ze stellen dat de mondiale wetenschapsgeschiedenis inmiddels is uitgegroeid tot de heersende standaard. En vaak benadrukken ze dan inderdaad dat een probleem hiervan is dat het Westen uit beeld verdwijnt. Dit verbaast me. Er zijn door meerdere generaties duizenden pagina’s volgeschreven over de geschiedenis van de wetenschap in het Westen. Ook is het zo dat veel boeken die pretenderen mondiale wetenschapsgeschiedenissen te zijn in feite voor, zeg, 90 procent bestaan uit het herhalen van het oude verhaal en 10 procent besteden aan China of India. Dit is natuurlijk een groter probleem, dat bijvoorbeeld ook voor de dekolonisatie van de canon geldt. Mijn boek pakt het radicaal anders aan. Ik begin alle hoofdstukken geografisch gezien buiten Europa. En stelde mezelf steeds ten doel om na te gaan wat het betekent om vanuit dit perspectief over de geschiedenis van de wetenschap te schrijven. Ik ben echt alleen maar blij als mensen vinden dat ik deze aanpak te ver heb doorgevoerd. Mijn geduld is echt op als het gaat om die ene, eeuwige vraag: ‘waar zijn Galileo, Kepler, Newton en Darwin?’ Je kunt simpelweg geen mondiale wetenschapsgeschiedenis schrijven als je altijd koste wat kost de gehele canon erin wilt opnemen. Het eerste dat ik deed toen ik aan Horizonnen begon, was dus de canon in de prullenmand gooien.

[LV] Kan het doel van de mondiale wetenschapsgeschiedenis niet óók zijn om tot een omvattender verhaal te komen waar het Westen ook deel van uitmaakt? Of is het nodig om het Westen, in ieder geval voorlopig, buiten beschouwing te laten?

[JP] Het Westen zit zeker in mijn boek. Alleen op een andere manier. Het gaat veel over mensen uit Europa die op andere plekken in de wereld actief waren. Het gaat ook over hoe wat Newton deed verbonden was aan wat anderen elders op dat moment deden. En een significant deel van het boek is gericht op de wetenschap in keizerlijk en Sovjet-Rusland, dat een soort drempelruimte (‘liminal space’) inneemt, noch Europees, noch Aziatisch. De vraag hoe zoiets als de Russische wetenschap past in een mondiale wetenschapsgeschiedenis interesseert mij mateloos.

Ik las een andere recensie van het boek waarin juist werd betoogd dat het niet mondiaal genoeg is. Daar ben ik een stuk gevoeliger voor dan de kritiek dat ik het te weinig over het Westen heb.

[LV] Ik zou zo meteen iets dieper willen ingaan op de vraag wat het van een historicus vraagt om mondiale wetenschapsgeschiedenis te bedrijven. Maar zou je eerst nog iets willen vertellen je eerste stappen in het veld en hoe het zich verhoudt tot je eerdere werk?

[JP] Voor mij hangen deze vragen allemaal met elkaar samen. Ik denk dat ik me vanaf het moment dat ik aan mijn promotieonderzoek begon heb afgevraagd wat het in de praktijk betekent om de geschiedenis van de wetenschap op mondiale schaal te bestuderen. Aan het begin van de twintigste eeuw hadden historici het al over een ‘mondiale wending’, maar dat was toen allemaal nog erg vaag en abstract. Voor mij persoonlijk was het werk van Sujit Sivasundaram, hoogleraar Wereldgeschiedenis aan de Universiteit van Cambridge en auteur van onder andere Waves Across the South: A New History of Revolution and Empire (University of Chicago Press 2020), erg belangrijk, vooral als het gaat om reflectie op wat een mondiale wetenschapsgeschiedenis is of zou kunnen zijn. Maar wat mij altijd het meest geïnteresseerd heeft, is wat het betekent om het te doen en wat er gebeurt als je het doet.

Onder vakgenoten groeide de afgelopen decennia het besef dat de geografische, thematische en chronologische focus van de discipline te smal, of eigenlijk gewoon onhoudbaar was.

Mijn eerste boek, dat voortkwam uit mijn promotieonderzoek, was een mondiale geschiedenis van de frenologie, de negentiende-eeuwse wetenschap van schedels en de geest. Het was een soort experiment, bedoeld om erachter te komen hoe je dat eigenlijk doet; de wetenschap vanuit mondiaal perspectief historisch bestuderen, verschillende delen van de wereld met elkaar in contact brengen, erachter komen hoe de politiek van een plek verbonden was met die van een andere plek. Hoe abolitionisme in de Verenigde Staten iets te maken kreeg met nieuwe ideeën over de menselijke geest in India. Het boek deed aan mondiale wetenschapsgeschiedenis op kleinere schaal en beperkt tot de negentiende eeuw. Daarna begon ik na te denken over iets groters…

Het is onder wetenschapshistorici lange tijd not done geweest om je bezig te houden met het grote plaatje. De discipline was en is eigenlijk nog steeds volledig gericht op casestudies, veel meer dan de mainstream academische geschiedenis. Dit geldt met name voor wetenschapshistorici in de Anglo-Amerikaanse wereld. Ik realiseerde me dat er geen goed toegankelijk handboek bestond waarin de meest recente inzichten op het gebied van de mondiale wetenschapsgeschiedenis bijeen worden gebracht. Dat frustreerde me. Onder vakgenoten groeide de afgelopen decennia het besef dat de geografische, thematische en chronologische focus van de discipline te smal, of eigenlijk gewoon onhoudbaar was. Het werd mijn doel om alle nieuwe inzichten over de wetenschap zoals die buiten Europa en door niet-canonieke, vergeten of, beter gezegd, onzichtbaar gemaakte figuren werd bedreven te verzamelen in een groot verhaal. Het moest een big picture-geschiedenis worden die geen deep history was. Ik wist; er moet een midden bestaan tussen een studie naar een groepje wetenschappers in achttiende-eeuws Edinburgh en een verslag van 50.000 jaar menselijke vernuft. Dat is in ieder geval wat ik heb proberen te doen.

[LV] Horizonnen is, zoals je zegt, dus vooral een synthetiserend werk, waarin recent historisch onderzoek wordt samengebracht. Ik zou me kunnen voorstellen dat veel mensen over een historicus die schrijft over de mondiale wetenschapsgeschiedenis denken: die spreekt en leest vast twaalf verschillende talen… Anders gezegd: om wat voor specifieke expertise vraagt mondiale geschiedschrijving?

[JP] Er zijn verschillende opvattingen over wat een mondiale wetenschapsgeschiedenis is en dus ook over hoe het moet worden geschreven. Ik richtte me op synthese, wat er in de praktijk op neerkwam dat ik zo veel mogelijk van de bestaande literatuur heb gelezen. Omdat veel van dit werk nogal academisch en abstract is, verdiepte ik me ook vaak in de primaire bronnen, bijvoorbeeld om een bepaald figuur in mijn boek tot leven te brengen. Dat waren dan Engelse of Franse bronnen. Er is de afgelopen jaren ook ontzettend veel geweldig vertaalwerk verricht waar nog weinig gebruik van wordt gemaakt. Je hebt nu met een paar klikken toegang tot vertalingen van wetenschappelijke geschriften uit vroegmodern China. Of van geleerden die schreven in het Perzisch of Sanskriet. Maar; ja, ook hier gaat het dus om het gebruikmaken van bestaande literatuur.

Maar wat wordt als een waardevolle wetenschappelijke publicatie gezien? Toen ik met Horizonnen bezig was, zei iemand nog tegen me dat het boek me geen vaste aanstelling zou opleveren, omdat het ‘slechts synthetiserend’ is.

Het is zeker zo dat het voor historici die aan mondiale geschiedschrijving doen nuttig kan zijn om nieuwe talen te leren. En daar zou binnen de universiteit ook ruimte voor moeten worden gemaakt. Maar het is de vraag wat je er als individuele onderzoeker aan hebt om meerdere talen te kennen. Als je er echt heel veel kent, oké. Stel dat ik klassiek Chinees leer. Dan kan ik een bepaalde periode in de Chinese wetenschapsgeschiedenis bestuderen. Maar hoe zit het dan met Sanskriet, Hindi, Perzisch, Arabisch, Japans, et cetera? Het antwoord lijkt me duidelijk; je hebt collega’s nodig. Of beter gezegd, goede mondiale geschiedenis vraagt erom dat historici in de toekomst meer en op andere manieren gaan samenwerken. Er zouden binnen universiteiten duurzame teams gevormd moeten worden waarvan de leden verschillende talen spreken. Zoiets is institutioneel gezien natuurlijk niet eenvoudig voor elkaar te krijgen. En bovendien spelen er ook andere factoren. Denk bijvoorbeeld aan wat als een waardevolle wetenschappelijke publicatie wordt gezien. Toen ik met Horizonnen bezig was, zei iemand tegen me dat het boek me geen vaste aanstelling aan een Amerikaanse universiteit zou opleveren, omdat het ‘slechts synthetiserend’ is. Alsof ik daar iets om geef…! Het gaat er volgens mij dus ook om dat we academische instituties creëren waarin dit soort werk wordt gewaardeerd. Waarin het niet alleen gaat om het produceren van zo veel mogelijk specialistische publicaties, maar ook over het publiceren van boeken die een constructieve, praktische bijdrage leveren aan een bepaald soort onderzoek, in dit geval de mondiale wetenschapsgeschiedenis. 

De wetenschap ontwikkelt zich niet vanzelf, maar op basis van keuzes. En deze keuzes worden deels bepaald door niet-wetenschappelijke factoren. 

[LV] Dit brengt me op een andere vraag: wat is de ambitie van Horizonnen als het gaat om het publiek waar het voor geschreven is?

[JP] Het wordt als trade book uitgegeven, dus voor een ‘algemeen publiek’. Vooral om tegenwicht te bieden aan al die old school-wetenschapsgeschiedenis die iedereen in Groot-Brittannië op school, op tv en op de radio voortdurend voorgeschoteld krijgt. Radio 4 heeft de afgelopen tien jaar denk ik vijf programma’s gewijd aan Darwin en geen enkele aan een niet-Europese wetenschapper! Een wat politiekere, mondiale wetenschapsgeschiedenis leek me echt hoognodig. Hopelijk geeft het lezers een gevoel van agency en maakt het wetenschappers, politici en beleidsmakers bewust van hun publieke verantwoordelijkheid. De wetenschap ontwikkelt zich niet vanzelf, maar op basis van keuzes. En deze keuzes worden deels bepaald door niet-wetenschappelijke factoren. Het doet er dus toe om als samenleving te beseffen dat we een keuze hebben als het gaat om de wetenschap en om er samen goed over na te denken wat voor soort wetenschap we willen. Als de geschiedenis één ding laat zien, is het dat een andere toekomst, ondanks alles, altijd mogelijk is. Dat geldt ook voor de wetenschap.

Natuurlijk heb ik het boek ook geschreven als actueel overzichtswerk voor vakhistorici. We proberen al zo’n tien à vijftien jaar de wetenschapsgeschiedenis ‘mondiaal’ te maken. Een boek dat laat zien waar we nu staan, leek me nuttig, zowel voor collega’s als hun studenten. Ik hoop dat Horizonnen zal bijdragen aan het debat over wat we de komende jaren binnen de wetenschapsgeschiedenis willen doen, wat onze doelen zijn, onze ambities. Het lijkt me geweldig als een jonge promovendus mijn boek leest en denkt: ‘Nee, dit is niet wat de mondiale wetenschapsgeschiedenis zou moeten zijn; ik ga het op een andere manier doen.’

[LV] Hoe ziet de toekomst van de mondiale wetenschapsgeschiedenis er wat jou betreft uit? Is het voorstelbaar dat de toevoeging ‘mondiaal’ op een gegeven moment overbodig wordt?

[JP] Ja, dat zou geweldig zijn! Het doet me denken aan de jaren ’80-’90, toen sociale wetenschapsgeschiedenis the next big thing was. Alle boeken hadden toen ‘een sociale geschiedenis van…’ als titel. Dat doet nu bijna niemand meer. Het is overbodig geworden. Vanzelfsprekend. Het idee dat iets soortgelijks op een gegeven moment ook voor ‘mondiaal’ zal gelden spreekt me erg aan. Dat jonge mensen zich het hoofd breken over waarom iemand ooit serieus heeft kunnen denken dat een wetenschapsgeschiedenis die alleen over West-Europa gaat ergens op slaat. 


(*) NIAS-Wesselingreeks #1, ‘Something is rotten, in big history’, interview met David Wengrow, dNBg 2022#3 (juni-juli), 36-37.