Advertentie
upl_banner_NLBoekengids-sept2024

Een tijd van rouw en verzet

Lisa Doeland’s Apocalysofie gaat over de extinctie van de menselijke soort én het einde van de menselijke leefomgeving. Het bepleit zowel berusting als verzet. Doelands ‘leren uitsterven’ is volgens Guido van Hengel vooral ‘leren luisteren’, en oefenen in aandacht en nederigheid: ‘Iedereen die wel eens een dierbare heeft verloren of door een rouwproces is gegaan weet dat je je zintuigen opent voor dat wat je nog samen – zolang het kan – wilt beleven’.

Besproken boeken

Ik woon boven een snackbar en heb vanuit mijn appartement prachtig uitzicht op een zestal ondergrondse containers. Af en toe maak ik foto’s van de daar groeiende afvalhopen en de zwermende zilvermeeuwen. Deze achterstandswijk is berucht vanwege de ‘bijplaatsingen’. Interessant is dat er bij dageraad regelmatig dikke volvo’s uit de betere wijken voorbijrijden met daarin roomblanke heren, die vlug-vlug-vlug uitstappen om hun meuk achter te laten bij het schorremorrie. Opgeruimd staat netjes. In Nederland, en in veel andere delen van de wereld, bestaat de misvatting dat afval verdwijnt als je het over de schutting gooit.

Het boek Apocalypsofie van de filosoof en essayist Lisa Doeland zou, zo vertelt het dankwoord, aanvankelijk Afvalfilie gaan heten. Nu schrijft Doeland een proefschrift over afval, dus neem ik aan dat ze in een boek met die eerdere titel meer nadruk zou hebben gelegd op het afvalprobleem. Afval is een heel relevant thema, en wordt raar genoeg nog vaak over het hoofd gezien. Ik denk er veel over na, elke dag, wanneer ik me langs de achtergelaten mayonaiseklodders en half leeggegeten bakjes kapsalon een weg baan naar de voordeur.

Over afval kan Doeland fantastisch schrijven (waarover later meer), maar dit boek gaat over iets groters. In Apocalypsofie vertelt zij het verhaal van de extinctie van de menselijke soort, en ook van het einde van de menselijke leefomgeving, want de mensheid gaat niet alleen ten onder, nee, die trekt de wereld mee in zijn val. (Ik moet nu denken aan de schlager Alles hat ein Ende nur die Wurst hat zwei. Je zou kunnen zeggen: Alles hat ein Ende nur der Mensch hat zwei – want mensen vinden het lastig om een wereld te denken zonder de mensen, en dus moet in onze verbeelding met de extinctie ook de hele wereld er maar aan). 

Dat Doeland haar studie over afval heeft omgetoverd tot een essaybundel met eindtijdproporties is begrijpelijk, want het past bij de tijdgeest en ‘bekt goed’, maar de restyling heeft niet per se tot meer helderheid en coherentie geleid. Door de verschoven focus van afval naar de Apocalyps hinkt het boek namelijk op twee gedachten.

Leren uitsterven

De eerste gedachte is dat de ondergang van het mensdom niet meer kan worden afgewend. Het is al te laat. Alle plannen voor ecologische regeneratie en CO2-reductie lijken haalbaar en hoopvol, maar zijn dat niet. De mensen houden zichzelf voor de gek. Beter is het om het einde (of het ‘Einde’) in het gezicht te kijken, en te leren leven met het idee van extinctie. De gepaste houding, een menselijke houding welteverstaan, daarvoor is rouw.

Iedereen die wel eens een dierbare heeft verloren of door een rouwproces is gegaan weet dat je je zintuigen opent voor dat wat je nog samen – zolang het kan – wilt beleven.

Ik lees instemmend knikkend mee. Maar Doeland schrijft wel erg veel over mensen, en wat die allemaal moeten denken, vinden, leren en doen. Prima, dit boek is voor – oh, pleonasme – menselijke lezers, maar ik kan me ook voorstellen dat de rouw zich manifesteert in een afscheid. Dat afscheid houdt in dat je de blik juist van de mensen afwendt en kijkt en luistert naar dat waar je afscheid van zult nemen: vogels, bossen, koraalriffen, al de insectensoorten die dit jaar al verdwijnen en volgend jaar niet meer terugkeren. Dat klinkt zweverig, maar dat moet dan maar. Iedereen die wel eens een dierbare heeft verloren of door een rouwproces is gegaan weet dat je je zintuigen opent voor dat wat je nog samen – zolang het kan – wilt beleven. Iemand die leeft met het sterven (of verdwijnen) wil nog eens goed kijken naar deze mooie en waanzinnige wereld, naar alles wat een waarde heeft die zich niet laat uitdrukken in geld of percentages. ‘Leren uitsterven’, zoals Doeland dat zo mooi verwoordt, is ook leren luisteren, en oefenen in aandacht en nederigheid, voor alle Grootsheid die ons omringt.

Dat dit nogal pseudochristelijk klinkt komt misschien ook door dat woord: Apocalyps. Openbaring. Je ontkomt er niet aan. Woorden hebben betekenis, een geschiedenis, en een weerklank. 

Lang verhaal kort: voor een afscheid kijk je om je heen, en niet naar jezelf. De mooiste passage in dit boek vind ik dan ook de passage waarin Doeland vertelt over een dood albatroskuiken (dood door plastic) en de vermoorde albatros in de literaire en mythologische symboliek van een te dragen psychologische last. ‘Zoals de zeeman,’ schrijft ze, ‘bij wijze van boetedoening de albatros om zijn nek moest hangen op het schip, zo behoren ook wij de albatros collectief om onze nek te hangen.’ Dat is rouw. Dan maakt ze die Apocalyps invoelbaar, en voel je de betekenis van een andere houding, een andere manier van kijken.

Verzet

Maar dan is er nog de tweede gedachte, en dat is strijdbaarheid. Ook die is belangrijk, en gerechtvaardigd. Doeland heeft zich niet voor niets aangesloten bij Extinction Rebellion. Er is inderdaad werk aan de winkel. Schud de mensen wakker! Val de Grote Vervuilers aan! Mobiliseer de massa’s! De boodschap die ze heeft voor haar lezers is dat het dus inderdaad te laat is om de mensheid (en zijn leefomgeving) nog te redden van de ondergang, maar dat we het nakende einde niettemin kunnen uitstellen en het proces van de uitsterving kunnen vertragen. Of charmanter kunnen oplossen. Nu weet iedereen die wel eens een campagne op poten heeft gezet, of – godbetert – oorlog heeft gevoerd, dat je met een dergelijke boodschap geen strijdbaarheid oogst. Somberheid mobiliseert niet. Met de grondgedachte dat de woede sowieso al te laat komt, voer je in het beste geval een achterhoedegevecht.

De combinaties van strijdbare rouw of illusieloos engagement vallen bij de meeste mensen duidelijk in onvruchtbare aarde.

Dat geldt natuurlijk niet voor iedereen. Ik deel Doelands opvatting dat we hoe dan ook moeten strijden tegen klimaatvervuiling, en tegelijkertijd maak ik me, met haar, geen (gevaarlijke) illusies. Maar niet iedereen vindt het aangenaam om te leven met paradoxen. Het tekent ook de ietwat diffuse receptie van Apocalypsofie, en de soms (over-en-weer) warrige interviews die over het boek verschenen zijn. In het interview voor de Volkskrant (28 maart 2024) zag je de interviewer en Doeland langs elkaar heen praten, en ook in een hoofdredactioneel commentaar van NRC (29 juli 2023) werd haar boek nogal simpeltjes afgedaan als een pleidooi voor hopeloosheid en fatalisme. De combinaties van strijdbare rouw of illusieloos engagement vallen bij de meeste mensen duidelijk in onvruchtbare aarde.

Keren we terug naar het afval. Wanneer Doeland haar gedachten over afval deelt is ze ijzersterk. Miriam Rasch schreef in NRC dat ze vakkundig alle mythes en illusies doorprikt van de groene groei, recycling en andere gevaarlijke fantasieën, en dat ben ik met haar eens. Recycling, bijvoorbeeld, is inderdaad een gevaarlijke illusie, en allerlei foute bedrijven hebben het omarmd als het ultieme middel voor een potje greenwashing. Het menselijke productiepatroon kan niet zonder afval, en de Circle of Life werkt in Disneyfilms, niet in onze rotzooi. We moeten leren leven in de nabijheid van ons afval, zo citeert ze Slavoj Žižek.

Dit resoneert met een blik op de straten in de stad Pančevo (Servië), waar ik nu deze recensie schrijf. Buiten (en soms binnen) lopen meerdere straathonden rond, en die zou je kunnen beschouwen als afval met zichtbare agency. Mensen hebben de ‘overbodige’ beesten op straat gegooid, opdat ze uit het zicht en uit de beschaving verdwijnen. Maar ze komen terug, en lopen de mensen voor de voeten. Ze eisen de straat op, blaffen, en bedelen om voedsel. We menen dat we het afval kwijt kunnen raken, maar het keert terug en houdt ons een spiegel voor. Dat brengt me ook terug bij die aangrijpende albatrossenscènes in Doelands’ boek. Zo leer je leven met afval: bezie en bedenk de dodelijke uitwerking van het onverwoestbare plastic, het verdriet, de schuld, en de beklemming.

Het lijkt me gepast dat wij mensen, wanneer we ooit deze aarde vaarwel gaan zeggen – in deze eeuw of dit millennium, of in een volgend eon –, we de boel een beetje opgeruimd achterlaten. Dat is niet zo simpel, of zelfs schier onmogelijk. Doeland legt dat op kundige en erudiete wijze uit, met ruimte voor twijfel en (zelf)kritiek. Ze gidst de lezer langs de belangrijkste boeken en bronnen, en bekritiseert positivo’s en valse profeten. Toch blijf ik benieuwd naar de weggelaten kliekjes en afgeknipte resten van dit boek, en hoop dat die terechtkomen in dat proefschrift over de liefde voor afval.

En ondertussen blijf ik kijken naar de meeuwen boven de monsterlijke en meesterlijke composities van verkreukelde plastic bakjes, afgekloven kippenbotten en omgevallen blikjes energydrank.