Advertentie
Banner

Ruïnes van uitbuiting

Toen op 28 november 2023 de Erasmus Prijs naar de Zuid-Afrikaanse comedian Trevor Noah ging had ik niet verwacht dat men dat gebaar in Nederland zo onkritisch zou omarmen. De Zuid-Afrikaanse denker en activist Panashe Chigumadzi waarschuwde hier nog voor in haar Nelson Mandela-lezing in februari van dat jaar, toen ze vroeg: ‘Nixolisa Ngani? With what are you apologising?’ Ze wees op de noodzaak om constant waakzaam te blijven over hoe men excuses voor kolonialisme en slavernij aankleedt. Haar conclusie was dat dergelijke excuses alleen gepaard kunnen gaan met een volledige destructie van onze huidige manier van doen. Anderhalve maand na de slavernij-excuses van het kabinet op 19 december 2022 was dit een belangrijke boodschap die door velen niet lijkt te zijn begrepen. De blije kiekjes met de koning en de fashion-reportages op social media lieten zien dat velen eigenlijk geen einde willen van deze koloniale wereld, maar alleen een betere positie daarin. Zij hadden duidelijk geen moeite om zichzelf te lenen voor een duidelijk geval van tokenism. Het vertoon bij de uitreiking was een tenenkrommend verraad van de mensen die een maand eerder stonden te demonstreren voor gerechtigheid toen het koninklijk echtpaar tijdens het staatsbezoek aan Zuid-Afrika de Slave Lodge Museum bezocht in Kaapstad.

Chigumadzi’s boodschap was een waarschuwing om niet mee te gaan met wat hoogleraar Wouter Veraart uit de bewoordingen van de slavernijexcuses had geconcludeerd. Veraart constateerde in een interview in Trouw dat die een retorische truc waren om slavernijrechtszaken de pas af te snijden. In de tekst had de premier op slinkse wijze gesteld dat de gruweldaden van toen niet volgens de nu geldende kaders veroordeeld kunnen worden. Slavernijexcuses en slavernijherstel waren dus niet eens vereist, maar eigenlijk meer een gift waarvoor men dankbaar moest zijn. Het is wat Patricia Gomes in haar boek Denken over de trans-Atlantische slavernij en racisme (2023) het ‘anachronisme argument’ noemt. Hierbij doet men alsof er ten tijde van de trans-Atlantische slavernij geen inhoudelijk verzet was tegen deze gewelddadige, raciale onderdrukking. En dat is klinkklare lariekoek omdat de slachtoffers ervan en anderen toen al aangaven dat de trans-Atlantische slavernij niet door de beugel kon. Chigumadzi haalt in haar tekst juridische filosofie aan uit de gebieden waarvandaan mensen werden ontvoerd om haar kritiek op de kaders waarin men wordt geacht te denken over de slavernijexcuses en slavernijherstel kracht bij te zetten. Het zijn namelijk steevast de kaders van de daders.

Toen Willem-Alexander op 1 juli 2023 namens het koningshuis excuses uitsprak voor het niet ingrijpen tegen slavernij, omdat zijn voorouder dat pas deed toen slavernij niet meer financieel rendabel was, presenteerde hij dit binnen het dankbaarheidsparadigma. Een paradigma dat alleen mogelijk is door de belangen van de daders centraal te stellen. Na de reis die hij met zijn vrouw en dochter, de troonopvolger, begin 2023 maakte naar het ‘Caribisch deel [van het] koninkrijk’ weigerde hij namelijk om persoonlijk of namens zijn familie slavernijexcuses aan te bieden. De stelligheid waarmee hij dat zei na terugkomst in Nederland was interessant, aangezien het trio tijdens de reis

verschillende dans- en theatervoorstellingen over de slavernij had meegemaakt. De tranen die vervolgens langs menig wang vloeiden op 1 juli tijdens zijn speech waren het resultaat van langdurige manipulatie en het in stand houden van het beeld van een onaantastbaar koningshuis. Op gerichte momenten zorgvuldig zelf een krasje aanbrengen op dat beeld wordt voorgesteld als een gift waar men vervolgens dankbaar voor moet zijn. Het is een dankbaarheid die afgedwongen wordt door juist schaarste te creëren.

Feit is ook dat de programma’s die gekoppeld zijn aan de slavernijexcuses en slavernijherstel vrij weinig voorstellen. Zoals Chigumadzi in haar speech opmerkte is tweehonderd miljoen euro niks vergeleken met wat de creatie van dat fundament van dood en verderf heeft betekend voor de ontwikkeling van de rijkdom van dit land. Het bijzondere is tevens dat toen het gedoogkabinet Rutte I het Nationaal Instituut Nederlands slavernijverleden en erfenis probeerde op te doeken in 2012 het om een bedrag ging dat in de verste verte niet in de buurt kwam van dit bedrag nu, zo’n tien jaar later. En dit was een jaar voordat men in 2013 de honderdvijftig jaar na de de jure afschaffing van slavernij zou herdenken. Al eeuwen ageert men voor slavernij-excuses en slavernijherstel en de ommezwaai rondom dit alles volgt het antiracisme activisme sinds mijn kunstproject Zwarte Piet Is Racisme. Maar de huidige poging tot herstel van het slavernijverleden heeft een ideologische kant die onbenoemd blijft, waarbij men radicale antikoloniale en antislavernij-stemmen uit het verleden probeert te claimen als universele symbolen. De plaatsing binnen een universalistisch gedachtegoed doet afbreuk aan het specifieke van hun strijd en bestendigt de toekomst van het geheel waarin dit plaatsvindt. Terwijl de mensen over wie het gaat juist tegen de ontwikkeling van zogenaamde universele waarden ageerden, omdat die hen niet als onderdeel van het universum zagen.

Zo wordt nu ook geprobeerd om Tula, een van de leiders van de grootste opstand tegen slavernij op Curaçao, te ontdoen van zijn radicaliteit. De Nederlandse overheid heeft op 5 oktober 2023 aangegeven dat zijn doodvonnis voor de opstand onterecht was. Ze noemen het ‘eerherstel’ terwijl het eigenlijk een poging is om hun eigen eer bij te poetsen en hem in te lijven om neokoloniale ingrepen in het ‘Caribisch deel [van het] koninkrijk’ te maskeren. De beurs en leerstoel die naar hem vernoemd zijn moeten we daarom kritisch beschouwen. De uitgesproken intentie van de beurs en leerstoel roepen bij mij veel vragen op. Het zijn druppels op de gloeiende plaat van eeuwenlange wrede extractie van leven en opzettelijke onderontwikkeling van infrastructuur op de eilanden. De enige reden waarom de eilanden enigszins levensvatbaar zijn gehouden is hun geografisch strategische ligging waardoor de overheid herhaaldelijk het koninkrijk als de brug tussen Europa en Zuid-Amerika voorstelt. De leerstoel en beurs komen op mij over als een doorzichtige poging tot omkoping, om het nog steeds bestaande institutioneel en structureel beleidsmatig geweld dat de Nederlandse overheid botviert op de eilanden door de vingers te zien.

Een koloniaal kader

In de aankondiging van de beurs en leerstoel stond zonder ironie dat men juist vanuit ‘een Curaçaos perspectief’ de geschiedenis wilde onderzoeken, maar ook dat de twee jaar durende leerstoel over alle universiteiten van de eilanden verdeeld zou worden. Hoe zit het dan met het perspectief vanuit Aruba of St. Maarten? Of vanuit Bonaire, Saba en St. Eustatius? Of bijvoorbeeld het perspectief vanuit St. Thomas of Tobago, of de andere eilanden in het Caribisch gebied waar Nederlanders slavernijplantages hadden? Met dit project is Nederland weer bezig haar voetafdruk in de regionale en mondiale slavernijgeschiedenis te verkleinen. Het is een tactiek om het pan-Europese project van bezetting, uitbuiting en kolonisatie te verengen tot de huidige nationale grenzen, terwijl deelnemers al sinds het begin van het project transnationaal opereerden. De focus op ‘een Curaçaos perspectief’ wekt de indruk dat er op Curaçao een homogeen perspectief is op dat verleden. Maar men weet dat er nog altijd een elite op het eiland is die haar positie en weelde te danken heeft aan slavernij en kolonialisme. Omdat hun perspectief op dat verleden vaak nog de boventoon voert, duurde het ook zo lang voordat de strijd tegen slavernij vanuit ondergrondse herdenkingen en vieringen als een mainstream positie werd geponeerd. De aanwezigheid van die elite kan men nog steeds voelen in de terughoudendheid waarmee sommigen de huidige gang van zaken op het eiland bekritiseren. Velen kunnen het zich niet veroorloven om door deze elite buitengesloten te worden.

Ook de beslissing om jaarlijks slechts één student een beurs toe te kennen, voor een studie tot geschiedenisdocent aan een hogeschool in Nederland naar keuze, moet een grap zijn. Volgens de beleidsmakers die deze beurs hebben opgezet gaat het er dus niet om studenten te leren hoe men de geschiedenis kan onderzoeken, maar alleen hoe men het kan doceren. Juist hier lag een kans om grondiger in te grijpen in wat we precies onder geschiedenis verstaan. Men kan veel meer leren over wat geschiedenis is van mensen die het al sinds de tijd van slavernij moeilijk werd gemaakt om hun geschiedenis vast te houden. Het overleven van de pogingen tot verwoesting van hun niet-Europese voorstellingsvermogen is een kernboodschap die niet verloren mag gaan. De gangbare geschiedenisdocentopleiding in Nederland zal weinig kennis bevatten over hoe men in het Caribisch gebied geschiedenis ziet en onderhoudt. Juist deze beurs had een kans kunnen zijn om studenten te vertellen dat er in de regio veel kennis is en om hen te stimuleren om buiten de conservatieve Nederlandse historici-kringen te kijken. Het is duidelijk dat het er niet om gaat studenten lokale of regionale kennis mee te geven, maar juist om het verder verankeren van een Nederlandse kijk op geschiedenis en op het doorgeven daarvan aan de volgende generatie. Het is dan misschien een geluk bij een ongeluk dat het in totaal maar om slechts vier studenten van Curaçao zal gaan. Studenten van de overige eilanden lijken uitgesloten te zijn van de loting voor de beurs.

Het nastreven van het ‘Curaçaos perspectief’, is alleen al in de benaming een voortzetting van koloniaal beleid. De inheemse bevolking noemde het eiland niet zo. De manier waarop de oorspronkelijke bevolking op de eilanden geschiedenis voorstelde en doorgaf is door de Europese kolonisatie gewelddadig vernietigd of onderdrukt, maar dat besef blijkt nog steeds niet doorgedrongen tot de beleidsmakers. Gissen naar het verleden via archeologische vondsten plaatst dat verleden nog steeds in een kenniskader dat vanuit Nederland is bepaald. Om andere kaders aan te spreken worden er nu gelukkig ook projecten gedaan waarbij oral history gekoppeld wordt aan archeologie. Pioniers in dat opzicht waren de befaamde pater Paul Brenneker en dichter en kunstenaar Elis Juliana die als duo over het eiland trokken om opnames te maken en ouderen te spreken. Uit deze gesprekken kwam naar voren dat de Afrikaanse bevolking die naar het eiland werd ontvoerd het ‘Yóbó’ noemde. Wat deze benaming betekent konden ze ook na hun langdurige onderzoek op het eiland niet vaststellen, maar het is een teken van de paradigma’s en kennisinfrastructuur die de ontvoerde Afrikanen met zich meenamen en niet vergeten mogen worden. In Brennekers reeks Sambumbu, in 2017 opnieuw uitgebracht, wordt een schat aan geschiedenis gedeeld, wat benadrukt dat het onzin is dat je naar Nederland moet komen om geschiedenisdocent te kunnen worden. Het is een echo van de wens van een middenklasse die zich invecht in een koloniale samenleving en de structuren ervan intact laat, niet afbreekt.

Ongeloofwaardige charlatans

Deze twee karige voorstellen – beurs en leerstoel – als vorm van herstel voor het slavernijverleden zijn de nieuwste Trojaanse paarden om echt herstel van de geleden schade nog verder te traineren. En dan hebben we het niet over dekolonisatie waarbij het slavernijsysteem slechts gezien wordt als een roof van arbeid waarvoor financiële compensatie nog moet volgen, zoals onder anderen Armand Zunder stelt. Het slavernijsysteem was een roof van leven in de vele betekenissen van dat woord. Dat levert een onbetaalbare schuld op, aldus Denise Ferreira da Silva. Dekolonisatie is een strijd tegen het kennissysteem dat met de trans-Atlantische slavernij is ontwikkeld. Herstel dat slechts een poging is om gelijkwaardige deelname aan dat systeem mogelijk te maken breekt niet de grondstructuur af van het geweld uit het verleden. Slavernijherstel, zoals het nu is geconceptualiseerd in overheidsbeleid, is geen poging om de fundamenten van de manier waarop we met elkaar omgaan in dit land te ontmantelen en te vervangen door een politiek van leven. De voorstellen die sinds 19 december 2022 zijn gepresenteerd zijn minuscule tegemoetkomingen voor een select aantal mensen die moeten meedraaien in het diep verankerde koloniaal systeem.

Het is daarom belangrijk om in de gaten te houden wie ja-knikt en in de pas loopt na de belofte en ontvangst van een lintje, spiegeltje of kraaltje. Al sinds de gesprekken die ik zelf voerde na mijn arrestatie voor de performance van Zwarte Piet Is Racisme merkte ik hoe snel de politieke krachten van dit land pogingen doen tot inlijving en neutralisering van mensen die zij als bedreigend ervaren. Zo probeerde wijlen burgemeester Van der Laan mij in een gesprek in 2012 te paaien om te stoppen. Na de tweede ontmoeting in datzelfde jaar had ik volgens hem al gekregen wat ik wilde: een gesprek met hem. Ik moest mijn best doen om hem niet in zijn gezicht uit te lachen. Politici in dit land zijn ervan overtuigd dat elke strijd voor gerechtigheid zal stoppen wanneer mensen nabijheid tot macht gegeven wordt. Maar dat komt ook omdat te veel mensen daar daadwerkelijk naar streven. Ander voorbeeld: het kort geding dat was aangespannen tegen het doordrukken van de slavernijexcuses op 19 december 2022 werd mede verloren omdat de landsadvocaat kon claimen dat het kabinet al had gesproken met mensen uit de gemeenschappen waar het over ging. Dat waren veelal mensen die beloond werden door zich als tokens te laten inzetten. De juridisch ondermijnende slavernijexcuses van het kabinet en het koningshuis en de slappe voorstellen voor slavernijherstel kunnen niet los gezien worden van de manier waarop Kick Out Zwart Piet demonstraties en de Black Lives Matter energie van 2020 volledig zijn ingekapseld en uitgespeeld door de overheid. Zelfs de initiatieven die luidkeels aankondigden de toenmalige energie om te zetten in politieke gevolgen en vertegenwoordiging zijn vier jaar later teleurstellende mislukkingen gebleken.

De afgelopen jaren hebben we gezien hoe charlatans de wol over de ogen trekken van de gemeenschappen die snakken naar bevrijding van aanhoudende racistische en koloniale onderdrukking. En hoe deze figuren daarvoor beloond worden. Maar dit is geen nieuw fenomeen. Terwijl de naam en de strijd van de man in wiens naam de geschiedenisdocentbeurs en leerstoel zijn opgezet, in leven werd gehouden door strijdvaardige gemeenschappen op Curaçao, vond bijvoorbeeld de Volkskrant het niet nodig om deze gemeenschappen te zien als de werkelijke dragers van de lessen van deze strijd. Nee, volgens de Volkskrant is het de katholieke pater Jacobus Schinck die postuum beloond moet worden met erkenning voor het bewaren van de zogenaamde werkelijke woorden in ‘een indrukwekkend, nauwkeurig verslag’. Dezelfde Schinck die naar het eiland kwam om heimelijk de geketende gemeenschappen ervan te overtuigen hun hoop op bevrijding van slavernij te stellen in het religieus systeem waarbinnen de trans-Atlantische slavernij bedacht werd. Het opnemen van het verhaal van Schinck in de lijst van vijftig voorwerpen die het Nederlands koloniaal verleden duiden, als was het een geloofwaardige kijk op de strijd voor bevrijding, is een bizarre verduistering van het spiritueel geweld dat de pater en het instituut waar hij onderdeel van was loslieten op de mensen. Klakkeloos zijn woorden vertrouwen over wat er gebeurde is dus nogal riskant. Schinck en de eerdergenoemde Brenneker kunnen in dat opzicht niet méér van elkaar verschillen. Brenneker en Juliana waren bezig met onderdrukte kennis openbaren en niet met het verankeren van de onderdrukkende rooms-katholieke kerk op het eiland. Het onkritische verhaal over Schinck is overigens niet het enige met ernstige mankementen in de publicatie. De redactie van die lijst met vijftig voorwerpen zou wat mij betreft het hele boek moeten terugtrekken en zich afvragen waarom ze met de structureel ideologisch onbetrouwbare Volkskrant samenwerkte om dit te maken.

Poging tot depolitiseren

De leider van de grootste opstand tegen slavernij op Curaçao wordt nu ingekapseld in het Nederlands onderwijsparadigma. Men wil studenten van de eilanden nog meer onderdeel laten uitmaken van een Nederlandse institutionele kijk op geschiedenis. Het lijkt een poging om een wig te drijven tussen de strijd tegen slavernij en de strijd tegen institutionalisering. Maar de opstandelingen in 1795 waren niet uit op een plek aan de tafel om te onderhandelen over hun menselijkheid. We weten dat een nieuwe gemeenschap zich vormde door in opstand te komen; een gemeenschap die zich afkeerde van de instituten die door slavernij, een ontkenning van leven, werden onderhouden. Het was geen poging om volwaardige deelnemers te worden van het instituut dat hen onderdrukte. Door die strijd nu wel als zodanig te framen probeert men die bruikbaar te maken voor de huidige dominante en dominerende ideologie van de Nederlandse overheid ten opzichte van de eilanden. Sinds de tijd van de inheemse gemeenschap is er gestreden om de eilanden en het leven daarop niet als koopwaar te zien, maar nu lijkt men die strijd te mobiliseren om juist dat kapitalisme verder te verankeren.

De eilanden worden klaargestoomd om hun toch al geringe interne autonomie af te staan om volledig dienstbaar te worden aan buitenlands kapitaal en toerisme. Bijvoorbeeld, sinds de oprichting van het College Financieel Toezicht moeten lokale overheidsuitgaven op Curaçao, St. Maarten en Aruba eerst getoetst worden aan de maatstaven van de Nederlandse overheid. Lokale kennis en inzichten worden terzijde geschoven als ze niet passen binnen het beeld dat de Nederlandse overheid voor de eilanden heeft. Hier vecht men ook op St. Eustatius en Bonaire tegen. Je zou verwachten dat de levensstandaard daar omhoog is gegaan nadat zij als gemeenten deel werden van het land Nederland, maar niets is minder waar. Op Bonaire is die zelfs omlaaggegaan na 2010.

Met de beurs en de leerstoel wordt een interne competitie gecreëerd zodat men liever tegen elkaar vecht dan samen vraagtekens plaats bij de artificiële schaarste waarbinnen dit allemaal plaats vindt. Academici en studenten worden tegen elkaar opgezet om een deel van die schaarste te bemachtigen. Terwijl de onvrijwillige naamgever en zijn gemeenschap juist vochten om niet opgenomen te worden in de wetenschappelijke instituten waar racistische argumenten werden ontwikkeld voor het bestaan en behoud van de trans-Atlantische slavernij. Er zit een conceptuele tegenstrijdigheid in het gebruiken van de naam van Tula voor deze beurs en leerstoel. Het is namelijk bekend dat tijdens de opstand van 1795 een Nederlandse onderwijzer werd gedood. Als dat geen definitieve afwijzing is van het Nederlands onderwijssysteem, dan weet ik het ook niet.

De groep is hagedisstil en wacht op een teken dat het veilig is. Overvallen door een zwangere stilstand. Even geen beweging of geluid totdat duidelijk is wat er aan de hand is. We zijn voorbereid op het ongeplande en proberen samen een andere toekomst in veiligheid te brengen. De hoop floreert om nog een avond te overleven onder de wolken die dekking geven. Hekken en muren waren getrotseerd om tot deze avond te komen. Een avond die eerder anders liep. Hij was gevuld met luid gelach en muziek. De avonden zijn nu verworden tot momenten om te vertellen over de heldendaden van overdag. Waarbij de erkenning dat men leeft al een overwinning is. Onder de sintels van het kampvuur worden zaden voor trots gepland. Het is een onuitroeibaar gewas dat wij meenamen maar hier ook al te vinden was. In een kring om het vuur maken vlammen schaduwen mogelijk waarin herinneringen bewaard worden tegen het felle zonlicht van overdag. Hier in het donker kan men verhalen vastleggen die anders zouden verschralen door de zichtbaarheid van de strijd. Wat niet herkend wordt kan ook niet afgenomen worden. Zo bestrijdt ieder op diens eigen manier de verstikking van uitputtende routines.

We zijn gestript van onze familienamen en gezamenlijk vernoemd naar een volk dat gedwongen werd om robota te doen. Vóór de ontsnapping werd ons opgedragen om bewegingen te herhalen ver voorbij ledematen het opgaven. We worden voor vervangbaar aangezien. Machines van vlees en bloed wier wil wordt ontkend. De groep is meer dan lichamen die zonder bevelen nutteloos zouden zijn. Blikken waren dodelijk en klanken konden deuren omverblazen. De route naar ontmenselijking wordt gedwarsboomd door elke beweging toch anders uit te voeren. Er is constant verzet.

Het bestaan op een plantage wordt getekend door een inhalig ritme. Een indeling van tijd als poging om zielen en geesten te doden zodat elders zakken gevuld worden. In grote krulletters op crèmekleurige pagina’s worden abstracties genoteerd van wat knieën en schouders en ellebogen presenteren. Het zweet dat van het achterhoofd langs de nek naar de rug rolt belandt in inktpotjes waarin gedoopt wordt om valse realiteiten op te schrijven.

De maan die nu tussen de wolken door spiekt ziet een groep die een nieuwe wereld beschrijft met de benta, de chapi, de shèkere en de tambu. Met ritmes en melodieën wordt elke dag weer dat wat in boeken, kas- en andere, ontkend wordt, juist in geheugens gegrift. Liederen die per minuut meer geschiedenis bewaren dan men in volkenkunde-musea kan ontkennen. De opgeroepen klanken vervoeren vreugde en trauma voorbij de strakke lijnen van een platte weergave van de wereld.

De groep is stilgevallen door het geritsel verderop. Onder de lakens van de donkerblauwe avond zoekt een meteorenregen van blikken naar de bron van de verstoring. De gedachte dat het samenzijn in bevrijding nu al over zou kunnen zijn is onverteerbaar. Er is nog zoveel voor te bereiden. De groep heeft haar opdracht nog niet volbracht.

Als uit het niets lacht er iemand. De groep schrikt en de sterrenstelsels in ogen boven gehurkte benen dartelen naar de nieuwe bron van geluid. Het is een vertrouwde lach waardoor de spanning lichtelijk daalt. De man wijst naar de struik met een glimlach op zijn gezicht. ‘Het is een konijn,’ zegt Tula.

Voorbij schuimbekkende politiek

Wanneer we het over slavernijherstel hebben, gaat het niet slechts om economisch herstel of hervorming, maar om een algehele verandering van een manier van leven die leven elders uitbuit om comfort hier te behouden. Een manier van leven waarin zoveel is geïnvesteerd en waarin mensen blijven geloven omdat het hun dominante en dominerende positie in de wereld blijft verzekeren. De positie van het demissionaire kabinet, onder leiding van een man die tijdens een verkiezingsdebat zei dat Antilliaanse jeugd de grootste bedreiging vormde in binnensteden, was niet te vertrouwen. Een man die als premier tijdens een bezoek aan Curaçao niet wilde dat journalisten hem filmden toen zijn bootje langs Isla voer – de vervuilende voormalige Shell-raffinaderij. Een kabinet onder leiding van zo’n figuur zou nooit een project van een werkelijke ontmanteling van het koloniaal gedachtegoed op poten zetten. Nee, ze zijn geïnteresseerd in projecten waarbij sommigen eruit gepikt worden om als controleerbare en dankbare vertegenwoordigers van hun gemeenschappen te dienen. Om zo de opdracht te vervullen om hun gemeenschappen tot bedaren te brengen terwijl zij onderdrukt worden. Meedoen met dit soort gevaarlijke projecten houdt het koloniaal systeem waar we van af willen in stand.

Een systeem dat het doodsbenauwd kreeg van iemand als Tula, een man die alleen door zijn vertrouwen in zijn gemeenschap in de val gelokt kon worden. Een systeem dat de gemeenschap waaruit hij voortkwam en die hij mede vormde op elke mogelijke manier probeerde te beknotten in haar voorstellingsvermogen van wat bevrijding is. Een systeem dat met man en macht de strijd die geleverd wordt probeert te blussen met schuimbekkende dreigementen. Het gedachtegoed waar Tula uit putte instrueert ons om anders te kijken naar een dergelijke beurs en leerstoel en naar wie ze aan ons presenteren. Want wat als we ons niet meer lieten leiden door de mores van een onbetrouwbare politieke elite die alleen maar in haar eigen comfort en macht geïnteresseerd is? Het is een groep mensen die een politiek van dood bedrijven. Wat als we een politiek van grillig-en-niet-te-vatten leven omarmen? Met een dergelijke politiek zouden we leerstoelen en beurzen afkomstig van een beschadigende politieke elite afwijzen. Dan zouden we helden niet laten afzonderen van hun gemeenschappen.

Daarom had beeldhouwer Narcisio ‘Nel’ Simon het bij het juiste eind toen hij in 1998 zijn monument over de opstand onthulde op de plek waar Tula en zijn kompanen werden geëxecuteerd door de Nederlandse overheid. Het is een trio dat in het moment van zelfbevrijding wordt getoond; met een hamer in de lucht terwijl ketens verbroken worden. Zijn monument ‘Desenkadená’, in Parke di Lucha pa Libertat in Willemstad, doet wat elke dekoloniale interventie moet doen: het levert een algehele heroriëntatie op de strijd die al langer gevoerd wordt op. Die beurs en leerstoel zijn een schandalige poging om deze energie te kapen en te gebruiken om het eindelijk afbrokkelende koloniaal systeem in leven te houden. Zoals we tijdens elke verkiezing sinds de onthulling van het slavernijmonument van Simon hebben gezien, leven we in Nederland al jaar en dag in een land van verval. Het is tijd om niet meer verleid te worden om ruïnes van onderdrukking te onderhouden.

Illustraties door Brian Elstak