Advertentie
Banner-Moor-Veronesi-Mersbergen-Vries-DNBG-1454×183

Een drang vanbinnen

Hoe kan je inspiratie duiden en traceren? Aan de hand van diverse voorbeelden probeert sociaalpsycholoog Ap Dijksterhuis die vraag te beantwoorden. Ruud Abma las Inspiratie en loopt met Dijksterhuis door de wandelgangen van het onbewuste.

Besproken boeken

We weten allemaal wel zo’n beetje wat inspiratie is. Er wordt je een goed idee ingefluisterd en je voelt de drang om daar iets mee te doen. De sociaalpsycholoog Ap Dijksterhuis rafelt in dit boek uiteen welke aspecten aan inspiratie te onderscheiden zijn en welke psychische processen (zoals motivatie en concentratie) erbij betrokken zijn. Hij lardeert zijn betoog met een veelheid aan voorbeelden van geïnspireerde mensen met als uitgangsvraag hoe die mensen ‘tot grootse prestaties komen’ (de ondertitel van zijn boek). Maar inspiratie krijgen we allemaal:

In dit boek wil ik kunst, literatuur en wetenschap over dezelfde inspiratiekam scheren als het werk van de hobbyist die graag reisfoto’s maakt of elke woensdagavond met een goede vriendin musiceert. Ik wil parallellen laten zien tussen een kunstschilder, een chef-kok, een ondernemer, een topbestuurder, een grafisch ontwerper en een advocaat. Ze maken, als ze hun vak serieus nemen tenminste, allemaal gebruik van inspiratie.

Dijksterhuis onderscheidt drie vormen of niveaus van inspiratie. De eerste is het ontdekken van je ‘roeping’, de evocatie: wat wil je bereiken, wat past bij je, wat is je bestemming? Psychologen oude stijl zouden spreken van je ‘levensplan’. De tweede vorm is het krijgen van een inval om aan een project te beginnen. Ik moest hier denken aan de spin Sebastiaan: ‘Hij zei tot alle and’re spinnen:/ Vreemd, ik weet niet wat ik heb,/ maar ik krijg zo’n drang van binnen/ tot het weven van een web.’ Eenmaal bezig kun je in een flow raken, een roes die maakt dat je erin slaagt je project vorm en inhoud te geven – net als Sebastiaan ‘eigenzinnig en niet bang’. Met Sebastiaan liep het niet goed af, maar Dijksterhuis besteedt weinig aandacht aan mislukte projecten.

In de visie van Dijksterhuis zijn die onbewuste processen superieur aan de bewuste, omdat ze met meer tegelijk aan het werk zijn en dus een grotere verwerkingscapaciteit hebben.

Het superieur onbewuste

In vroeger tijden werd inspiratie gezien als een ‘goddelijke vonk’, als iets wat van buiten komt. Bij Dijksterhuis komt inspiratie van binnen, uit het onbewuste. Wie nu aan Freud denkt, zit ernaast: die komt in het hele boek niet voor. Het onbewuste van Dijksterhuis is het onbewuste van de experimentele sociale psychologie, waarin zich cognitieve processen afspelen waarvan we ons niet bewust zijn. Die processen zijn aan het werk terwijl wij op bewust niveau andere dingen aan het doen zijn, maar soms duiken resultaten ervan op als een walvis die boven water komt (het boek staat vol met dit soort metaforen). Het krijgen van inspiratie is zo’n resultaat.

In de visie van Dijksterhuis zijn die onbewuste processen superieur aan de bewuste, omdat ze met meer tegelijk aan het werk zijn en dus een grotere verwerkingscapaciteit hebben. ‘Onbewust is beter, het toont dat je weet wat je wilt. Soms kom je er onbewust niet uit en word je gedwongen bewust over een grote beslissing na te denken. […] Wat moet dat moet, maar het is en blijft een zwaktebod.’

Dijksterhuis gebruikt voor de verhouding tussen onbewust en bewust een metafoor die in het boek regelmatig terugkeert: je bent de kapitein op een zeventiende-eeuws schip en moet onderweg allerlei gevaren trotseren. Je bent alleen aan dek, want je bemanning zit in het ruim en is daar van alles aan het doen, je weet niet precies wat en echt naar je commando’s luisteren doet de bemanning ook niet. Soms doen de bemanningsleden wat je vraagt, vaak niet, en soms verrassen ze je door een onverwachte reddingsmanoeuvre. Die kapitein is je bewuste zelf, de bemanningsleden staan voor de processen in je onbewuste. Dijksterhuis wil de lezer in dit boek duidelijk maken ‘wat je als kapitein het beste kunt doen om de mensen in je ruim zo goed mogelijk te laten functioneren’.

Ons onbewuste genereert inspiratie maar we moeten er wel wat voor doen, bijvoorbeeld: ons geheel en al onderdompelen in het project dat we nastreven. Je moet het onbewuste dus een handje helpen en ook sturen in de door jou gewenste richting. Maar het resultaat kun je niet afdwingen. Je moet bereid zijn je te laten verrassen en openstaan voor nieuwe ideeën. En je moet ook weten wat je wilt: het stellen van doelen is belangrijk voor het krijgen van inspiratie en het kunnen verrichten van ‘grootse prestaties’. Waarom? Als je een duidelijk doel voor ogen hebt maakt je onbewuste er meer capaciteit voor vrij, anders gezegd: er gaan meer bemanningsleden voor je aan de slag. Maar je moet ook zelf aan het werk: zonder transpiratie geen inspiratie en, uiteraard, ook omgekeerd.

Where’s the beef?

Inspiratie is duidelijk een publieksboek (‘dit boek is bedoeld voor iedereen’). Het staat vol met voorbeelden van beroemde of bekende personen die grootse prestaties hebben geleverd: wetenschapsbeoefenaren als Newton, Darwin en Einstein, componisten als Mozart en Beethoven, sporters als Pieter van den Hoogenband en Lieke Klaver, schrijvers als Ilja Leonard Pfeijffer en Marieke Lucas Rijneveld, politiek leiders als Gandhi en Martin Luther King, en chef-kok Emile van der Staak. Dijksterhuis put daarvoor uit biografieën en eigen interviews. In de voice-over lijkt dan soms Ivo Niehe aan het woord te zijn: ‘Ik sprak Pieter in zijn werkkamer in een dorp in de buurt van Eindhoven’; ‘Met Ilja Leonard Pfeijffer praatte ik over zijn Boekenweekgeschenk’; ‘Toen ik bij hem [Van der Staak] binnenliep was hij net teruggekeerd uit Noord-Italië, waar hij had gekookt voor driesterrenchefs, journalisten en de grote baas van Miele’.

Where’s the beef?’ Hoe het echt zit met de verhouding tussen je bewuste zelf en de onbewuste processen die zich in je afspelen, kom je niet te weten.

Dijksterhuis geeft zijn boek ook een wetenschappelijk cachet door veelvuldig te verwijzen naar resultaten uit wetenschappelijk onderzoek, meestal uit de experimentele sociale psychologie en soms ook uit de hersenwetenschap (‘Het kijken naar kunst kan tot verhoogde hersenactivatie leiden in de medialeorbitofrontale cortex’). Die voorbeelden en bevindingen worden aan elkaar geknoopt in een vlot geschreven betoog. Dijksterhuis kan goed schrijven en is uiterst behendig in het combineren van heel verschillende registers en informatiebronnen. Hij neemt je mee en je neemt er als lezer ook wat van mee. Zo vond ik het zelf wel nuttig om nog eens gewezen te worden op het nut van incubatie (een idee een tijdje laten sudderen). Elke lezer kan er wel iets van zijn of haar gading uithalen, het boek staat vol ‘weetjes’.

Dat roept de vraag op: ‘Where’s the beef?’ Hoe het echt zit met de verhouding tussen je bewuste zelf en de onbewuste processen die zich in je afspelen, kom je niet te weten. Die processen lijken vanzelf te gaan, maar je kunt ze ook aansturen. Sterker nog: dat moet zelfs, voor het beste resultaat. Maar wie of wat stuurt die processen dan aan en in hoeverre heeft dat onbewuste daar dan ook weer invloed op? En hoe leidt die interactie dan tot (het gewenste) gedrag? Die onduidelijkheid maakt ook dat de suggesties en adviezen van Dijksterhuis soms wat tegenstrijdig zijn. Zo lees je hoe het voor grootse prestaties kan lonen om je brein gericht vol te stoppen met kennis en ervaringen en monomaan met een onderwerp bezig te zijn, terwijl elders wordt gesuggereerd dat inspiratie juist komt als je je onderwerp een tijdje laat rusten.Dat laatste heeft Dijksterhuis zelf in ieder geval wel gedaan. Het eerste idee voor dit boek kreeg hij in 2007 bij het schrijven van Het slimme onbewuste. Hij liet het toen liggen, maar bleef er in zijn hoofd en soms op papier mee bezig tot hij vijftien jaar na de eerste inspiratie wist hoe hij het moest aanpakken. In de tussentijd schreef hij acht boeken, onder andere over reizen, wijndrinken en geluk, deed hij zijn werk als hoogleraar sociale psychologie, en nam hij deel aan een drietal psychologische bedrijfjes (zoals het Happiness Lab). Voorwaar een kapitein die zijn onbewuste bemanning goed weet te exploiteren!