Advertentie
Banner

Welvaartschauvinisme en wetenschap: een interview met Verena Seibel

Het in hartje Amsterdam gevestigde Netherlands Institute for Advanced Study in the Humanities and Social Sciences (NIAS) selecteert ieder jaar meer dan vijftig excellente onderzoekers uit Nederland en de rest van de wereld om voor de duur van een of twee semesters als fellows intensief vrij onderzoek te komen doen binnen een inspirerende multidisciplinaire woon- en werkomgeving. Verena Seibel was tot afgelopen juni NIAS Instituut Gak Fellow.

[Merlijn Olnon] Wat is je onderzoeksproject bij het NIAS? (*)

[Verena Seibel] Mijn NIAS-project richt zich op hoe migranten kijken naar de welvaartsstaat waarin ze leven, en op de kennis die ze hebben over de organisatie van bepaalde welzijnsmiddelen, geschiktheidscriteria en toegangsmogelijkheden. Ik noem dit ‘systeemkennis’. Uit mijn eerdere onderzoek blijkt dat migranten veel minder systeemkennis hebben dan niet-migranten. Bij het NIAS onderzoek ik enerzijds hoe we deze variatie in systeemkennis kunnen verklaren en hoe een dergelijk gebrek aan kennis de toegang van migranten tot sociale voorzieningen beïnvloedt, maar ook gedrag voorbij de landsgrenzen.

Op dit moment werk ik aan een paper over de relatie tussen hoe migranten het Nederlandse zorgstelsel begrijpen en grensoverschrijdend zorggebruik. Mijn bevindingen suggereren dat hoe slechter migranten geïnformeerd zijn over de werking van het Nederlandse zorgsysteem, hoe groter de kans is dat ze gezondheidszorg buiten Nederland zoeken. In een ander artikel kijk ik naar de ervaringen van kennismigranten met Nederlandse sociale voorzieningen en uitkeringen en hoe die hun intentie om in Nederland te blijven beïnvloeden. Ook daar zien we dat kennis van sociale rechten ertoe doet: kennismigranten die goed geïnformeerd zijn over hun toegang tot sociale voorzieningen hebben veel vaker de intentie om voor langere tijd in Nederland te blijven. Dit betekent dat de perceptie van sociale zekerheid door migranten ook van belang is voor terugkeermigratie.

[MO] Hoe past dit werk in je bredere onderzoeksagenda?

[VS] Ik ben geïnteresseerd in de perspectieven van migranten op integratie. Hoe vinden migranten hun weg binnen de verzorgingsstaat en andere instituties die cruciaal zijn voor hun welzijn? Naast het bestuderen van typische dimensies van integratie, zoals arbeidsmarktintegratie of sociale integratie, heb ik ook de kennis van migranten over hun sociale rechten onderzocht. Sociale rechten zijn de rechten die voortkomen uit sociaal beleid gericht op het verminderen van ongelijkheden in de samenleving en zijn een belangrijk beleidsinstrument om bij te dragen aan de sociale zekerheid van mensen. Denk aan toegang tot gezondheidszorg en kinderopvang, maar ook overheidspensioenen en werkloosheidsuitkeringen.

Uit mijn onderzoek blijkt dat migranten minder goed geïnformeerd zijn over hun sociale rechten dan niet-migranten. Dit is problematisch omdat een gebrek aan kennis een belangrijke belemmering vormt voor de toegang van migranten tot sociale diensten en uitkeringen en kan verklaren waarom migranten minder geneigd zijn daarvan gebruik te maken dan niet-migranten. In het verlengde daarvan zien we ook dat migranten van de tweede generatie die in Nederland zijn opgegroeid veel beter geïnformeerd zijn dan hun ouders over hoe ze toegang kunnen krijgen tot sociale voorzieningen.

We moeten ons daarom afvragen of de verzorgingsstaat wel in staat is om de meest kwetsbare groepen te bereiken, de groepen voor wie veel sociaal beleid juist is ontworpen.

Ik heb kunnen aantonen dat deze kennislacunes niet alleen het grootst zijn bij eerstegeneratiemigranten, maar ook bij laagopgeleide migranten en migranten die de taal van het land van verblijf niet goed spreken. Dat is niet zo verwonderlijk, maar het benadrukt wel de grote uitdaging voor de verzorgingsstaat: het zijn juist deze migrantengroepen die het meest behoefte hebben aan sociale steun maar het minst op de hoogte zijn van hun sociale rechten. We moeten ons daarom afvragen of de verzorgingsstaat wel in staat is om de meest kwetsbare groepen te bereiken, de groepen voor wie veel sociaal beleid juist is ontworpen.

[MO]Wat is je methodologie?

[VS] Ik ben opgeleid als kwantitatief socioloog en ben dan ook geïnteresseerd in patronen binnen de samenleving. Ik werk met enquêtedata, wat betekent dat ik informatie verzamel over een grote representatieve groep (bijvoorbeeld mensen met een migratieachtergrond die in Nederland wonen) en deze data vervolgens analyseer met verschillende regressiemodellen. In de loop van de tijd ben ik daarnaast ook andere kwantitatieve methoden gaan gebruiken, zoals vignetstudies, waarbij ik mensen korte, gedetailleerde beschrijvingen van hypothetische situaties (zogenaamde vignetten) voorleg en analyseer of het antwoord van de respondent op een specifieke vraag verandert wanneer de hypothetische situatie verandert. In mijn meest recente projecten verzamel ik ‘egocentrische netwerkgegevens’, waarbij ik een groot aantal mensen (met een migratieachtergrond) vraag om twintig mensen in hun netwerk te selecteren en meer informatie te geven over belangwekkende netwerkleden. Die extra informatie kan geslacht, opleidingsachtergrond of etniciteit betreffen, maar ook of respondenten in bepaalde situaties steun hebben gekregen van deze netwerkleden.

Recentelijk ben ik ook betrokken geweest bij kwalitatieve onderzoeksprojecten die mijn academische horizon hebben verbreed. In opdracht van het ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid organiseren het European Research Centre on Migration and Ethnic Relations (ERCOMER) en Regioplan semigestructureerde interviews en focusgroepen om beter inzicht te krijgen in ervaringen van moslims met discriminatie in verschillende domeinen (bijv. arbeidsmarkt, gezondheidszorg) en gedurende de hele levensloop. Mijn promovendus Sara Marcora bereidt veldwerk voor waar ze semigestructureerde interviews zal afnemen met oudere migranten die in Nederland wonen om te begrijpen hoe zij zich voorbereiden op hun pensioen.

Ik ben altijd geïnteresseerd geweest in het perspectief van minderheidsgroepen en hoe ze zich gedragen, voelen en denken in een samenleving die niet voor hen is ontworpen.

[MO] Waarom heb je voor dit onderwerp gekozen?

[VS] Ik ben altijd geïnteresseerd geweest in het perspectief van minderheidsgroepen en hoe ze zich gedragen, voelen en denken in een samenleving die niet voor hen is ontworpen. Ik heb de afgelopen twintig jaar een transnationaal leven geleid en heb veel vrienden en familieleden met een migratieachtergrond. Ik ben dus bekend met enkele van de uitdagingen, maar ook de kansen, die migratie met zich mee kan brengen.

In mijn onderzoek bestudeer ik gedocumenteerde migranten met een verblijfsvergunning, die momenteel 85% uitmaken van de migranten die Nederland binnenkomen met een werkvisum, gezinsvisum of migranten die profiteren van vrije mobiliteit, zoals EU-migranten. In relatie tot mijn onderzoek naar welvaartspercepties en -kennis fascineert deze groep me omdat ze wettelijk gezien bijna dezelfde sociale rechten krijgen als niet-migranten, maar ze veel meer moeite hebben om hun sociale rechten te realiseren.

[MO] Wat is je eigen traject geweest?

[VS] Ik kom oorspronkelijk uit Duitsland en begon mijn academische carrière als bachelorstudent sociologie aan de Universiteit van Mannheim. Tijdens mijn bachelor ging ik op Erasmus-uitwisseling naar de Rijksuniversiteit Groningen en stond ik versteld van de hoge kwaliteit van het onderwijs aan Nederlandse universiteiten. Dit was ook de reden waarom ik voor mijn master naar de Universiteit Utrecht ben gegaan, waar ik de onderzoeksmaster Sociology and Social Research (2011) heb afgerond. In Utrecht raakte ik geïnteresseerd in migratie en integratie. Ik schreef een onderzoeksvoorstel over de ‘overscholing’ van migranten op de arbeidsmarkt en werd aangenomen als promovendus aan de Berlin Graduate School of Social Sciences, Humboldt University, waar ik in 2015 afstudeerde. Daarna bood Claudia Diehl van de afdeling Microsociologie aan de Universiteit van Konstanz me een postdoctorale positie aan. Tijdens mijn tijd in Konstanz maakte ik deel uit van een internationaal onderzoeksteam dat gegevens verzamelde over meer dan 10.000 migranten die in Duitsland, Nederland en Denemarken woonden, met de nadruk op de houding van migranten ten opzichte van de verzorgingsstaat.

Gezien de precaire situatie op de Duitse academische arbeidsmarkt besloot ik vervolgens over de grens te kijken en solliciteerde ik naar een assistent-professorschap bij de afdeling Sociologie van de Rijksuniversiteit Groningen, waar ik in 2018 met mijn gezin naartoe verhuisde. In Groningen maakte ik kennis met kwantitatieve sociale netwerkanalyse, een manier om te begrijpen hoe mensen, groepen of zelfs organisaties met elkaar verbonden zijn, op elkaar inwerken en elkaar beïnvloeden. Mijn twee laatste beurzen gaan over de rol van de sociale netwerken van migranten en werden geïnspireerd door mijn tijd daar. In 2021 aanvaardde ik een positie als universitair docent aan de Universiteit Utrecht, waar ik werk bij de afdeling Interdisciplinaire Sociale Wetenschappen en lid ben van ERCOMER.

[MO] Wat zou een breder, vergelijkend perspectief kunnen opleveren?

[VS] In een deel van mijn werk heb ik migranten vergeleken die in Duitsland, Nederland en Denemarken wonen. Deze drie landen hebben verschillende welvaartsregimes: Duitsland een christen-democratisch, Denemarken een sociaal-democratisch en Nederland een hybride, meer liberale vorm. We zien dat voor migranten de gevolgen van hun systeemkennis verschillen tussen deze landen. Maar de verschillen tussen verschillende groepen migranten zijn nog sterker en hardnekkiger.

Mijn onderzoek en dat van collega’s suggereert dat de sociale welvaart die migranten in hun land van herkomst ervaren, hun perceptie en kennis van de verzorgingsstaat in het gastland sterk beïnvloedt. We zien ook dat hoe langer migranten in het gastland wonen, hoe meer hun perceptie gaat lijken op die van de niet-migrantenbevolking. Dit suggereert ook dat migranten, door socialisatie, zich in de loop van de tijd aanpassen aan de houding van het gastland.

[MO] Wat is het volgende dat je wil doen?

[VS] De komende jaren wil ik me veel verder verdiepen in de rol van sociale netwerken. Uit mijn onderzoek blijkt dat migranten veel informatie over hun sociale rechten krijgen van hun leeftijdsgenoten. We weten echter weinig over welke soorten sociale netwerken het nuttigst zijn en waarom. Ik wil dit verder onderzoeken met behulp van een mixed methods-benadering.

[MO] Welke zorgen en wensen motiveren je onderzoek?

[VS] Ik maak me zorgen over het huidige politieke klimaat, dat anti-migrantenhoudingen aanwakkert en migranten afschildert als een last voor de belastingautoriteiten en de verzorgingsstaat. Ik vind dit problematisch omdat, zoals mijn collega Gianna Eick van de UvA onlangs stelde in haar interview met NLTimes en natuurlijk in haar recente boek over zogenaamd welvaartschauvinisme, ‘de politiek niet in overeenstemming is met de feiten’. Dit is een reëel probleem. Niet alleen omdat het een wig drijft tussen autochtone Nederlanders en migranten, maar ook omdat we politici nodig hebben die eerlijk zijn. Een van mijn doelen is om het publiek te voorzien van concrete informatie over het migrantenperspectief op de verzorgingsstaat, en om enkele van de vele mythes over hun toegang tot sociale middelen te weerleggen met eenvoudige maar robuuste feiten. (Ik wil er wel bij zeggen dat ik wat dat betreft zeker geen koploper ben: mijn academische socialisatie was in Duitsland, waar outreach en impact veel minder prioriteit hebben dan in Nederland, maar ik streef ernaar en heb een aantal inspirerende collega’s in dit opzicht.)

Het narratief van de rationele, berekenende migrant die alleen naar Nederland komt om de Nederlandse voorzieningen te misbruiken, wordt door geen enkel onderzoek ondersteund.

In het huidige politieke klimaat worden migranten vaak gezien als bijstandstrekkers die naar Nederland komen om misbruik te maken van de verzorgingsstaat. Maar er is simpelweg geen bewijs om deze veronderstellingen te ondersteunen. De grootste aanjager van migratie blijft economische migratie, zoals Hein de Haas zo goed uitlegt in zijn boek over drijfveren van migratie. Uit mijn eigen onderzoek blijkt dat migranten verrassend slecht geïnformeerd zijn over hun sociale rechten en hoe ze toegang kunnen krijgen tot uitkeringen en diensten. In een van de projecten, waar ik postdoc was (in de houding van migranten ten opzichte van de verzorgingsstaat), keken we naar de kennis van migranten over toegang tot bijstand. Meer dan 60% van de migranten onderschat hun recht op toegang tot sociale bijstand, wat betekent dat ze denken dat de regels veel strenger zijn dan ze zijn. Hetzelfde geldt voor andere welzijnsgebieden: migranten zijn veel minder geïnformeerd dan Nederlanders over de criteria om in aanmerking te komen voor kinderopvangtoeslag of over kankerpreventieprogramma’s. Het narratief van de rationele, berekenende migrant die alleen naar Nederland komt om de Nederlandse voorzieningen te misbruiken, wordt door geen enkel onderzoek ondersteund.

[MO] Hoe rijm je dat alles met wat het CBS rapporteert over Bijstandsafhankelijkheid: ‘Met name migranten uit Marokko en overig Buiten-Europese landen ontvingen vaak bijstand: 20,4 en 17,7 procent. Dat is ruim vier keer zo vaak als gemiddeld. Het aandeel Surinaamse, Turkse en Nederlands-Caribische migranten met bijstand is wat kleiner, maar wel 2 tot 3 keer zo groot als gemiddeld.’ (**)

[VS] Dat vind ik geen verrassende bevindingen: het CBS kijkt naar de totale bevolking van autochtonen en verschillende migrantengroepen. Migranten uit deze landen zijn namelijk gemiddeld lager opgeleid en lopen daardoor een hoger risico op werkloosheid dan autochtone Nederlanders. Hierdoor heeft een groter deel van de migranten bijstandsuitkering nodig dan autochtonen. Maar, en dit is waar het interessant wordt, als we alleen kijken naar degenen die in aanmerking komen voor sociale bijstand en autochtonen vergelijken met migranten, weten we uit internationale studies dat migranten vaker geen gebruik maken van sociale bijstand dan autochtonen. Het maakt dus echt uit welke groepen we vergelijken.

We zouden degenen die in aanmerking komen voor sociale bijstand en zich dus al in een zeer kwetsbare positie bevinden, juist in staat moeten stellen daar ook daadwerkelijk toegang toe te krijgen, om de eenvoudige reden dat dit van cruciaal belang is voor hun sociale zekerheid. En sociale zekerheid is cruciaal voor onze sociale cohesie.

Er zijn veel redenen voor deze ‘niet-opname’ door migranten, variërend van gebrek aan kennis tot gebrek aan vertrouwen en angst voor stigmatisering of negatieve gevolgen voor hun visum. Het probleem is dus tweeledig: als we het risico op bijstandsafhankelijkheid onder de migrantenbevolking willen verminderen, moet de Nederlandse overheid investeren in het onderwijs voor deze groepen en discriminatie van allochtonen op de arbeidsmarkt verminderen. Anderzijds zouden we degenen die in aanmerking komen voor sociale bijstand en zich dus al in een zeer kwetsbare positie bevinden, juist in staat moeten stellen daar ook daadwerkelijk toegang toe krijgen, om de eenvoudige reden dat dit van cruciaal belang is voor hun sociale zekerheid. En sociale zekerheid is cruciaal voor onze sociale cohesie.

Ik heb de indruk dat mensen vaak de impact onderschatten die armoede heeft, niet alleen op het individu, maar ook op onze samenleving. Armoede maakt mensen kwetsbaar voor allerlei risico’s, zoals een slechtere gezondheid, negatieve invloeden van leeftijdsgenoten, enz. En de ‘prijs’ wordt betaald door de samenleving, bijvoorbeeld door hogere zorgkosten. We hebben er daarom allemaal belang bij om bij te dragen aan een goede levensstandaard voor iedereen, ook voor migranten, om het risico op sociale bijstand te verminderen.

[MO] Bent je hoopvol over de politieke en maatschappelijke impact van je onderzoek?

[VS] Het is mijn overtuiging dat onderzoekers zich moeten richten op het informeren van de samenleving, beleidsmakers en belanghebbenden, vooral in een tijd waarin wantrouwen en desinformatie het publieke debat domineren. En inderdaad, ik hoop dat ik door mijn onderzoek in staat zal zijn om beleidsinterventies te ontwikkelen die a) helpen om migrantenpopulaties te voorzien van cruciale informatie over hun sociale rechten, en b) de algemene bevolking informeren over de realiteit van migranten die in Nederland wonen, die heel anders is dan wat de media en politici doen voorkomen. Ik blijf hoopvol over dit impactpotentieel, omdat ik aan den lijve heb ondervonden dat politieke instellingen, zoals ministeries, oprechte interesse hebben in ons onderzoek.

[MO] Zou je ons tot slot nog twee boeken kunnen tippen?

[VS] Het boek Invisible Women van Caroline Criado Perez heeft me erg geïnspireerd. Het heeft weinig tot niets te maken met mijn eigen onderzoeksonderwerp, maar toont wel de relevantie en kracht van gegevens aan en de potentieel ernstige gevolgen van het niet verzamelen van gegevens over gemarginaliseerde groepen. Wat mijn eigen onderzoek betreft, kijk ik erg op naar Diana Sainsbury, wiens baanbrekende Welfare States and Immigrant Rights: The Politics of Exclusion and Inclusion mijn vakgebied heeft beïnvloed door rekening te houden met migranten bij het bestuderen van sociale rechten.

Interview en vertaling Merlijn Olnon

(*) https://nias.knaw.nl/fellow/verena-seibel/

(**) https://www.cbs.nl/nl-nl/longread/statistische-trends/2023/verschillen-in-bijstandsafhankelijkheid-tussen-herkomstgroepen