Dakloosheid en de individualisering van sociaal lijden
Huisvesting is een basisbehoefte en ligt besloten in de structuur van onze samenleving. Tegelijkertijd wordt huisvesting in Nederland niet gezien als basis om sociale problemen te overwinnen, maar als iets dat pas terugverdiend wordt als die problemen overwonnen zijn. Antropoloog en research fellow aan het NIAS Luisa T. Schneider kaart verschillende misvattingen over dakloosheid aan en vraagt zich af welke factoren onvoorwaardelijke huisvesting tegenhouden.
Een wat vreemde vraag om een stuk mee te beginnen, maar heb je ooit in een hotel overnacht? Ik wel, en ondanks de mooie kamer vond ik het moeilijk om er te slapen. Ken je dat gevoel als je in een onbekende omgeving bent? De kamer was een beetje te licht, het beddengoed een beetje te glad en de airconditioning maakte de kamer net iets te kil. Het was gewoon anders dan mijn slaapkamer.
Dat ik – en ik ben niet de enige – niet per se het beste slaap in de beste hotels, illustreert hoe diep onze ervaring van wonen verweven is met onze emoties. Zozeer zelfs dat we van appartementen emotionele huizen hebben gemaakt. Het is een constatering die ons confronteert met een fundamenteel probleem van onze tijd: terwijl steeds meer mensen geen huisvesting hebben, hebben we samenlevingen gecreëerd die sociale behoeften, en daarmee basisrechten en bescherming, koppelen aan huisvesting.
Wie zijn die mensen?
Probeer maar eens te bedenken wat voor jou het belangrijkst is in het leven. Denk je dan aan geliefden, vrienden, familie, of misschien aan je kinderen? Heb je een persoonlijk of professioneel doel? Is het gezondheid of welzijn? Misschien ben je op zoek naar zekerheid en stabiliteit of hunker je naar avontuur? Wat het ook mag zijn, je zult zien dat in onze samenleving huisvesting steevast de eerste voorwaarde is. Niet omdat het beter zou zijn met huisvesting, maar omdat het onmogelijk is zonder.
Het ligt besloten in de structuur van onze samenleving. Ooit hebben we wonen en leven gescheiden van de publieke sfeer, en daarna ons hele juridische, politieke en sociale systeem gebaseerd op deze scheiding. Zonder huisvesting is er geen privacy, geen afzondering en geen bescherming voor relaties, gezinnen – zelfs niet de mogelijkheid om de voogdij over kinderen te behouden –, of vrije intieme relaties. Stel je voor dat je een afspraakje hebt dat goed gaat of dat je verliefd bent zonder dat je je samen kunt terugtrekken, een deur kunt sluiten en op slot kunt doen. Stel je voor dat je meest basale lichaamsfuncties en behoeften, jezelf wassen, naar het toilet gaan… een openbare overlast worden, in het ergste geval zelfs een strafbaar feit.
Zonder adres zijn gezondheidszorg, veiligheid of politieke participatie opeens buiten je bereik. Huisvesting blijkt dan opeens voor veel meer noodzakelijk dan het behalen van een behoorlijke levensstandaard. Als je geen huisvesting hebt, blijken wat wij beschouwen als onvervreemdbare maatschappelijke rechten plotseling onbereikbaar.
De afgelopen zeven jaar heb ik de individuele en sociale gevolgen van dakloosheid en de daarmee gepaard gaande inperking van basisrechten in Duitsland en Nederland bestudeerd. Ik doe etnografisch veldwerk, wat betekent dat ik leef met mensen die dakloos zijn – en onder hun omstandigheden. Daarnaast adviseer ik beleidsmakers en -uitvoerders.
In deze kringen worden me steevast dezelfde vragen gesteld. Om te beginnen: wie zijn die mensen die dakloosheid ervaren? Het antwoord hierop is eenvoudig: ‘wij allemaal’, met één verschil: huisvesting. Dakloosheid treft niet slechts een klein deel van onze bevolking, maar is het lot van een almaar groeiende groep mensen uit alle lagen van de bevolking.
Een illusie van veiligheid
Onder de mensen met wie ik onderzoek doe zijn Josef, een vader van drie kinderen die dakloos werd na een scheiding en vervolgens zijn kinderen verloor; Ivo, een student die op het punt staat de middelbare school af te ronden; Sonia, die transgender is en wiens ouders haar het huis uit zetten; Michael, een professor economie die dakloos werd door een burn-out; Lars, die elke ochtend van zijn tent naar zijn werk op het treinstation fietst; Janine, die als kind al in ‘het systeem’ zat; en Sarah, die midden tachtig is en in een kelder woont met een vriend van dezelfde leeftijd. Het zijn scholieren, studenten, pas gescheiden ouders, werknemers, voormalige leden van de hogere klasse en ook heel veel gepensioneerden.
Het is een vergissing te denken dat de dunne lijnen tussen stabiele huisvesting, onzekere huisvesting en dakloosheid meer zijn dan dat: sociale huur botst met de dynamiek van de vrije markt, milieubezwaren houden bouwprojecten tegen, leegstand komt samen met speculatie, exploderende prijzen verdrijven middeninkomens uit de steden. Sommigen hebben geen andere keuze dan weer bij hun ouders te gaan wonen, anderen weigeren een baan of promotie om een sociale huurwoning te behouden. Sommigen besluiten door gebrek aan woonruimte geen kinderen te krijgen, terwijl weer anderen met veel te veel familieleden in piepkleine, overvolle appartementen wonen of nergens staan ingeschreven. Dakloosheid is uiteindelijk niet zozeer het resultaat van kapitalistische verschuivingen maar vooral van toenemende individualisering en van de onmogelijkheid om even niet oké te zijn als je geen sociaal of financieel vangnet hebt. Het toont ons collectieve onvermogen om lijden, trauma’s en verlies sociaal op te vangen.
Waarom dan toch vasthouden aan vooringenomen ideeën over wie dit lot treft? Als je het mij vraagt, omdat de veronderstelling dat dakloosheid meestal een gevolg is van slechte persoonlijke keuzes, en dat daklozen op een fundamentele manier anders zijn dan gehuisveste mensen, een gebrekkig copingmechanisme is. Zolang we dit volhouden, kunnen we leven met de illusie van veiligheid: we gaan ervan uit dat het ons niet zal overkomen – maar het kan en het zou kunnen.
Eerst terug invechten
En als je dakloos wordt, zal het hulpsysteem je dan opvangen?
De veronderstelling dat het hulpsysteem iedereen in nood opvangt, is absoluut onwaar. Veel mensen met wie ik onderzoek doe hebben zelfs nog nooit gebruik gemaakt van voorzieningen. Vraag het jezelf eens serieus af: zou jij het weten als een van de mensen om wie je geeft dakloos zou zijn geworden? Als je nu in gedachten knikt, vraag het jezelf dan nog eens. In een samenleving die uit elkaar drijft, is dakloosheid vaak onzichtbaar. Veel deelnemers aan mijn onderzoek verbergen het met succes. Een vrouw van in de tachtig die dakloos werd na de dood van haar man slaapt nu onder een balkon. Geen van haar kennissen weet het en ook haar kinderen, die in andere steden wonen en die ze wekelijks belt met de telefoon van een vriend, weten het niet. Anderen zeggen dat ze ‘bij een vriend zijn ingetrokken’ of ‘op reis zijn gegaan’ en verdwijnen zo van de radar.
Goed, dus mensen moeten zich wenden tot het hulpsysteem om hulp te krijgen. En dan kunnen ze huisvesting krijgen?
Fout. Zowel Duitsland als Nederland werken volgens een niveausysteem. Huisvesting wordt niet gezien als een basis om sociale problemen te overwinnen, maar als een doel, als iets dat je moet verdienen door sociale problemen te overwinnen. Als het appartement eenmaal weg is, blijkt de weg terug lang en hobbelig… ze leidt langs verschillende stadia van tijdelijke huisvesting. Velen kunnen de daaraan gekoppelde eisen en verwachtingen niet aan en lopen vast.
Een voormalige schoonmaakster verklaart: ‘Het hulpsysteem is als een grote poort. Je loopt er naartoe en bam, iemand gooit een enorme berg puin op je weg. Kijk, daar zijn alle problemen die je al hebt veroorzaakt. Schep ze weg en we zullen zien. En jij staat daar met je houten schepje en begint te scheppen. En met elke stap komt er een nieuwe stapel. Jij wordt kleiner en kleiner en de eisen worden groter en groter. Je ziet de teleurstelling op de gezichten van de hulpverleners en ambtenaren die je zo graag wil behagen. Je begrijpt nog steeds niet hoe je hier terecht bent gekomen, je hebt tenslotte al een paar maanden je post niet geopend. Op een gegeven moment geef je het op.’
Het tekort aan betaalbare appartementen rijst de pan uit en de wachtlijsten voor sociale huisvesting zijn langer dan tien jaar. Tot zover de gedachte dat iedereen die dat wil aan dakloosheid kan ontsnappen en dat degenen die dat niet willen het gewoon meer moeten willen. Voor veel mensen is dakloosheid net zo’n onontkoombare constante als afhankelijkheid van het hulpsysteem.
Een krimpende wereld
Anderen zijn uitgeput en staken hun pogingen om weer een woning te vinden. Voor hen gaat één ding centraal staan: de gemeenschap van de straat.
Waarom? Een moeder van twee kinderen die dakloos werd door huiselijk geweld en vervolgens haar kinderen verloor, legt uit: ‘Dakloos zijn betekent jezelf en de wereld klein denken. Alles wat ertoe doet wordt onbereikbaar. Niet alleen bezittingen, maar ook kinderen, familie, een baan, een taak. En omdat je door klein te denken verkeerd kunt inschatten hoe het met je gaat, vooral qua gezondheid, heb je anderen nodig om te overleven.’ Een dakloze politieagent is minder diplomatiek: ‘Zonder de anderen op straat ga je dood, zo simpel is het.’ Straatgemeenschappen hebben een fundamenteel andere structuur dan hulpverleningssystemen: ze gaan niet over het veranderen van mensen, maar over samen overleven.
We moeten begrijpen dat mensen die dakloos zijn het opvangsysteem verlaten omdat ze daar hun basisbehoeften niet kunnen vervullen, niet omdat ze ondersteuning weigeren. In Leipzig is dit bijvoorbeeld te zien in de belangrijkste nachtopvangcentra, die gescheiden zijn naar geslacht. Maar voor veel getroffenen, zoals waarschijnlijk ook voor jou het geval is, ligt thuis in geliefden. Ze zijn niet bereid om afscheid te nemen voor een dak boven hun hoofd en blijven daarom op straat.
Laten we het probleem samenvatten: thuis is niet alleen waar de sleutel past, maar waar we ons thuis voelen. En dit ‘thuisgevoel’ wordt geassocieerd met basisbehoeften en bescherming, een plek om je terug te trekken en het gevoel erbij te horen. Als het hulpsysteem gebaseerd is op individualisering en scheiding; als we van getroffenen verwachten dat ze hun problemen overwinnen voordat we ze een kans geven, terwijl we ze van de ene onstabiele situatie naar de volgende duwen, zal het hulpsysteem juist die mechanismen versterken die leiden tot dakloosheid en onvermijdelijk falen.
Als we mensen die dakloos zijn het idee geven dat ze teleurstellend en belastend zijn, dat ze geen plaats hebben in onze samenleving, terwijl ze zich omhoogworstelen langs de sporten van het hulpverleningssysteem, dan zullen ze op een gegeven moment stoppen met proberen.
Huisvesting als basisrecht
Dus, wat te doen? Meningen zijn als dozen zonder opening. Reflectie begint wanneer we iets in twijfel trekken dat we eerder als vanzelfsprekend beschouwden – in dialoog of lezing, gevolgd door introspectie. Ik hoop hierboven in ieder geval de vanzelfsprekend te hebben doorbroken dat dakloosheid een individueel probleem is in plaats van een maatschappelijk – een probleem dat we samen kunnen en moeten oplossen. Om dakloosheid uit te bannen in plaats van het te beheersen, moeten we het gapende gat tussen het ‘dak boven ons hoofd’ en het ‘thuis’ dichten – vooral nu de dakloosheid wereldwijd enorm toeneemt.
De weinige uitzonderingen op die toename zijn landen waar huisvesting een basisrecht is, waar de getroffenen eerst een appartement krijgen en vervolgens sociale ondersteuning. Het dak boven hun hoofd wordt zo een veilige basis van waaruit een thuis kan worden gevormd. Deze landen laten ons zien dat het beëindigen van dakloosheid geen kwestie is van beschikbaarheid van huisvesting of kansen, maar een kwestie van prioriteiten, herverdeling en heroverweging. Onvermijdelijk is daarvan ook onderdeel dat er wordt nagedacht over de omstandigheden van de gehuisveste mens: hoeveel ruimte hebben we werkelijk nodig, hoe lang kunnen we onze huidige huisvestingspatronen handhaven, hoeveel speculatie of leegstaande panden moeten en kunnen we accepteren? De landen waar dakloosheid afneemt kozen ervoor om preventie en snelle herhuisvesting te financieren in plaats van een uitgebreid sociaal vangnet met talloze inloopcentra, noodopvangcentra, straathoekwerk, medische noodhulp, et cetera. Met hun succes hebben ze aangetoond hoe verkeerd de veronderstelling is dat huisvesting moet worden aangeleerd. In plaats daarvan bewijzen ze dat met onvoorwaardelijke huisvesting niet alleen de woonduurzaamheid verbetert, maar ook de gezondheid, het welzijn en de sociale inclusie. Een beetje zoals op straat eigenlijk, door samen te (over)leven.