Advertentie
Banner website Boekengids v2

Misdaad en beloning

Raskolnikov, Humbert Humbert – de relatie tussen literatuur en criminaliteit ligt soms meer voor de hand dan we denken. Barbara Zwirs pleit in haar genomineerde essay dan ook voor een reclasseringsmodel via de letteren: ‘In de geesteswetenschappen wordt het alleen maar gestimuleerd om vanuit verschillende invalshoeken naar literatuur te kijken, dus waarom niet vanuit een criminologisch perspectief?’

I

In het najaar van 2021 sprak de Britse rechter Timothy Spencer een bijzonder vonnis uit: een 21-jarige man uit de Engelse stad Lincoln mocht kiezen tussen een gevangenisstraf of het lezen van klassieke literatuur. De jongeman – schuldig bevonden aan het bezitten van een grote hoeveelheid rechts-extremistische documenten – koos, hoe kan het ook anders, voor de literatuur. Zijn tweejarige celstraf werd voorwaardelijk en het lezen van Engelse klassiekers werd als bijzondere voorwaarde bij zijn reclasseringstoezicht opgelegd. Nadat de rechter hem had laten beloven zich niet meer in extremistisch materiaal te verdiepen, deed hij hem wat literatuursuggesties: Austens Pride and Prejudice, Shakespeares Twelfth Night en A Tale of Two Cities van Dickens. Hij raadde hem aan te beginnen met Pride and Prejudice. Na vier maanden zou hij hem overhoren. Niet alleen de uitspraak was opmerkelijk, de literatuurvoorstellen ook.

Dat een rechter literatuur voorschrijft, is geen alledaagse juridische praktijk. Er zijn twee vergelijkbare gevallen in andere landen bekend. In de Verenigde Staten moesten vijf jongeren in 2016 een jaar lang één boek per maand lezen, omdat ze een schoolgebouw met hakenkruizen en racistische leuzen hadden beklad. De bedoeling van deze rechter was duidelijk; de boekenlijst waaruit gekozen kon worden, bevatte boeken als Nacht van Elie Wiesel, De vliegeraar van Khaled Hosseini en Ik weet waarom gekooide vogels zingen van Maya Angelou, oftewel boeken die de jongeren wat zouden leren over de Holocaust, rassenscheiding en discriminatie. In België kreeg een verkeersovertreder in 2012 een boete opgelegd en de opdracht om Tonio te lezen, een autobiografische roman van Van der Heijden over zijn zoon die bij een aanrijding om het leven kwam. Ook in deze zaak was het doel van de rechter duidelijk: de verkeersovertreder moest leren inzien tot wat voor leed zijn onverantwoordelijke rijgedrag zou kunnen leiden.

Het wordt in de geesteswetenschappen alleen maar gestimuleerd om vanuit verschillende invalshoeken, zoals psychologie, sociologie en filosofie naar literatuur te kijken, dus waarom niet vanuit een criminologisch perspectief?

De uitspraken in de Belgische wegpiraatzaak en de Amerikaanse racismezaak werden uitgebreid besproken in de opiniepagina’s van Nederlandse dag- en weekbladen, met name door publicisten met een geesteswetenschappelijke achtergrond. Het lijkt me bij uitstek ook voer voor juristen en criminologen, maar zij waren opvallend afwezig in deze discussie. Het kan zijn dat zij deze gedachtewisselingen binnen hun eigen juridische torens voeren, maar feit is, dat er tot op heden nog geen gevallen bekend zijn van Nederlandse rechters die literatuur voorschrijven. Het is op zijn minst een gedachte-experiment waard, waar ik me als studente Nederlandse taal en cultuur, maar ook als voormalig universitair docent criminologie, graag voor inzet. De criminologe kan de criminologie wel verlaten, maar de criminologie gaat waarschijnlijk nooit uit de criminoloog. Bovendien wordt het in de geesteswetenschappen alleen maar gestimuleerd om vanuit verschillende invalshoeken, zoals psychologie, sociologie en filosofie naar literatuur te kijken, dus waarom niet vanuit een criminologisch perspectief.

II

Al sinds de klassieke oudheid filosofeert men over de vormende werking van literatuur, waar men tot op de dag van vandaag – en blijkbaar tot in sommige rechtbanken aan toe – mee doorgaat. En er is niet alleen gefilosofeerd over het socialiserende effect van literatuur; terwijl wijsgeren graag nadenken over het nut van literatuur, zijn andere wetenschappers meer van empirisch onderzoek. Ieder zijn eigen hobby, zullen we maar zeggen, naast lezen dan.

Literatuur heeft een socialiserend effect vanwege de overdracht van kennis. Zowel de Amerikaanse als de Belgische rechter zet hier klaarblijkelijk op in, gezien de inhoudelijke relatie tussen het delict en de voorgeschreven boeken: de racistische jongeren moesten lezen over rassenhaat, en de wegpiraat moest lezen over een fietser die verongelukte door een aanrijding. Maar in de zaak van de Britse rechts-extremist lijkt het niet om het overbrengen van kennis te gaan, althans, mij is niet direct duidelijk hoe de informatie uit Pride and Prejudice iemand zou motiveren afstand te nemen van zijn rechts-extremistische ideeën, afgezien dat hij de tijd die hij aan Austen besteedt niet aan rechts-extremistische teksten kan spenderen. De Britse rechter hanteerde waarschijnlijk een andere insteek.

Het gaat bij het lezen van literatuur namelijk om meer dan het verhaal, zeker als we het hebben over het cultiverende effect ervan. Wanneer het enkel om de geschiedenis zou gaan, dan zou literatuur immers even zo goed – of wellicht nog beter – een slechter mens van ons kunnen maken. De literatuur kent nu eenmaal opvallend veel types die we eerder op het spectrum van een tikkeltje antisociaal tot zwaar verknipt zouden kwalificeren dan als maatschappelijke rolmodellen. Het is hierbij uiteraard mogelijk dat ik, gezien mijn achtergrond, wat vooringenomen ben in mijn literatuurvoorkeur, maar dan nog; die misdadige protagonisten lopen gewoon vrij rond in de literatuur, die zijn niet door mij bedacht.

Ik denk aan Raskolnikov die in Misdaad en straf een pandjesbazin met een bijl doodslaat, aan Humbert Humbert die in Lolita stelselmatig zijn stiefdochter verkracht, of – iets dichter bij huis – Termeer die in Een nagelaten bekentenis zijn vrouw een overdosis toedient, of – iets meer naar onze tijd – Hofmeester die in Tirza zijn dochter en haar vriend in stukken zaagt en aan Jas die – in De avond is ongemak – ter afwisseling in dit rijtje niet een ander maar zichzelf molesteert (typisch genoeg zijn het de mannen die een ander geweld toebrengen, terwijl de vrouw zich opoffert dan wel zichzelf geweld aandoet; wat dat betreft is de literatuur net de ‘echte’ wereld, maar dat terzijde). Voor de inhoudelijke kennis zouden rechters deze boeken misschien beter niet voor kunnen schrijven, maar wel vanwege andere redenen.

Het is de vraag of er een betere oefening in zelfbeheersing bestaat dan het lezen van literatuur, aangezien het veel vergt van onze gerichte aandacht en van ons vermogen om andere impulsen te onderdrukken.

Tijdens het lezen van literatuur worden er sociaal-cognitieve processen geactiveerd die we nodig hebben om andere mensen te begrijpen en om met hen mee te kunnen voelen, ook wel de cognitieve en affectieve kant van empathie genoemd. Door ons in te leven in personages in fictieve werelden, leren we ons ook beter te verplaatsen in mensen in de echte wereld. Het is een vaardigheid waarmee misdadigers nog weleens moeite hebben. Iets anders waarin ze zo nu en dan tekortschieten en waarin het lezen van literatuur als middel zou kunnen dienen, is zelfbeheersing. Het is de vraag of er een betere oefening in zelfbeheersing bestaat dan het lezen van literatuur, aangezien het veel vergt van onze gerichte aandacht en van ons vermogen om andere impulsen te onderdrukken. Enigszins voor de hand liggend, maar niet minder belangrijk, vergroot lezen de taalvaardigheid, iets waar de meeste misdadigers ook wel baat bij zouden kunnen hebben. Wat dat betreft, zijn het net vijftienjarige scholieren.

III

Een belangrijk doel van het strafrecht is te voorkomen dat een dader opnieuw de fout in gaat. Reclassering Nederland zet hiertoe verschillende gedragsinterventies in. Voor zover ik weet is het lezen van literatuur nog niet ingezet om sociaal-cognitieve processen van veroordeelden te verbeteren, maar er zijn wel gedragsinterventies die op deze processen gericht zijn. Het merendeel van de delictplegers, zo’n zestig procent, heeft namelijk problemen op sociaal-cognitief gebied. De training cognitieve vaardigheden (CoVa) van de reclassering is dan ook een van de meest ingezette gedragsinterventies. Doel van de CoVa is dat justitiabelen beter inzicht in hun denken en handelen krijgen, maar ook in dat van een ander, waardoor zij hun vermogen tot zelfbeheersing vergroten, en leren problemen te vermijden dan wel op te lossen.

In opdracht van het Wetenschappelijk Onderzoek- en Documentatiecentrum (WODC) van het ministerie van Veiligheid en Justitie publiceerde ik in 2012 samen met collega’s van de Erasmus Universiteit Rotterdam een onderzoek naar dit aanbod van gedragsinterventies. Kille en emotieloze karaktertrekken, waaronder een gebrekkige affectieve empathie, kwamen niet aan bod in de gedragsinterventies, terwijl deze kenmerken belangrijke voorspellers zijn van crimineel gedrag en typerend zijn voor psychopathie en proactieve agressie. Ook al zijn deze eigenschappen lastig te behandelen, ze zijn niet onbehandelbaar. Het probleem is dat personen met dergelijke trekken veelal niet worden toegelaten tot behandelingen of verwijderd worden omdat ze interventies verstoren.

Types met dergelijke trekken lijken me dan ook bij uitstek geschikt voor eenzame opsluiting op de cel met een literaire klassieker. En voor de brave boeven die de CoVa wel kunnen volgen zou de literatuur natuurlijk een prachtige aanvulling zijn; het aantal uren van gedragsinterventies is beperkt, maar het aantal uren dat in de cel, al dan niet met een boek, doorgebracht kan worden, is helaas voor sommige gestraften tamelijk ongelimiteerd.

Een groep die in het geheel niet deelneemt aan de gedragsinterventies van de reclassering zijn gedetineerden met een te korte straf. De gedragsinterventies van de reclassering duren gemiddeld zo’n vier maanden; rekening houdend met wachttijden is er een strafduur nodig van ten minste vijf of zes maanden om in aanmerking te komen voor deze interventies. De uitstroomcijfers voor 2021 van Dienst Justitiële Inrichtingen (DJI) laten echter zien dat het merendeel van de gedetineerden, zo’n zeventig procent, een gevangenisstraf heeft van maximaal drie maanden. De meeste gedetineerden kunnen dus niet eens een gedragsinterventie volgen vanwege een te korte detentieduur. Ook deze kortgestraften kampen echter met criminele risicofactoren zoals problemen op sociaal-cognitief vlak. Wat dat betreft zou de literatuur ook voor deze groep een uitgelezen kans bieden. Want zelfs bij een verblijf van slechts enkele weken in detentie, moet het haalbaar zijn tenminste één boek te lezen, al is het maar een mooie novelle of een klassieker uit de jeugdliteratuur.

Nadenken en discussiëren over de gedachtes en handelingen van romanpersonages is minder bedreigend en daarmee mogelijk ook effectiever.

In eerste instantie lijkt een gedragsinterventie waarin men zich richt op de eigen gedachtes en handelingen, wellicht effectiever dan het lezen van een boek waarin het gaat om de gedachtes en handelingen van een fictief personage, maar dat kan ook het voordeel zijn van de literatuur. Het kan juist heel bedreigend zijn om over jezelf, jouw (mis)daden en leven na te moeten denken en te praten, zeker in een groepssetting met andere veroordeelden. Nadenken en discussiëren over de gedachtes en handelingen van romanpersonages is dan minder bedreigend en daarmee mogelijk ook effectiever, want uiteindelijk gaat het bij het discussiëren over literatuur vanzelfsprekend ook over het eigen denken en doen. We projecteren van alles van onszelf op romanpersonages binnen de veilige wereld van literatuur.

IV

Nu verwacht ik niet dat elke psychopaat de gevangenis, na het lezen van een boek, gewetensvol zal verlaten; we kunnen literatuur lezen in verwondering, maar literatuur lezen verricht nog geen wonderen. Dat neemt niet weg dat elke methode die een positief effect heeft op sociaal-cognitieve processen het overwegen waard is, zeker wanneer die werkwijze relatief weinig kost, gemakkelijk in te voeren is en minder ingrijpend en ethisch beladen is dan bijvoorbeeld het toedienen oxytocine, een geliefd middel onder psychiaters, om het empathisch vermogen bij psychopaten, agressievelingen en andere gegadigden te vergroten. Een ministerie van Justitie en Veiligheid dat behandelingen met dergelijke hormonen toestaat, zal toch zeker ook wel openstaan voor een leeshoekje?

We moeten er ook niet van uitgaan dat het empathisch vermogen zich door het lezen van literatuur geheel vanzelf ontwikkelt. Dat is een misvatting die ook het literatuuronderwijs op sommige middelbare scholen in de weg zou zitten, schrijven Van Dijk en Stronks in het meest recente nummer van de Nederlandse Letterkunde. Terwijl het accent in het onderwijs wordt gelegd op herkennend en belevend lezen, dient de leerling juist hard te werken en zelf betekenis aan teksten te geven om literatuur effect te laten hebben. Van Dijk en Stronks pleiten daarom voor een methode van onderzoekend lezen: leesonderwijs waarbij begrijpend lezen en literatuuronderwijs geïntegreerd worden en de leerling de ‘actieve en motiverende rol van betekenisgever krijgt’. Wellicht een idee om deze methode niet alleen op scholen in te voeren maar ook maar meteen in het complete justitiële veld met dan niet de leerling maar de boef als betekenisgever.

Qua leesvoorkeur doen misdadigers namelijk ook niet onder voor middelbare scholieren. Net als op scholen, wordt er in gevangenissen veelal belevend en herkennend gelezen. Het Jaarboek Nederlandse Boekgeschiedenis publiceerde in 2021 een onderzoek naar de geschiedenis van de Nederlandse gevangenisbibliotheek. Terwijl het Nederlandsch Genootschap tot Zedelijke Verbetering der Gevangenen er in de negentiende eeuw voor zorgde dat gedetineerden slechts moraliserende en religieuze lectuur in handen kregen, lezen gevangenen van nu – met iets meer keuzevrijheid – vooral waargebeurde misdaad.

Het is de gevangenisbibliothecaris die ervoor zorgt dat gedetineerden – veelal geen fanatieke lezers – überhaupt een boek in handen krijgen en die hen vervolgens ook ‘prikkelt’ dingen te lezen die buiten de comfort zone liggen. Wat de docent Nederlands kan zijn voor de middelbare scholier, kan de bibliothecaris zijn voor de misdadiger.

Ook al is de professionele bibliothecaris, net zoals de gevangenisbibliotheek, in het kader van digitalisering grotendeels wegbezuinigd, of beter gezegd: in het kader van de bezuiniging weggedigitaliseerd, is inmiddels wel duidelijk dat een bibliothecaris zich niet laat vervangen door een tablet. Een tablet ‘prikkelt’ mogelijk van alles, maar motiveert niet om iets te lezen buiten de vertrouwde wereld, laat staan om onderzoekend te lezen. (Sowieso is het lezen van een scherm veel minder effectief dan uit een fysiek boek, maar dat terzijde.)

V

De uitspraak van de Britse rechter Timothy Spencer stuitte alom op onbegrip. De Britse antiracismegroep Hope not Hate tekende protest aan tegen de naar hun idee ‘veel te milde straf’. In hoger beroep werd de straf vernietigd: de rechts-extremist moest alsnog de gevangenis in. Het strafrecht dient immers niet alleen om recidive te verminderen maar ook ter vergelding en bescherming van de maatschappij en slachtoffers.

Bovenal is het natuurlijk de bedoeling dat het gedetineerden aan het denken zet over zichzelf, anderen en hun daden, wanneer ze zich door middel van het lezen van literatuur leren inleven in fictieve werelden en personages.

Maar het lezen van literatuur hoeft ook niet in plaats van een gevangenisstraf te komen. Ik denk niet dat de Hofmeesters, de Humbert Humberts en de Raskolnikovs er enkel met een literatuurlijstje vanaf moeten komen. Het lezen van literatuur zou prima ingevoerd kunnen worden als gedragsinterventie tijdens de gevangenisstraf of als standaardactiviteit in huizen van bewaring en gevangenissen: naast een uurtje luchten, een uurtje lezen. Of in het geval van levenslanggestraften, geen uurtje maar levenslang lezen.

Het lezen zal afleiding en ontsnapping bieden binnen de gevangenismuren en in die zin dus een beloning zijn voor gedetineerden. Maar dit zorgt ook voor motivatie en motivatie is nu eenmaal de eerste stap naar gedragsverandering. Het lezen zal ook een positieve uitwerking hebben op het detentieklimaat. Een bibliothecaris uit het eerdergenoemde onderzoek werd, wanneer er onrust was op de afdeling, zo nu en dan om extra biebtijd gevraagd; het biebbezoek werkte blijkbaar kalmerend. Bovenal is het natuurlijk de bedoeling dat het gedetineerden aan het denken zet over zichzelf, anderen en hun daden, wanneer ze zich door middel van het lezen van literatuur leren inleven in fictieve werelden en personages. Wie weet draagt het er zelfs aan bij dat ze na vrijlating minder snel opnieuw de fout ingaan, ofwel vanwege verbeterde sociaalcognitieve processen ofwel omdat ze een nieuwe hobby hebben en liever met een boek op de bank hangen dan op straat.

Lezen loont, misdaad niet.

Bronnen

  • Dienst Justitiële Inrichtingen, Infographic Gevangeniswezen 2021 (2022), https://www.dji.nl/feiten-en-cijfers/documenten/publicaties/2020/07/27/ infographic-gevangeniswezen, 8 augustus 2022.
  • Paula Drewes, ‘Lezen achter de tralies’, Jaarboek voor Nederlandse Boekgeschiedenis 28(1), 300–328 (2021), https://doi.org/10.5117/jnb2021.012.drew.
  • Reclassering Nederland | Trainingen, Reclassering Nederland (2022), 6 augustus 2022, https://www.reclassering.nl/ik-moet-naar-de-reclassering/ik-volg-een-gedragstraining/de-trainingen
  • T.F.C. Fischer, W.J.M.Captein & B.W.C. Zwirs, Gedragsinterventies voor volwassen justitiabelen: Stand van zaken en mogelijkheden voor innovatie (WODC 2012), https://repository.wodc.nl/handle/20.500.12832/1252
  • Yra van Dijk & Els Stronks, ‘Onderzoekend lezen: geïntegreerd leesonderwijs en de rol van de leerling als betekenisgever’, Nederlandse Letterkunde 27/1 (2022), 63-83, https://doi.org/10.5117/nedlet2022.1.005.dijk