Chinatown (2019) en Soe rond ommie bos (2021). Gendergeweld en feminisme: recente geëngageerde poëzie
In de jaren ’60 van de vorige eeuw maakt een groep Zuid-Afrikaanse schrijvers, de zogenaamde Sestigers, hun literatuur tot protestmiddel tegen de onderdrukkingen van de apartheid. Dichters zoals Adam Small, Breyten Breytenbach en Ingrid Jonker schrijven beroemde gedichten waarin ze scherpe kritiek leveren op wat zich op dat moment in Zuid-Afrika afspeelt. Het maakt hun werk tot een schoolvoorbeeld van geëngageerde poëzie uit die tijd, dat wil zeggen gedichten die uitdrukking geven aan de geest van opstand en verzet tegen een systeem van onderdrukking.
Het is moeilijk vast te stellen of literatuur – en vooral een toch vaak hermetische kunstvorm zoals poëzie – in zo’n context enige werkelijke verandering teweegbrengt, en zo ja, welke. Niettemin staat het als een paal boven water dat deze literatuur een reflectie is van veranderende (meer progressieve, liberale) overtuigingen die opgang deden in delen van de Afrikanergemeenschap, en dat de literatuur deze veranderingen mede heeft aangemoedigd. Exemplarisch voor de impact van het werk van deze dichters is het feit dat Nelson Mandela tijdens zijn inhuldiging als president in 1994 het gedicht ‘Die kind’ van Ingrid Jonker voorlas voor het parlement; het gedicht gaat over het geweld tijdens opstanden zoals in Sharpeville in 1960, toen de politie het vuur opende op demonstranten (kinderen incluis) die betoogden tegen de apartheidswetten.
Vandaag de dag is het politieke landschap in Zuid-Afrika fundamenteel anders dan in de jaren ’60, én dan in 1994. Hoewel er formeel geen wetten meer bestaan die segregatie en marginalisatie op grond van ras in stand houden, zijn er nog altijd enorme verschillen in levenskwaliteit tussen sociale klassen. Deze klassenverschillen zijn vaak niet los te zien van ras, waarbij witten zich als minderheidsgroep nog altijd grotendeels in een betere positie bevinden dan zwarte en bruine mensen. Ook tussen zwarte en bruine Zuid-Afrikanen verschilt de etnische en sociale positie zowel tijdens de apartheid als daarna. Maar er zijn ook socio-economische kwesties die alle Zuid-Afrikanen, ongeacht ras of klasse, dagelijks raken. Een van de grootste uitdagingen is het torenhoge misdaadcijfer van Zuid-Afrika, waarbij vooral (afhankelijkere) groepen zoals armen, bejaarden, vrouwen, en kinderen het slachtoffer zijn.
De laatste jaren berichtten steeds meer nationale en internationale media dat de verkrachtingscijfers in Zuid-Afrika tot de hoogste ter wereld behoren. In 2019 vonden er in het hele land #AmINext-betogingen tegen gendergeweld plaats nadat Uyinene Mrwetyana, een student aan de Universiteit van Kaapstad, door een postkantoormedewerker verkracht en vermoord werd toen zij een poststuk ging afhalen. Tijdens deze protestmarsen viel op plakkaten overal de weerzinwekkende statistiek van de politiecijfers te lezen: elke drie uur wordt er in Zuid-Afrika een vrouw vermoord. Vandaar de vraag van de betogende vrouwen: Am I next? Ben ik de volgende?
De dichtbundels Chinatown (2019) van Ronelda Kamfer en Soe rond ommie bos (2012) van Veronique Jephtas laten zich lezen deze achtergrond en illustreren ook traditie en verschuiving in het engagement in de Afrikaanse literatuur.
Ronelda Kamfer debuteerde in 2008 als dichter met de baanbrekende bundel Noudat slapende honde, die Alfred Schaffer in 2010 in het Nederlands vertaalde als Nu de slapende honden. Het was de eerste Afrikaanse dichtbundel van een bruine vrouw bij een grote Zuid-Afrikaanse uitgever. In haar debuut onderzocht Kamfer al het effect van de socio-economische problemen en liet ze zien hoe kolonialisme en apartheid zwarte en bruine Zuid-Afrikaanse vrouwen dubbel gemarginaliseerd hebben achtergelaten, namelijk op grond van ras én geslacht. Reeds met Noudat slapende honde liet Kamfer een sterk feministisch geluid horen met onder meer een aantal gedichten over gendergeweld. Chinatown, Kamfers vierde bundel, stelt gendergeweld specifiek als thema centraal; de titel van de bundel roept al de iconische film uit 1974 van regisseur Roman Polanski met dezelfde titel in herinnering. Deze film gaat over seksueel geweld en bloedschande, terwijl Polanski zelf in 1977 aangeklaagd werd voor de verkrachting van een dertienjarig meisje.
Soe rond ommie bos is het poëziedebuut van de jonge dramaturg Veronique Jephtas. Volgens het dankwoord is de bundel mede onder en dankzij het mentorschap van Ronelda Kamfer tot stand gekomen. Naast Jephtas debuteerden sinds 2008 ook andere vrouwelijke dichters van wie het werk duidelijk de invloed van Kamfer vertoont, bijvoorbeeld Shirmoney Rhode, Jolyn Phillips en Lynthia Julius. In het werk van al deze dichters spelen thema’s als ras en sociale klasse een rol, waarbij feminisme een sterke focus vormt. Jephtas is bekend vanwege haar werk op het gebied van geweld dat wortelt in gender, en is bijvoorbeeld ambassadeur voor de Zuid-Afrikaanse vrouwenrechtenorganisatie Women For Change. Dit thema klinkt sterk door haar poëziedebuut. Daarbij leidt ze haar lezers niet om de tuin, maar confronteert ze hen rechtstreeks met moeilijke onderwerpen.
Chinatown
De titel Chinatown is niet alleen een filmverwijzing. De gedichten ‘Chinatown’ en ‘Chinatown daddy’ suggereren een verband met winkels die voor weinig geld goedkope Chinese (vaak namaak-) producten verkopen. In ‘Chinatown daddy’ legt het lyrisch ik een verband tussen deze winkels en producten en de kunstmatige verhouding met haar emotioneel-afwezige vader:
my pa is soos ’n Roman Polanski
omring met ou mans wat jong bloed ruik
draai ek om en vra et tu Dad?
sy favourite plek om na toe te gaan is Chinatown
want hy relate met die fake wealth die shiny kak
wat jou oë brand en die reuk van uselessness
Huiselijk geweld, geweld tegen vrouwen, groepsverkrachting, zogenaamde ‘date rape’, alsook de manier waarop de samenleving met name gendergeweld achter de voordeur negeert, keren als thema telkens in de gedichten terug. De alledaagsheid van verkrachting blijkt uit het gedicht ‘DIY 3-step rape kit’:
1. jy gaan was
2. jy internalise alles
3. jy sit wakker saam met jou paracusia
Uit dit gedicht, en ook uit sommige andere in de bundel, blijkt hoe de politie tekortschiet – in het gedicht overweegt het lyrisch ik niet eens om bij de politie aangifte te doen. Ze wast zichzelf om zich te ontdoen van de aanraking en het geweld van de man die haar verkracht heeft, maar het trauma zal ze voor altijd bij zich dragen. Het feit dat ze lijdt onder slapeloosheid en dat zij en haar ‘paracusia’ (gehoorshallucinaties) elkaar dan gezelschap houden, illustreert haar vrees voor een volgende aanval. De verschrikking waarmee vrouwen na een aanval moeten leven en de wreedheid die met dit soort geweld gepaard gaat, blijken ook uit het gedicht ‘safe word’:
soms kyk ek
in die spieël
dan sien ek myself
daar waar ek vir dood
agtergelaat is
Het thema van depressie en angst, onder meer veroorzaakt door een leven onder dit soort gewelddadige omstandigheden, komt in veel gedichten uit de bundel voor. Direct in het eerste gedicht (‘Chinatown’) beschrijft de lyrisch ik hoe haar gezin haar, als ze in het ziekenhuis is opgenomen voor problemen met haar mentale gezondheid, voor een familiebezoek komt ophalen en meeneemt na het Chinatown-winkelcentrum.
Poëzie wordt vaak naast het leven van de dichter gelegd en gelezen – vooral teksten zoals die van Kamfer, waar de spreker in de gedichten net als de dichter zelf een bruine vrouw in post-apartheid Zuid-Afrika is. Toch stelt Kamfer in het gedicht ‘my poems is nie confessions nie’ duidelijk dat haar gedichten niet per se autobiografisch zijn. Ze begint het gedicht met een citaat van de bekende zwarte Amerikaanse feminist en schrijver Toni Morrison: ‘I merged those two worlds, black and feminist, growing up, because I was surrounded by black women who were very tough and very aggressive and who always assumed they had to work and rear children and manage homes.’ Het gaat hier om de verhalen van meerdere vrouwen, om geleefd feminisme als overlevingsstrategie van de zwarte vrouw in moeilijke socio-economische omstandigheden. In het gedicht zelf klinkt expliciete kritiek op wit feminisme en gecanoniseerde witte vrouwelijke dichters zoals degenen die ‘gedurende apartheid mooi gedigte geskryf het’:
my poems is nie vir ’n suffragette nie
my poems is vir die anties in die kombuis
my poems is vir swart en bruin laities
in ’n klas vol wit kinders
ek is die meid se kind en nou is ek groot
ek exchange my ma se as vir gunpowder
vir die next generation
sodat hulle armed kan wees
julle gaan ons nie weer in ons rugte skiet
terwyl ons in vrees weghardloop nie
Het gebruik van het woord ‘meid’ is opvallend: in het Afrikaans is dat een denigrerende term die duidelijk maakt dat het lyrisch ik de dochter is van een voormalige dienstmeid, en dat zij aangevuurd wordt door de onderdrukking van haar moeder en de generaties die daaraan voorafgingen. De slotregels roepen weer tonelen zoals dat van Sharpeville op, waar vluchtende, betogende kinderen letterlijk in de rug geschoten werden door de politie. Chinatown draait dus niet om persoonlijke belijdenissen van de dichter Ronelda Kamfer, of om een soort academisch, theoretisch feminisme. De bundel bevat gedichten die munitie (‘gunpowder’) vormen tegen geweld. Dat geweld kan fysiek zijn, zoals gendergeweld, maar ook van het soort dat mensen het gevoel geeft minderwaardig te zijn, of een slachtoffer, en dat ze in angst laat leven. Thema’s van rassenonderdrukking die vooral typerend zijn voor de geëngageerde poëzie van de jaren ’60 worden dus doorgetrokken naar het geweld in Zuid-Afrika vandaag de dag dat mensen, vooral vrouwen zoals de ‘anties in die kombuis’, weerloos laat.
Soe rond ommie bos
De titel van en tal van gedichten uit de bundel Soe rond ommie bos (Standaardafrikaans: So rondom die bos) zijn in het Kaaps geschreven, een taalvariëteit die vooral door bruine mensen in de omgeving van Kaapstad wordt gebruikt. Op het achterplat van de bundel wordt Veronique Jephtas, naast haar werk als schrijver, actrice, en dramaturg, omschreven als een activist. De activistische toon van de bundel blijkt al uit het motto – een citaat uit de roman If Beale Street Could Talk (1974) van James Baldwin. Deze schrijver is bekend om de manier waarop hij al sinds de jaren ’50 in de VS kwesties van ras, klasse, en seksualiteit aanroerde, en het citaat, dat specifiek ingaat op gender en genderverhoudingen, stelt dat genderstereotypering nadelig is voor zowel vrouwen als mannen.
De kwestie van gendergeweld wordt direct gethematiseerd in het eerste gedicht van Soe rond ommie bos; de titel is de naam van het eerder genoemde slachtoffer van gendergeweld ‘uyinene mrwetyana’, wier dood aanleiding gaf tot de #AmINext-betogingen. In de eerste twee gedichten in de bundel combineert Jephtas het gegeven van gendergeweld met een volksliedje genaamd ‘die man wat die koeie melk’. Het Afrikaanse volksliedje (zie Burden, 1991) gaat oorspronkelijk als volgt:
Die man wat die koeie melk
hy melk die balies vol
die balie loop al oor
tot binne-in die poskantoor
perdjie perdjie roer jou stertjie
op en af op en af
perdjie perdjie roer jou stertjie
op en af op en af
Jephtas gebruikt de eerste vier regels van dit liedje (let op de verwoording in het Kaaps) in haar eerste gedicht, ‘uyinene mrwetyana’:
die man wattie koeie melk
hy maakie balies vol
die balies loep dan oo
tot binnerie poskantoo
Ook het tweede gedicht in de bundel, ‘die man wattie koeie melk’, legt een verband tussen het liedje en de moord op Mrwetyana. Jephtas verandert echter ‘perdjie’ in ‘meisie’:
meisie, meisie,
roe jou stertjie
op en af
op en af
op
af
De implicatie in beide gedichten is dat seksueel geweld al zozeer gemeengoed in de Zuid-Afrikaanse samenleving is geworden dat het zich zelfs uitstrekt naar ogenschijnlijk veilige openbare ruimten zoals een postkantoor. Het scheldwoord ‘koei’ voor een vrouw wordt geïntensiveerd, en het ‘perdjie’ dat zijn ‘stertjie’ moet ‘roer’ krijgt nu een seksuele betekenis, bovendien met een expliciete opdracht aan de vrouw, alsof zij aan de man toebehoort, net zoals het paard.
De tweede strofe van ‘die man wattie koeie melk’ luidt:
skip tou
gebind in bowline
hanne
en bene vas
kô ôs vind yt
wierie vyand was
Touwtjespringen, normaliter een onschuldig spelletje, wordt hier met seksueel geweld in verband gebracht waarbij de handen en benen van het slachtoffer met het (spring)touw vastgebonden worden. Dit vers staat in de eerste afdeling van Soe rond ommie bos, getiteld ‘mettie wysheid wat nawete bring’. Jephtas schrijft in deze afdeling telkens over ogenschijnlijk onschuldige kinderspelletjes zoals verstoppertje en ‘king loafer’ (een balspel) die – achteraf beschouwd – al de invloed van problematische aspecten van genderrollen in de grotemensenwereld lieten zien. Kinderspelletjes en liedjes worden dus ingezet om commentaar te leveren op de geconditioneerdheid van de samenleving als het om gender gaat en om de weerloze positie van vrouwen tegen de achtergrond van het wijdverspreide gendergeweld.
In de derde strofe van het gedicht ‘die man wattie koeie melk’ speelt een ander volksliedje een rol, namelijk het liedje waaraan de bundel zijn titel ontleent: ‘soe rond ommie bos’. De oorspronkelijke versie bevat de frase ‘my lint is los’, die het lyrisch ik verandert in ‘my tong skiet los’:
soe rond ommie bos
my tong skiet los
ek praat ytie mond vanne meid mette warme bôs
ek praat ytie oegpunt vanne maid yt Stellenbos
Dit gedicht heeft dus een programmatische functie voor de bundel. Het lyrisch ik maakt duidelijk dat ze in de bundel serieus en openhartig zal spreken en dat ze het woord voert uit het perspectief van een zwarte of bruine vrouw uit de arbeidersklasse. Hierin zien we een duidelijke intertekstuele verwijzing naar Kamfers ‘my poems is nie confessions nie’.
Zoals al genoemd, gaat de bundel niet alleen over kwesties die te maken hebben met geslacht of gender. Veel gedichten beklemtonen het feit dat Zuid-Afrika nog altijd veel sociale problemen heeft en dat bepaalde groepen nog altijd politiek en economisch gemarginaliseerd worden. Een zo’n gedicht is ‘born free’. Deze term, die personen aanduidt die net als Jephtas na 1994 in post-apartheid geboren zijn, wordt in dit gedicht voorzien van een ironische lading. Dat blijkt onder meer uit de verwerking van de kwestie van politieke vrijheid (d.w.z., stemgerechtigd zijn na 1994) tegenover enerzijds sociale vrijheid en economische vrijheid (als alleenstaande moeder en/of kind in een eenoudergezin dat geconfronteerd wordt met financiële problemen) en anderzijds feministische vrijheid en zeggenschap. Een voorbeeld:
toe ek gebore was het ekkie gehylie
my sperm donor wassie daa nie
my ma was upset
ek was chilled oo my sperm donor wattie ytgestiek hettie
nou, 24 jaa later, praat ek en hy glattie
Evenals in ‘Chinatown’ is er sprake van een aanklacht tegen de vaderfiguur die in dit gedicht niks meer is dan een spermadonor, aangezien hij niet bij de geboorte van zijn kind was of ook maar enige rol van betekenis in haar leven gespeeld heeft. Er is een contrast tussen het ‘chilled’ lyrisch ik en de moederfiguur die ‘upset’ is over de afwezigheid van de vader van haar kind. Hier wordt ingespeeld op de titel ‘born free’: het lyrisch ik toont dat veel zwarte en bruine Zuid-Afrikanen nog altijd niet ‘vrij’ zijn van de socio-economische problemen die door het kolonialisme en de apartheid zijn veroorzaakt, maar in zekere zin is zij wel vrij geboren wat genderrollen betreft.
Tot slot
De context waarbinnen de Afrikaanse ‘struggle’-poëzie tijdens de apartheid tot stand kwam, is duidelijk veranderd. Ruimte voor geëngageerde poëzie is er niettemin nog steeds. De strijd woedt voort in een land waar vrouwen nog dagelijks overgeleverd zijn aan geweld dat wortelt in gender. Dichters zoals Ronelda Kamfer en Veronique Jephtas zijn onderdeel van een groep bruine vrouwelijke dichters die dit als thematiek in hun gedichten ter sprake brengen en een sterke, nieuwe feministische stem toevoegt aan de Afrikaanse poëzie.
Ter afsluiting een citaat uit een gedicht van Jephtas over de verandering die geëngageerde poëzie wil brengen – een verandering die soms alleen maar betekent dat je een stem moet geven aan de voorheen gemarginaliseerde vrouw:
as jy ienage iets wil change moet jy protest jy moetie vullis ytgooi jy
moet tyres brand jy moet poems skryf
al lees nieman mee rêragie
Vertaling: Tycho Maas
Literatuur
- Matilda Burden, Die Afrikaanse volkslied onder die bruinmense. Opgepubliceerd proefschrift. Universiteit van Stellenbosch, 1991.
- Ronelda. S. Kamfer, Chinatown (Kaapstad: Kwela Boeke, 2019).
- Veronique Jephtas, Soe rond ommie bos, (Pretoria: Protea Boekhuis, 2021).