Advertentie
Banner

Wat voorafging. Afrikaanse literatuur uit de twintigste eeuw

Het Afrikaans, een creooltaal

Ongeveer 85 procent van de woordenschat van het Afrikaans is ontleend aan het Nederlands. De basis voor het Afrikaans werd gelegd rond 1595, ruim vijftig jaar voor Jan van Riebeeck in 1652 aan de Kaap een verversingspost stichtte, tijdens de eerste contacten tussen de lokale bevolking, de Khoi-Khoin, en passerende Nederlandse zeelieden. Het taalcontact leidde aan beide kanten tot taalverandering. Daarom betoogt de Zuid-Afrikaanse taalkundige Christo van Rensburg (Van Afrikaans gepraat, Pretoria: Lapa, 2017) dat je de oorsprong van het Afrikaans net zo goed bij de taal van de Khoi-Khoin kunt zoeken als bij het Nederlands.

Het Nederlands zou in Nederland een andere ontwikkeling doormaken dan in Zuid-Afrika. Sommige woord- en klankvormen, syntactische patronen en uitdrukkingen die bij ons uit de taal verdwenen zijn, zijn in het Afrikaans juist bewaard gebleven. Aan de andere kant komen woorden die in het achttiende-eeuwse Nederlands nog niet bestonden – ‘leuk’ bijvoorbeeld – niet in het Afrikaans voor. Vanwege deze parallelle ontwikkeling kunnen we niet zeggen dat het Afrikaans ‘afstamt’ van het Nederlands, of dat het Afrikaans een ‘dialect’ van het Nederlands is; het is terechter om te zeggen dat de twee ‘zustertalen’ zijn.

Het Nederlands dat met de VOC naar Zuid-Afrika kwam, was geen consistent geheel; de taal was in die tijd nog niet gestandaardiseerd. Naast het ‘Hoog-Hollands’ van de stedelijke burgerij werd er een veelheid aan dialecten en sociolecten gesproken. Aan boord van de VOC-schepen oefenden bovendien de talen van andere Europese zeelieden hun invloed uit op het Nederlands. Aan de Kaap kwamen de Europeanen in contact met de talen van de Khoi-Khoin en de mensen uit Oost-Afrika en Azië die als slaven moesten werken. Meer landinwaarts drukten ook de talen van de Xhosa en de Zoeloes hun stempel op de Nederlandse omgangstaal. Zo ontstond er diglossie: tot in de negentiende eeuw gebruikten hoge ambtenaren het ‘Hoog-Hollands’ als formele spreek- en (vooral) schrijftaal, terwijl het flexibelere Kaaps-Hollands de dagelijkse taal van soldaten, matrozen en vrijburgers werd en een belangrijke basis voor het Afrikaans vormde.

Een opmerkelijk feit, zeker in het licht van de manier waarop Afrikaners de ontwikkeling van het Afrikaans vanaf 1875 domineerden, is dat het eerste geschreven Afrikaans in de negentiende eeuw ontstaan is onder de moslimbevolking aan de Kaap, die grotendeels onder de dwang van slavenarbeid in de zestiende en zeventiende eeuw aan land was gebracht. Al vanaf 1820 werden er in deze gemeenschap religieuze teksten gebruikt die zijn geschreven in een vroege vorm van het Afrikaans, maar doorspekt met Arabische en Maleise woorden, en genoteerd in Arabische lettertekens; pas als iemand dat Arabische schrift hardop voorleest, wordt duidelijk dat het Afrikaans is. Hoewel het Afrikaans vaak beschouwd wordt als een ‘witte’ taal, schetst de ontstaansgeschiedenis van de taal een ander beeld.

De demografie bevestigt dit. Het Afrikaans is, gelet op het aantal eerstetaalsprekers, de derde grootste taal van het land, ná het Zoeloe en het Xhosa, maar vóór het Engels. De meerderheid van de eerstetaalsprekers Afrikaans (circa 50 procent of 3,4 miljoen) is bruin en ongeveer 40 procent (2,7 miljoen) is wit. Daarnaast hebben nog eens zo’n 600.000 zwarte Zuid-Afrikanen en 59.000 Indiërs het Afrikaans als huistaal. De Grondwet die tussen 1993 en 1996 tot stand kwam heeft een officiële status aan elf talen gegeven: Zoeloe (25,3%), Xhosa (14,8%), Afrikaans (12,2%), Engels (8,1%), Noord-Sotho (10,1%), Tswana (9,1%), Zuid-Sotho (7,9%), Tsonga (3,6%), Swazi (2,8%), Venda (2,5%), Ndebele (1,6%).(*) In juli 2023 werd Zuid-Afrikaanse gebarentaal wettelijk erkend als twaalfde officiële landstaal.

Bron: census.statssa.gov.za.

In allerlei onderzoek wordt in Zuid-Afrika nog vaak gebruik gemaakt van de, uit de apartheidstijd overgeleverde, categorieën ‘wit’, ‘bruin’ en ‘zwart’. Er wordt beweerd dat de bruine bevolking sinds de zestiende eeuw is ontstaan uit maar liefst 195 verschillende bloedlijnen en culturen. Deze hebben hun oorsprong in groepen mensen uit Zuidoost-Azië en Afrika die als slaaf moesten werken, en plaatselijke Khoi- en San-stammen en kolonisten uit Europa; de verschillen in cultuur en levensomstandigheden tussen verschillende delen van de bruine bevolking kunnen groot zijn. De laatste jaren klinkt steeds luider de roep om trots te zijn op de rijkdom van deze gemengde identiteit. Schrijvers van kleur, daarentegen, geven steeds vaker te kennen dat ze niet als ‘bruine schrijver’ aangeduid willen worden; ze zijn eerst en vooral schrijver. Aan deze democratisering van de Afrikaanse literatuur in de eenentwintigste eeuw gaat een lange weg vooraf.

‘Engels! Engels! Alles Engels!’

De aanzet tot een Afrikaanse literaire traditie werd rond 1875 gegeven, tijdens de zogenaamde ‘Eerste Afrikaanse Taalbeweging’. Een club van schoolmeesters, dominees en boeren besloot in het dorpje Paarl, zo’n zestig kilometer buiten Kaapstad, dat het afgelopen moest zijn met al dat Engels in de Kaapkolonie, die toen onder Brits bewind stond. Ze schaften een eigen drukpers aan en lieten in recordtijd allerlei Afrikaanstalige publicaties het licht zien, zoals een krant, een geschiedenisboek, een historische roman, een tijdschrift voor de jeugd, een kookboek en een psalmberijming. Dat was op zichzelf al revolutionair aangezien de VOC de komst van een drukpers aan de Kaap altijd had tegengewerkt, en de eerste pers pas met de Engelsen tegen 1800 aan land was gekomen. De publicaties van het zogenaamde Genootskap van Regte Afrikaners droegen nu eraan bij dat de Afrikaners uit de Kaapkolonie in het zuiden en de onafhankelijke Boerenrepublieken Transvaal en Oranje-Vrijstaat in het noorden zich meer verbonden gingen voelen. C.P. Hoogenhout, een van de oprichters van het Genootskap, schreef het gedicht ‘Vooruitgang’ met de vaak aangehaalde openingsregels ‘Engels! Engels! Alles Engels! Engels wat jy sien en hoor; In ons skole, in ons kerke word ons moedertaal vermoor.’ De verbondenheid tussen de Afrikaners werd verder versterkt door de strijd tussen (Afrikaner) ‘Boer’ en ‘Brit’ tijdens de Zuid-Afrikaanse Oorlog (1899-1902).

Zelfrechtvaardiging en uitsluiting

Het verschijnen van het gedicht, ‘Winternag’ van Eugène N. Marais (1905), en de dichtbundel Die vlakte en ander gedigte van Jan F.E. Celliers (1908), werden verwelkomd als de definitieve intrede van het Afrikaans als literaire taal. Marais, Celliers en andere belangrijke dichters, C. Louis Leipoldt en Totius, werden als volkshelden vereerd. Deze vroege Afrikaanse literatuur, die ook gezien moet worden tegen de achtergrond van de verstedelijking, en het zogenaamde ‘armblankesprobleem’ in de periode 1880-1930, speelde een belangrijke rol in de emancipatoire beweging tegen de Engelse koloniale overheersing; het was er als het ware de rechtvaardiging van. De samenvoeging van de Britse kolonies met de oude Boerenrepublieken tot de Unie van Zuid-Afrika in 1910 bracht het Afrikaans in een stroomversnelling. Daarbij werd af en toe steun gezocht bij het Nederlands en Nederlandse literaire voorbeelden, maar op andere momenten zette men zich ook daartegen af. Met name de schrijver C.J. Langenhoven deed een doelgerichte poging om een volledig Afrikaanse literatuur uit de grond te stampen, waarin ook spookverhalen en science fiction niet mochten ontbreken. Een passage uit Langenhovens gedicht ‘Die Stem van Suid-Afrika’ uit 1918 zit vandaag in het Zuid-Afrikaanse volkslied.

In 1925 wordt het Afrikaans samen met het Nederlands erkend als tweede officiële landstaal naast het Engels. Er waren toen al Afrikaanstalige kranten en uitgeverijen opgericht, er was onderwijs en godsdienst in het Afrikaans, en er waren leerstoelen Afrikaanse taal- en letterkunde opgericht. De ontwikkeling werd bekroond met een volledige Afrikaanse Bijbelvertaling in 1933. Deze snelle opkomst wordt wel het ‘wonder van het Afrikaans’ genoemd, maar wat niet vergeten mag worden, is dat de taal alleen zo snel kon groeien doordat er een sterke economische en politieke macht achter zat die ook gepaard ging met onderdrukking en uitbuiting van andere bevolkingsgroepen. 

De generatie van de zogenaamde ‘Derde Taalbeweging’, ook wel de ‘Dichters van Dertig’ genoemd, vormde op deze opkomende Afrikaner-nationalistische achtergrond helaas geen fundamentele uitzondering, ondanks een wending naar meer individuele, stedelijke, en internationaal georiënteerde poëzie. Belangrijke Dertigers zijn de dichters N.P. van Wyk Louw en Uys Krige en de dichteres Elisabeth Eybers, die de helft van haar leven in Nederland zou wonen en in 1991 als eerste niet-Nederlandse onderscheiden werd met de P.C. Hooftprijs.

Als de strijd tegen het Engels en de Engelse dominantie min of meer beslecht lijkt, verschuift de aandacht naar een andere vijand: ‘die swart gevaar’. De strijd voor erkenning van het Afrikaans en de opbouw van een Afrikaanstalige literatuur waren instrumenteel in het versterken van de Afrikaner-nationalistische ideologie, die vanaf 1948 zou uitmonden in het systematisch doorvoeren van de apartheidswetgeving. Binnen die ideologie werd het Afrikaans voorgesteld als een ‘witte taal’ met Europese wortels. Er golden strenge censuurwetten. Op enkele uitzonderingen na (Adam Small, P.J. Philander, en protestdichters uit de jaren ’80) kwamen schrijvers van kleur er niet aan te pas. Ook vrouwelijke auteurs en gay schrijvers waren ondervertegenwoordigd.

Verzet van Sestig

Net zoals de generaties van 1875 en begin twintigste eeuw, zette de generatie van de Sestigers, waar onder meer Breyten Breytenbach, Ingrid Jonker en André Brink toe behoorden, de Afrikaanse literatuur als middel in om een maatschappelijke verandering teweeg te brengen. Zij waren aanvankelijk vooral esthetisch georiënteerd, maar na het Bloedbad van Sharpeville (1960), waarbij 69 demonstranten om het leven kwamen, verhardde zich de politieke stellingname. Breytenbach werd in zijn geboorteland persona non grata na zijn huwelijk met een Vietnamese, volgens de apartheidswetten niet-witte vrouw. Hij richtte in Parijs de anti-apartheidsorganisatie Okhela op en werd in 1975 gearresteerd toen hij illegaal het land binnenkwam. Hij werd veroordeeld wegens hoogverraad, waarna hijzeven jaar in de gevangenis doorbracht. Jonker protesteerde tegen de censuurwetgeving waar haar eigen vader, een conservatieve politicus, het boegbeeld van was. En Brink schreef geëngageerde romans die de hele wereld over gingen en internationale lezers de ogen openden voor wat er in Zuid-Afrika gebeurde. Brinks Kennis van die aand (1973) was de eerste Afrikaanstalige roman die door de censuur verboden werd.

Overigens zouden zwarte Zuid-Afrikaanse auteurs veel zwaarder getroffen worden door de censuur dan witte schrijvers. Engelse witte auteurs, zoals Nobelprijswinnares Nadine Gordimer, hadden het voordeel dat zij hun kritische romans in het buitenland konden publiceren. Afrikaanstalige schrijvers richtten een soort samizdat-uitgeverijen op, die controversiële teksten wisten te verspreiden voordat ze verboden konden worden. Een roman als Die swerfjare van Poppie Nongena van Elsa Joubert (1978) hielp om de Afrikaners bewust te maken van de wreedheid van het apartheidssysteem. Geleidelijk werd – mede dankzij de literatuur, maar nog sterker door de opkomst van de Voëlvry Beweging van muzikanten Johannes Kerkorrel en Koos Kombuis in de jaren tachtig – een klimaat geschapen waarin de afschaffing van de apartheid mogelijk werd.

De literatuur vormde een belangrijke spiegel van wat er zich in Zuid-Afrika afspeelde, niet alleen in eigen land, maar ook in de relatie met het buitenland. Internationaal volgde vanaf de jaren ’70 de ene na de andere boycot. Literatuur bewees dat zij voor grote sociaal-politieke transformaties gewicht in de schaal kan leggen.

Schrijvers van het ‘nieuwe’ Zuid-Afrika

Eben Venter (copyright auteur EV, ter beschikking gesteld aan Armada)

Rondom de eerste democratische verkiezingen en het formele einde van apartheid krijgen vele nieuwe stemmen de ruimte. Schrijvers van kleur als Abraham Phillips, Diana Ferrus, E.K.M. Dido, A.H.M. Scholtz en Kirby van der Merwe laten van zich horen, vrouwelijke auteurs als Marlene van Niekerk, Riana Scheepers en Marita van der Vyver drukken hun stempel, en gay auteurs als Koos Prinsloo en Eben Venter kunnen zich uitspreken. Mede geïnspireerd door Zuid-Amerikaanse literatuur, bieden magisch-realistische romans als die van Etienne van Heerden en André Brink ruimte voor de verhalenschat van verdrongen stemmen uit het verleden. Ook historische romans bloeien op en bieden postkoloniale kritiek door inheemse personen als hoofdpersoon te nemen. Antjie Krog vestigt zich als unieke stem, en vervult een niet te onderschatten rol voor de heling binnen Zuid-Afrika, en de internationale aandacht daarvoor.

Na 2000 lijkt er langzaamaan ook ruimte voor ontspanning. Auteurs mogen weer onbezwaard liefdesverhalen schrijven. Thrillerschrijvers als Deon Meyer, Rudie van Rensburg en Bettina Wyngaard leveren in hun realistische misdaadverhalen scherp sociaal commentaar; ze stellen in hun romans onder meer bendegeweld, drugscriminaliteit en corruptie binnen politie en overheid aan de kaak. Het internet wordt een steeds belangrijkere vrijplaats voor debat en nieuw werk.

Richting 30 jaar vrijheid

In het publieke domein heeft het Afrikaans sinds de omwenteling van de vroege jaren 1990 veel terrein verloren, onder meer bij de overheid, in het onderwijs, de rechtspraak, de economie, de media en de wetenschap. Er heerst in sommige kringen dan ook pessimisme over het voortbestaan van de taal. Als cultuur is het Afrikaans echter springlevend. Regionale kunstefeeste (festivals) vieren de opkomst van nieuwe stemmen in de muziek, literatuur, film, televisie en theater, en bieden een platform aan bewezen successen.

Lynthia Julius (copyright auteur LJ, ter beschikking gesteld aan Armada)

Binnen de Afrikaanstalige literatuur van het nieuwe millennium waren Ronelda Kamfer en Nathan Trantraal wegbereiders voor een nieuwe generatie schrijvers afkomstig uit voorheen achtergestelde gemeenschappen. Deze jonge schrijvers bedienen zich niet zelden van de taalvariëteit van hun gemeenschap. Jolyn Phillips, Lynthia Julius, Ryan Pedro, Ashwin Arendse, Veronique Jephtas, Grant Jefthas en Dianne Du Toit-Albertze zijn een greep uit vele namen, en komen in deze Armada – en op het Festival voor het Afrikaans in Den Haag – aan bod.

Zo ontwikkelt de Afrikaanse literatuur van de eenentwintigste eeuw zich tot een democratische en transformatieve ruimte.

(*) Percentages eerste-taalsprekers in 2018, volgens Statista Research Department, april 2023.

Verder lezen?

De Nederlandse Boekengids bestaat dankzij betalende abonnees.

Sluit hier al vanaf twintig euro een abonnement af, en lees meteen deze en al onze andere bijdragen.

Liever eerst nog even rondneuzen? Dat kan met onze eenmalige gratis dagpas!

Met boekengroet,

De redactie van de Nederlandse Boekengids

PS: Al abonnee? Log dan rechts bovenaan deze pagina even in om verder te lezen.