Advertentie
ad

‘Je mag me interessanter maken’: een interview met Miriam Toews

De Canadese schrijfster Miriam Toews (1964) schreef negen boeken, waaronder het succesvol verfilmde Wat ze zeiden en haar nieuwste roman, Nachtgevechten. Toews groeide op in een mennonitische gemeenschap in Steinbach, Canada, die ze op haar achttiende verliet. Ze schreef haar eerste roman in een lekkende, onafgebouwde kelder, terwijl ze werkte als radiopresentatrice. Veel van haar fictie speelt zich af in mennonitische gemeenschappen, maar haar meest recente werk niet. Nachtgevechten wordt bevolkt door drie Salinger-achtige personages: moeder, dochter en oma, drie generaties vrouwen die dicht op elkaar leven in één huis. Nora van Arkel sprak Toews in het Ambassade Hotel in Amsterdam. Ze leek voortdurend na te denken terwijl ze sprak, waardoor de woorden niet altijd snel maar wel altijd afgewogen kwamen. Ze was een warme, kalme en vrolijke aanwezigheid in het kleine kamertje aan de gracht.

Besproken boeken

[Miriam Toews] In de gemeenschap waarin ik ben opgevoed, zag ik van dichtbij het patriarchaat, het mannelijk privilege, het monddood maken en onderdrukken van meisjes en vrouwen. Het was makkelijk voor mij om in te zien dat dat onhoudbaar, destructief, schadelijk en niet goed is. Waarschijnlijk zien sommige mensen mijn schrijven als feministisch, maar voor mij is feminist zijn gewoon mens zijn. Het betekent dat je leeft.

Ik was nog niet echt begonnen met schrijven voordat ik kinderen kreeg. Voor mij was het geweldig, die combinatie. Ik ben dol op moeder zijn. Zodra mijn jongste begon met kinderopvang, een paar uur in de middag, werd dat mijn tijd. En het contrast tussen dat volledig, intuïtief met je kinderen zijn, spelen, weet je wel, wat het ook is – de arbeid daarvan, het lichamelijke, de vermoeidheid – ik kon dat dan allemaal opzijzetten en mijn eigen mentale ruimte ingaan, mijn eigen gedachten, en daar iets uit proberen te maken. Die combinatie was voor mij perfect. Nu de kinderen groot zijn blijkt het moeilijker om mezelf te disciplineren, omdat ik het contrast mis.

[Nora van Arkel] Hoe ziet je ideale schrijfdag eruit?

[MT] Een ideale schrijfdag begint met erin geslaagd zijn goed te slapen, zodat ik helder ben. Ik schrijf in de ochtend. Eerst maak ik wat koffie – een heleboel koffie. Soms kijk ik een beetje naar het nieuws en soms doe ik de sudoku. Ik ben een beetje verslaafd aan sudoku’s. Ze zorgen voor concentratie – al het andere verdwijnt. Daarna schrijf ik een paar uur. Op een goede dag, de ideale dag.

In de middagen doe ik over het algemeen wat e-mail en klusjes die te maken hebben met schrijven. En ik zorg voor mijn moeder. Mijn moeder woont bij ons. Ze wordt ouder en ze heeft veel extra zorg nodig.

We zijn met een heleboel – mijn kinderen, mijn kleinkinderen – er wonen vier generaties van ons samen in twee huizen op hetzelfde terrein in downtown Toronto. Ik heb een klein huis nu. Het heet Laneway House en we bouwden het zodat mijn kinderen en hun kinderen in het grote huis konden gaan wonen. Er is een heel klein kamertje in dit heel kleine huis, met daarin een heel klein bureau en ikzelf. Het heeft een lekker groot raam. Dat is waar ik meestal schrijf. Ik kan het huis zien waar mijn dochter en haar gezin en mijn moeder wonen. En ik kan de stad zien, de skyline van Toronto. Wanneer ik redigeer, werk ik vaak aan de eettafel. En er zijn momenten dat ik in bed schrijf, in de middag bijvoorbeeld. Over het algemeen schrijf ik niet in de middag, maar als ik dat doe, is de kans groot dat het in bed is. Helaas zie ik, als ik uit mijn slaapkamerraam kijk, het lelijkste appartementencomplex in Toronto, de party pad van een stel extreem rijke mannen. Dus dat is jammer. Het was vroeger een vervallen en verlaten fabriek voor auto-onderdelen. Het had een boel charme: een afbrokkelend bakstenen gebouw.

Ik schrijf altijd op de computer. Ooit, tientallen jaren geleden, schreef ik met de hand. En toen kreeg ik mijn eerste computer, een piepkleine Mac Classic – dat is lang geleden, in de jaren negentig, 1990 misschien zelfs –, en het veranderde mijn wereld volledig. Ik had op de middelbare school leren typen en ik kon opeens vliegen… Dat ding benaderde opeens de vaart van mijn gedachten.

[NvA] Veel van je romans reflecteren op mennonitische gemeenschappen, zoals die waar je in opgegroeid bent. Hoe vormt je journalistieke achtergrond jouw manier van fictie schrijven over bijvoorbeeld religieuze gemeenschappen en ingewikkelde familierelaties? Het zijn allemaal onderwerpen die nauw verwikkeld zijn met je eigen verleden.

[MT] Voor mij was de journalistiek ingaan een keerpunt. Ik leerde verhalen vertellen. Daarvoor wist ik wel dat ik wilde schrijven, maar het was nog nooit in me opgekomen om fictie te schrijven. Door de journalistiekopleiding ontdekte ik dat ik fictie wilde schrijven. Ik had allemaal deadlines, maakte radiodocumentaires en interviewde mensen. Ik vond het geweldig om stemmen en geluid samen te voegen – het is allemaal storytelling. En langzamerhand begon ik me te realiseren dat ik er ook van houd om dingen te verzinnen, wat je natuurlijk niet kan doen binnen de journalistiek.

[NvA] Herinner je je een verhaal dat je anders had willen vertellen?

[MT] Ja, dat was een radiodocumentaire waarvoor ik praatte met tattooartiesten en mensen met tattoos. Ik wilde iets maken over permanentie en de redenen waarom mensen tattoos nemen. Door met mensen in gesprek te gaan en te luisteren naar hun verhalen en de betekenissen achter hun tattoos, ging ik nadenken over wat het betekent om mens te zijn, over permanentie, tijdelijkheid, sterfelijkheid, alles. Ik had zoveel meer willen doen in die documentaire. Maar dat kon niet, ik moest hem inkorten en inkorten en inkorten en inkorten, en toen realiseerde ik me dat fictie deze beperkingen niet kent. Ik wilde verschillende ideeën verkennen en mijn eigen gedachten toevoegen. Ik wilde altijd al dingen verzinnen. En jij, wanneer je thuis komt en dit aan het transcriberen bent, zul je misschien in de verleiding raken om mij interessanter te maken dan ik ben, door iets toe te voegen. Maar dat kan niet, helaas. Nou ja, je zou het wel kunnen doen – ik geef je er toestemming voor. Je mag me interessanter maken.

Ik haal zo veel uit mijn eigen leven, dat is waar het verhaal begint. Het is een zoektocht naar een soort emotionele eerlijkheid.

[NvA] Ik zal erover nadenken, maar dat lijkt me op het eerste gezicht geen goed plan. Moet volgens jou een verhaal zo realistisch mogelijk zijn om maximaal effect op de lezer te sorteren?

Niet per se echt realistisch… Ik haal zo veel uit mijn eigen leven, dat is waar het verhaal begint. Het is een zoektocht naar een soort emotionele eerlijkheid. Ik denk dat je werelden en levens kunt bedenken die geen basis in de werkelijkheid hebben – futuristische dingen, speculatieve fictie – en dat die net zo ontroerend kunnen zijn en net zo kunnen doordringen in de ziel en de geest als de andere dingen.

[NvA] Vind je dat jouw fictie een boodschap moet uitdragen, iets waar je lezer van kan leren of op kan reflecteren?

[MT] Nee, totaal niet. Maar als dat wel gebeurt, dan is dat prima. Mijn schrijven is als een klein atoompje van het leven vanuit mijn perspectief, dat je tot je kunt laten doordringen als je dat wil.

[NvA] Wat voor boeken las je en had je thuis tot je beschikking toen je een tiener was?

[MT] Ons huis was een beetje een uitzondering in de gemeenschap, omdat boeken zeer zeker niet bepaald werden aangemoedigd – net als onderwijs – behalve dan de Bijbel. Dat was het boek. Maar mijn vader was leraar en hij moedigde mij en mijn zus aan om te lezen. We hadden veel boeken thuis en toen ik begon met lezen las ik de boeken die mijn vader had, zoals Aleksandr Solzjenitsyn, C.S. Lewis, of schrijvers die enigszins religieus waren. En ik las de boeken van mijn zus, die zes jaar ouder was dan ik. Alice Munro, Margaret Atwood, je weet wel, ‘literatuur’. Als tiener las ik Salinger en Virginia Woolf, D.H. Lawrence en Dostojevski, zware kost. Die boeken kreeg ik ook van mijn zus. Het zijn boeken waar ik, als ik ze nu zou herlezen, waarschijnlijk meer uit zou halen.

[NvA] Grappig dat je Salinger noemt, want toen ik je meest recente boek las, moest ik door de manier waarop de personages met elkaar omgaan denken aan Franny en Zooey. Is Salinger een schrijver die je herleest?

[MT] Niet meer zoveel als eerst. Maar The Catcher in the Rye was zo’n vormend boek omdat, wederom, mijn zus het voor me had gehaald. Het was een soort geheim, dat ze me steeds boeken doorgaf om te lezen. Ze was al uit huis en woonde in de stad, waar ze naar de universiteit ging. In de weekenden kwam ze naar huis en bracht ze boeken en platen mee. En daar was The Catcher in the Rye er een van. Ik herinner me dat ik er een boekverslag over moest schrijven op de middelbare school. Ik zat waarschijnlijk in de tiende klas, was een jaar of vijftien, zestien. Toen mijn leraar zag dat het een verslag was over The Catcher in the Rye, zei hij dat ik daar geen verslag over mocht maken. Ik moest het verslag overdoen en een boek vinden dat geschikt was. Mijn ouders waren verbijsterd. Ze konden niet geloven dat mijn leraar censuur had gepleegd en het boek als het ware had verbannen. Ik kreeg dus wel veel steun van mijn familie. Er was gewoon iets aan Salingers teksten in die tijd van mijn leven – je hoofd ontploft soort van, toch? Ik had zoiets van, wauw, je kan gewoon schrijven over een eenzaam, boos, onaangepast kind dat ronddwaalt in New York, of een gezin van buitenbeentjes. Zijn werk was zo duister maar tegelijkertijd zo grappig.

[NvA] Welke hedendaagse auteurs lees je en inspireren je?

[MT] Zoveel! Ik heb net Joy Williams gelezen, en Deborah Levy. Ik vind Elena Ferrante heel goed. Ik ben bezig met een boek van Elsa Morante, uit de jaren veertig. Het is een enorm boekwerk met de titel Lies and Sorcery (red: in 2023 in nieuwe vertaling van Jenny McPhee uit het Italiaans uitgegeven door NYRB Classics). De laatste tijd lees ik veel non-fictie. Er is een Mexicaanse schrijver, Cristina Rivera Garza, die schreef over de moord op haar zus in Mexico-Stad (red: Liliana’s Invincible Summer, Hogarth 2023). En nu schaam ik me want ik ben ook een boek aan het lezen dat ik helemaal geweldig vind, en ik kan me niet eens de naam van de auteur herinneren! Het gaat over allemaal dichters, filosofen en schrijvers – en vrouwen! – die zich gedurende een korte periode eind 1700 in de stad Jena in Duitsland verzamelden, onder andere Schiller, Schlegel en Goethe (red: Magnificent Rebels: The First Romantics and the Invention of the Self, Andrea Wulf, Knopf 2022).

Goede teksten brengen je dichter bij jezelf, dat is levensveranderend. Absoluut. Ik begrijp niet hoe mensen die niet lezen leven.

[NvA] In hoeverre geloof je in de kracht van verhalen om de wereld te veranderen?

[MT] Volledig, honderd procent. Het is alles. Het is alles. Als ik me slecht en vervreemd of alleen of verdrietig of gewoon uit mijn doen voel, is dat altijd de remedie: pak een boek en lees. Ik denk dat lezen is wat me in leven heeft gehouden. En dat zeg ik niet lichtzinnig, het is waar. Een verhaal is aan de ene kant de ontsnapping aan de onzin van het leven, aan de pijn van je eigen leven, naar een andere wereld. Maar het is meer dan dat. Op hetzelfde moment is het helemaal geen ontsnapping, het is dieper je eigen leven in gaan, je eigen gedachtes in. Goede teksten brengen je dichter bij jezelf, dat is levensveranderend. Absoluut. Ik begrijp niet hoe mensen die niet lezen leven.

[NvA] Zowel je partner als je beide kinderen zijn schrijvers. Wat was in jullie familie de rol van verhalen vertellen?

[MT] Ik las mijn kinderen veel voor – dat was mijn favoriete activiteit. Maar verhalen verzinnen was altijd moeilijk. Ik heb nu vier kleinkinderen en zij zeggen heel vaak: vertel me een verhaal! En ik raak dan altijd een beetje in paniek, het is zo moeilijk… Ik stel dan voor om gewoon een boek te lezen, maar nee, nee, ik wil dat je me een verhaal vertelt. Ik hou ervan om verhalen te vertellen over mijn leven, maar zij hebben die inmiddels allemaal al gehoord en ik weet niet zeker of ze het echt leuk vinden om ze te horen. Ze luisteren liever naar verhalen over superhelden.

[NvA] Veel van je personages zijn gebaseerd op mensen uit je familie en kennissen. Komen de andere personages, die niet gebaseerd zijn op een persoon uit het echte leven, ook tot leven in je hoofd?

[MT] Ja, zeker. Meestal word ik de verteller van mijn verhaal, dat was zelfs zo bij Swiv, ook al is ze negen jaar oud: ik probeerde de wereld door haar ogen te zien. Maar zelfs de bijfiguren zijn vaak, of misschien zelfs altijd, gebaseerd op mensen die ik heb gekend. Ik heb mijn vaste personages, die steeds weer terugkomen, gewoon geesten en duivels die me blijven achtervolgen om de een of andere reden. Er zijn wel mensen in mijn leven waar ik nooit echt over geschreven heb, zoals mijn beste vriendin. Zij heeft zich erover verwonderd en ik heb me erover verwonderd.

[NvA] Is er een herinnering of historische periode waar je altijd al over hebt willen schrijven?

[MT] Ik heb vaak willen schrijven over de tijd in mijn leven nadat ik wegging van huis. De tijd van mijn achttiende tot mijn eenentwintigste. Ik verliet mijn gemeenschap en verhuisde naar Montréal. Ik veranderde van een conservatief, mennonitisch meisje naar een jonge punk, echt een hele dramatische en plotselinge overgang. Ik probeerde vooral te overleven in een wereld die ik niet echt begreep. Ik wist dat ik niet terug kon naar mijn gemeenschap, dus ik zat in een vreemde limbo – ik verhuisde heel veel, veel verschillende mensen, verschillende plekken om te wonen, verschillende baantjes, verschillende steden. Wanneer ik dat kon, verdiende ik wat geld en ging ik ergens heen, verdiende wat geld en ging weer ergens anders heen. Ik heb daar nooit echt over geschreven en ik heb ook nooit echt geweten hoe. Misschien omdat ik zo alleen was en zo bang. Ik was aan het vluchten, ik weet niet waarvan of waarheen. Dat ik dat niet weet is misschien wel de reden dat ik er niet echt over heb kunnen schrijven. Ik hoop dat wel te doen, op een dag.