‘Bullshit Security’
Wereldwijd doen honderden miljoenen mensen beveiligingswerk, en het aantal groeit al decennia exponentieel. Wie zijn deze werknemers, wat voor soort verantwoordelijkheden hebben ze en welke mate van veiligheid ervaren ze in hun eigen leven en werk? De internationale NIAS Theme Group on Re-Imaging Security Labour deed er onderzoek naar. Hier hun bevindingen aan de hand van vier boeken.
Besproken boeken
-
Mark Maguire & Setha Low Trapped: Life Under Security Capitalism and How to Escape It (Stanford Briefs 2024), 182 blz.
-
Astra Taylor The Age of Insecurity: Coming Together as Things Fall Apart (House of Anansi Press 2023), 352 blz.
-
David Graeber Bullshit Jobs: The Rise of Pointless Work, and What We Can Do About It (Penguin 2019), 368 blz.
-
Rachel Hall The Transparent Traveler: The Performance and Culture of Airport Security (Duke University Press 2015), 240 blz.
‘Hebben beveiligers het gevoel dat hun werk zinvol is?’, vroegen we ons af terwijl we genoten van de vroege meizon in de gezellige binnentuin van het Netherlands Institute for Advanced Study (NIAS) in Amsterdam. We hadden met z’n vieren – twee antropologen, een socioloog en een fictieschrijver – elk een exemplaar van het cruciale boek Bullshit Jobs van wijlen David Graeber in handen. Graeber had ons op het spoor gezet van een bepaald soort ‘Bullshit Job’ die we ‘Bullshit Security’ wilden noemen. We vroegen ons af of de term ‘Bullshit Security’ ons zou kunnen helpen om niet alleen de aard en de groeiende reikwijdte van beveiligingswerk te begrijpen, maar ook de verschillende effecten ervan op de hedendaagse samenleving.
Bullshit Jobs was een van de vier boeken die we onszelf ter lezing en bespreking hadden opgegeven, naast Astra Taylors The Age of Insecurity, Rachel Halls The Transparent Traveler en Mark Maguire en Setha Lows Trapped. Niet alleen hoopten we onze themagroep Re-imagining Security Labour zo verder te verankeren binnen NIAS’ ethos van Slow Science; we dachten ook dat het als interdisciplinair team samen lezen van deze boeken ons begrip van de individuen in de wereldwijd groeiende beveiligingsberoepsbevolking zou kunnen verdiepen. We menen dat het belangrijk is inzicht te krijgen in het dagelijks leven en de ethische normen, morele oordelen, arbeidsomstandigheden en unieke uitdagingen van beveiligingswerkers. Hoewel we ieder afzonderlijk jarenlang onderzoek deden naar beveiligingswerk in Zuid-Afrika, Kenia, Israël-Palestina, India en de VS, kwamen we hier bijeen met het vaste voornemen meer te weten te komen over wie deze werknemers zijn, wat voor soort verantwoordelijkheden ze hebben en welk niveau van veiligheid ze in hun eigen leven en werk ervaren. Hoewel geen van deze boeken rechtstreeks betrekking heeft op beveiligingswerk, verhouden ze zich allemaal tot cruciale aspecten van dit veld. Dus, hoe kunnen deze boeken bijdragen aan de ontwikkeling en verfijning van ons gevoel voor wat veiligheid is en kan zijn? En, hoe kan het begrip Bullshit Security worden ingezet om de dubbelzinnige, tegenstrijdige aard van beveiligingswerk te vangen – en te laten zien dat de manier waarop we over veiligheid praten ook een actieve vorm van politieke arbeid kan zijn?
De arbeid van de veiligheid
Maar wat is dat eigenlijk precies, ‘beveiligingswerk’? Meer dan vijftig jaar geleden wees Studs Terkel in zijn baanbrekende mondelinge geschiedenis Working (1972) in algemene zin op de proliferatie van beveiligingsgerelateerd werk in de VS. ‘As some occupations become obsolete,’ schreef hij, ‘others come into being. More people are being paid to watch other people than ever before.’ Terkel kon de exponentiële uitbreiding van het wereldwijde beveiligingspersoneel na 9/11 niet voorzien, maar je kunt je voorstellen dat die ontwikkeling hem allerminst zou hebben bevallen.
Voor ons is ‘betaald worden om op andere mensen te letten’ net zozeer een vorm van beveiligingswerk als de verschillende standaardvormen die de populaire cultuur domineren en eerder bij ons opkomen – zoals politieagenten die een moordzaak onderzoeken, bewakers die reizigers fouilleren en bagage doorzoeken op luchthavens, gewapende hulpverleners die patrouilleren in stadswijken, uitsmijters die de toegang tot nachtclubs bepalen, soldaten die controleposten in de gaten houden, naar meerdere schermen starende centralisten van controlekamers, en beveiligingsconsultants die commerciële en overheidspartijen adviseren over hightechproducten. Over de hele wereld zijn tienduizenden mensen de afgelopen twee decennia beveiligingsgerelateerd werk gaan doen in de private en de publieke sector. Tegenwoordig heeft het Amerikaanse ministerie van Binnenlandse Veiligheid alleen al meer dan 260.000 mensen in dienst. Inmiddels zijn enkele van de grootste werkgevers ter wereld beveiligingsbedrijven. In 2014 was G4S in het Verenigd Koninkrijk de op een na grootste beursgenoteerde werkgever, vlak achter Walmart. Op dat moment had het bedrijf wereldwijd 600.000 beveiligingsmedewerkers. Nadat het hoofdkantoor bij een fusie naar de VS verplaatst werd, en de naam omgedoopt tot Allied Universal, had het 800.000 werknemers en een jaaromzet van 18 miljard dollar. The New Yorker stelde in 2022 dat ‘[t]he number of Americans who possess a security clearance has swelled to more than five million, because classification has swathed in secrecy so many functions of defence and intelligence work.’ Dit is natuurlijk geen louter Amerikaans fenomeen. The Guardian liet in 2017 al zien dat het aantal particuliere beveiligingswerkers over de hele wereld steeg, vaak veel sterker dan politieagenten. In het VK waren er in 2023 meer dan 260.000 mensen werkzaam in de particuliere beveiliging, terwijl dit aantal in India al in 2018 bijna 9 miljoen bedroeg. De verwachting was toen dat al deze aantallen exponentieel zouden toenemen. Inderdaad zijn er honderden beveiligingsgerelateerde instituten, hogescholen en industrieën bij gekomen en is de opleiding en training van een nog grotere generatie beveiligingswerkers vrijwel zeker.
Toch is beveiligingswerk meer dan de geüniformeerde en geformaliseerde werknemers met vastomlijnde carrièrepaden. Zoals Maguire en Low benadrukken is beveiligingswerk ‘de hoofdactiviteit van hele takken van bestuur en hele sectoren van de economie’. Over de hele wereld nemen werknemers in tal van sectoren deel aan tal van praktijken gericht op het bereiken van ‘veiligheid’, door het invoegen van beveiligingstaken in banen die daar verder niet om draaien. Voorbeelden zijn callcentermedewerkers die volglijsten checken, bankiers die illegale financiële transacties signaleren, begroeters bij grote winkelketens die binnenkomende en vertrekkende klanten in de gaten houden, en data-analisten die grote datasets onderzoeken op surveillanceafdelingen van de overheid. Met deze ‘militarisering van het dagelijks leven’ (Cynthia Enloe) lopen beveiligingstaken die horen bij militaire en ambtenarenberoepen over in de bredere samenleving. Soms gebeurt dit op een openlijke en rechtstreekse manier, zoals bij projecten die door contractering en uitbesteding van de staat de particuliere sector inlopen. Maar soms is het subtieler en gerichter, vooral bij dienstverlenende banen met veel publieksinteractie (wat sociologen ‘frontlinie-arbeid’ noemen). Het komt ook veel voor in technologische sectoren waar publieksgegevens worden verwerkt; banen waarin wordt bemiddeld tussen de staat en zijn burgers en inwoners worden zo vanzelf een plek voor beveiligingswerk.
De groei van zowel geformaliseerde beveiligingsbanen als de uitbreiding van beveiligingstaken in andere sectoren heeft het inmiddels vrijwel onmogelijk gemaakt om ideeën over veiligheid te scheiden van beveiligingswerk. Op dit moment lijkt het creëren/leveren/produceren van veiligheid steevast de inzet van een steeds groter wordende groep beveiligingsmedewerkers te behelzen. Wat betekent het voor samenlevingen over de hele wereld dat meer en meer mensen op de een of andere manier beveiligingswerk verrichten? Hoe ervaren en geven deze werkenden zelf invulling aan wat veiligheid is? In hoeverre zijn zij medeplichtig aan een veiligheidsstaat waaraan zoveel mensen via alledaagse arbeidshandelingen bijdragen? En hoe beïnvloedt dit almaar uitdijende werk hoe we de rol van veiligheid begrijpen?
Bullshit beveiligingsbanen
In het voorwoord van zijn boek stelt Graeber dat onze samenleving ‘vergeven is van nutteloze banen’. Hij definieert een bullshit job als ‘een vorm van betaalde arbeid die zo volstrekt zinloos, onnodig of schadelijk is dat zelfs de werknemer het bestaan ervan niet kan rechtvaardigen, ook al voelt die zich vanwege de arbeidsvoorwaarden verplicht te doen alsof dit niet zo is’. Zouden er in beveiligingwerk inderdaad vormen van betaalde arbeid in naam van de veiligheid zijn die we kunnen definiëren als zinloos en nutteloos – en die ook zo worden ervaren?
Onze ervaring is dat de antwoorden op deze vragen, niet verwonderlijk, complex zijn. Diphoorn vertelde over haar ervaringen met beveiligers in Kenia, Zuid-Afrika en Jamaica, die vaak de extreme nutteloosheid van hun werk noemden en de verveling en wanhoop die ze daardoor ervoeren. Velen zijn zich er terdege van bewust dat zij – vooral degenen die ongewapend zijn – bij een mogelijk (gewelds)misdrijf niets zouden kunnen uitrichten, laat staan ‘bescherming’ bieden. Sommigen zagen zichzelf als ‘schietschijf’ of ‘kanonnenvoer’. Schwarzschild herinnerde zich een interview met een voormalig Amerikaanse marinier die werkte voor de Transportation Security Administration (TSA). Hij had het over de bullshit van luchthavenbeveiliging, maar het was kritiek die voortkwam uit de overtuiging dat die effectiever kon. De regels die hij moest volgen waren bullshit, de onderneming zelf was dat niet. De regels moesten veranderen, niet het werk. Hij geloofde dat het werk, mits goed gedaan, de samenleving meer veiligheid zou bieden.
Deze complexe omgang met de effectiviteit van beveiligingswerk sluit aan bij een aantal conclusies van Hall. Zij biedt een uitgebreide analyse van luchthavenbeveiliging, die ze omschrijft als een ‘cultural performance of risk management’. Haar onderzoek naar procedures, visuele documentatie, technologieën en esthetiek laat zien dat de structuren en handelingen van luchthavenbeveiligingswerk in hoge mate performatief zijn. Het is haar er niet om te doen performativiteit gelijk te stellen aan ‘window-dressing’ en ‘empty gestures’, en ze kijkt verder dan de luchthaven zelf. Ze is juist van mening dat ‘the performance of airport security (…) exercises an enduring influence far beyond the controlled zones of securitized airports’.
De kritiek van Hall sluit aan bij Grassiani’s ervaring. Voordat ze begon met haar onderzoek naar de militaire en particuliere beveiligingsindustrie in Israël, werkte Grassiani zelf in de beveiliging op Schiphol, waar ze ondervond dat windowdressing in en rond controleposten een bewuste strategie is die beveiligingsmedewerkers wordt aangeleerd. Toch zou Grassiani op basis van haar uitgebreide onderzoek naar beveiliging in Israël beweren dat Graebers definitie van een bullshit job slecht past op beveiligingswerk. Hoewel Israël ook bullshit beveiligingsbanen kent – zoals bij de ingang van een winkelcentrum zitten, werk dat vaak wordt gedaan door oudere mannen uit de voormalige USSR – is ‘veiligheid’ een concept waarvan ieders leven doortrokken is. Veel banen die deze veiligheid lijken te vergroten en bescherming bieden tegen terreur staan dan ook (symbolisch) hoog aangeschreven, van de ontwikkeling van cyberbeveiligingssoftware tot het werken in een beveiligingsteam op hoog niveau direct na de militaire dienstplicht.
Hoe kan dit soort werk bullshit zijn als zoveel beoefenaars geloven in het belang ervan? Ook in het publieke debat wordt beveiliging vaak als een goede zaak beschouwd. Over het algemeen wordt het helpen bieden van beveiliging in dienst van de staat en/of de gemeenschap gezien als cruciaal, eervol en belangrijk werk. Uit ons onderzoek in meerdere delen van de wereld blijkt inderdaad dat dit sentiment heerst onder veel beveiligingsmedewerkers, die hun werk vaak beschrijven als vitaal en onmisbaar, als een nobel offer zelfs.
De bullshit van beveiliging
Dit sterke gevoel van betrokkenheid en overtuiging is geen toeval, want het is precies wat veel veiligheidsdiensten en bedrijven over de hele wereld ons willen doen geloven. De realiteit is dat de beveiligingsindustrie in hoge mate een winstgevende onderneming is en daarom miljoenen investeert om ons ervan te overtuigen dat haar werk absoluut essentieel is voor ons welzijn. In 2023 werd de omvang van de wereldwijde markt voor particuliere beveiliging geschat op 235,37 miljard dollar, en deze zal naar verwachting groeien van 247,75 miljard dollar in 2024 naar 385,32 miljard dollar in 2032. Het doel van deze industrie is om ons ervan te overtuigen dat we altijd weer meer van hun vele diensten en producten moeten aanschaffen. Zoals de titel van hun boek al doet vermoeden, stellen Maguire en Low dat we allemaal gevangen zitten in een wereld van beveiligingskapitalisme dat het beveiligingsindustriële complex voedt. In hun boek bieden ze verschillende ‘etnografische portretten van het leven onder het veiligheidskapitalisme’ en laten ze zien hoe het beveiligingsindustriële complex overal ter wereld doorwerkt in het dagelijks leven. Ook Taylor benadrukt het winstgevende karakter van deze onderneming, en stelt dat de productie van onveiligheid in samenlevingen een hele industrie vereist die zich juist toelegt op het creëren van onveiligheid. Deze beweringen leken onze indruk te ondersteunen dat de wereldwijde zoektocht naar veiligheid een enorme, steeds groter wordende industrie heeft voortgebracht.
Het is belangrijk om het hele begrip ‘veiligheid’ kritisch te analyseren. Veiligheid is geen neutrale of apolitieke term en beveiliging impliceert een proces van othering dat mensen insluit en uitsluit, of dit nu vermoedelijke criminelen, migranten of daklozen zijn, of buren die niet voldoen aan bepaalde sociaal geconstrueerde categorieën van ras, etniciteit, klasse, geslacht of achtergrond. Zoals Maguire en Low benadrukken: ‘security is, by its very nature, antagonistic to equality’. Het is belangrijk dat we ons blijven afvragen of beveiligingswerk daadwerkelijk veiligheid creëert en zo ja, voor wie en tegen welke prijs? Belangrijker is dat we beter onderzoeken hoe beveiligingswerk onveiligheid creëert.
Het gebruik van de term veiligheid legitimeert al snel nieuwe precedenten en uitzonderingen, waarmee gedrag en regelgeving worden vergoelijkt die anders nooit zouden worden getolereerd. Hoe dat werkt werd pijnlijk duidelijk tijdens onze vijf maanden durende residentie aan het NIAS – gevestigd in een aparte vleugel van het Oost-Indisch Huis van de Universiteit van Amsterdam (het oude hoofdkantoor van de VOC) dat voor dat doel wordt verhuurd aan de Koninklijke Nederlandse Akademie van Wetenschappen. Terwijl we aan het werk waren sloeg de politie een paar straten verderop studentenprotesten neer. Vanwege de protesten sloot de UvA het complex nu en dan af om veiligheidsredenen. Elk van de vier hier gepresenteerde boeken biedt nog veel meer voorbeelden van hoe veiligheid wordt (en kan worden) geïnstrumentaliseerd.
Vanwaar de zorg?
Het is uiteraard belangrijk om deze industrie, die ons leven zo domineert, zichtbaar te maken. Dat kan onder meer door licht te werpen op de levens van degenen die erin werken. Beschrijvingen van beveiligingswerk in de media hebben nogal eens de neiging om de werkers als schurken of helden af te schilderen, ze te bekritiseren als lui en ongeschoold, of ze te vieren als patriottisch en dapper. Niet genoeg mensen onderkennen het ongelooflijke bereik van de industrie, het aantal arbeiders dat erbij betrokken is, het soort arbeid dat ermee gemoeid is en de gevolgen van die arbeid voor individuele levens. Een andere benadering van de beveiligingsindustrie en haar werkers kan belangrijke inzichten bieden in hoe en waarom ‘veiligheid’ wordt gecreëerd, voor wie en tegen welke kosten voor anderen.
Zo’n onderzoek kan ook de minder voor de hand liggende manieren aan het licht brengen waarop we in naam van de veiligheid allemaal betrokken zijn bij het controleren van onszelf en elkaar. Zonder het onderwerp beveiligingswerk al te breed te hoeven maken, kunnen we toch meer te weten komen over de manieren waarop we allemaal betrokken zijn bij beveiligingswerk, en hoe we zelf gevangen zitten in het alomtegenwoordige paradigma van beveiligingskapitalisme. Bovendien kan het op een meer mondiale, vergelijkende en interdisciplinaire manier bestuderen van beveiligingswerk kennis en inzichten opleveren die de manier waarop de arbeid wordt opgevat en beoefend daadwerkelijk kan veranderen. Volgens Maguire en Low is beveiliging zelf de grootste hindernis voor het hervormen van politie- en beveiligingswerk. Ze doen meerdere suggesties voor hoe beveiliging zou kunnen worden ontmanteld en we het beveiligingskapitalisme achter ons zouden kunnen laten, bijvoorbeeld door de poorten van gesloten gemeenschappen en bewaakte enclaves wereldwijd te openen en door inlichtingen- en veiligheidsstudies af te schaffen.
Wij zijn van mening dat deze suggesties serieus genomen moeten worden en vinden verdere inspiratie in de suggestie van Taylor voor meer nadruk op ‘zorg’. Ze herinnert ons eraan dat het woord security geworteld is in de stoïcijnse term securitas die is afgeleid van sine cura, wat betekent zonder zorgen, vrij van zorg zijn. Vervolgens wijst ze op de ‘fundamentele tegenstrijdigheid’ dat ‘securitas, care’s absence, can only be achieved with effort. That is to say, with care.’ Een van de meest opbeurende, hoopgevende passages in het boek van Taylor is die waarin ze oproept tot een economie die niet is gestructureerd rond het produceren van onzekerheid, maar in plaats daarvan hartstochtelijk pleit voor wat ze een ‘zorgeconomie’ noemt. Toen we dat lazen, konden we niet anders dan ons afvragen wat er zou gebeuren als een industrie die zo groot en allesomvattend is als de beveiligingsindustrie op de een of andere manier zou worden gedwongen om meer als een ‘zorgindustrie’ te functioneren. Hoe zou zo’n industrie eruit kunnen zien? Hoewel het misschien utopisch klinkt, zouden we ons eens moeten voorstellen wat dat zou kunnen betekenen… En laten we dan beginnen bij een beter begrip van het onderwerp, opdat we de bullshit van beveiliging kunnen benoemen als we die tegenkomen.
Vertaling Merlijn Olnon