Knetterende letteren in Georgië
Taal en literatuur vormen een rijke voedingsbodem voor het onwankelbare identiteitsgevoel van de Georgiërs. De recente inmenging van de regering in de literaire sector ondermijnt echter deze culturele fundamenten, merkt Ingrid Degraeve op. In de rubriek Aldaar laten literair vertalers zien hoe literatuur nieuwe, meer doorleefde perspectieven kan bieden op wat hier actualiteit heet.
Dat Georgiërs trots zijn op hun unieke, oogstrelende alfabet en rijke literaire traditie hoeft niemand te verbazen. Het Georgisch is een van de oudste nog levende talen op deze planeet en het alfabet is uniek in de wereld.
Eén blik op de wereldkaart volstaat om het als een wonder te beschouwen dat de Georgische taal vandaag nog bestaat. De meest recente poging om de taal te ondergraven dateert uit de Sovjettijd: in 1978 kwam er een wetsvoorstel van de Sovjetregering om het Russisch tot de enige officiële landstaal in Georgië uit te roepen. De Georgiërs gingen massaal de straat op. De taal en literatuur vormen een rijke voedingsbodem voor hun onwankelbaar identiteitsgevoel.
De keerzijde is dat wie deze kracht van de Georgiërs doorgrondt en om geopolitieke redenen de zinnen op Georgië heeft gezet, het gauw op de literaire sector gemunt heeft. Dat is hoe westersgezinde Georgiërs de toenemende inmenging van de regeringspartij in de literaire sector verklaren. Zo nam de huidige regering snel afscheid van de coördinator die van het eregastlandschap van Georgië op de Frankfurter Buchmesse van 2018 een succes maakte, schoof daarna een lid naar voren voor de onafhankelijke jury van een literaire prijs, en verving in 2023 de directeur van het Schrijvershuis door een parlementariër uit de eigen gelederen.
Die gestage en jarenlange inmenging in de literaire sector is op 3 juni 2024 uitgemond in de definitieve lancering van de zogenaamde ‘wet op buitenlandse invloed’. De wet houdt onder meer in dat organisaties die meer dan twintig procent van hun financiering uit andere landen krijgen en zich bezighouden met politieke activiteiten, zich moeten laten registreren als ‘organisaties die de belangen van een buitenlandse mogendheid nastreven’. De term ‘politieke activiteit’ wordt zo ruim geïnterpreteerd, dat ook ngo’s en mediakanalen in het vizier komen.
Inmiddels staan in Georgië de twee belangrijkste blokken in het literaire veld lijnrecht tegenover elkaar. Aan de kant van de regering staat het prestigieuze Schrijvershuis, de overheidsinstelling bij uitstek voor de bevordering en internationalisering van de Georgische literatuur, gehuisvest in een prachtig gerenoveerd pand in Tbilisi. Aan de andere kant staan het Georgische PEN-centrum en onafhankelijke schrijvers, vertalers en uitgevers. PEN Georgië, opgericht in 1991, zoekt steeds vaker de openbaarheid uit protest tegen het beleid van de huidige regeringspartij.
De in 2023 door de regering aangestelde directeur van het Schrijvershuis is een parlementslid met persoonlijke en professionele contacten in de literatuursector. In een recent interview met de Georgische Radio Free Europe/Radio Liberty zegt ze dat ze ‘gelooft in de noodzaak en de kracht van die wet’, en dat ze ‘ondanks de boycot tegen haar als directeur de Georgische literatuur binnen en ver buiten Georgië blijft ondersteunen’.
Tegelijkertijd gaf de zender een interview vrij met de voorzitter van PEN Georgië. De organisatie blijft, zo verklaart zij, standvastig protesteren uit vrees dat de nieuwe wet zal leiden tot onder meer het beknotten van de vrijheid van meningsuiting en het vervolgen van burgers, waaronder schrijvers, die het niet eens zijn met de koers van de huidige regering. In Rusland heeft een gelijkaardige wet ertoe geleid dat ngo’s en kritische media monddood zijn gemaakt en arrestatiebevelen worden uitgeroepen tegen schrijvers.
Door deze patstelling in de literaire sector in Georgië nemen de protesterende schrijvers, vertalers en uitgevers – die ook internationaal de meest gevraagde zijn – niet langer deel aan overheidsprojecten in binnen- of buitenland. Daardoor kan het Schrijvershuis de missie om de Georgische literatuur te promoten maar beperkt uitvoeren.
Op de vraag hoe beide partijen deze neergaande spiraal kunnen doorbreken, verzekert de directeur van het Schrijvershuis dat ‘politiek geen rol speelt’ bij de uitvoering van haar plannen en dat ‘de wet nooit zal leiden tot het vervolgen van schrijvers’. Dat zou een schim uit het verleden zijn die nooit terugkomt, verklaart ze. De voorzitter van PEN Georgië geeft juist aan dat ‘de huidige directeur vervangen moet worden door een apolitieke persoon en dat de regeringspartij de wet moet terugtrekken’.
Een paar dagen later verscheen er een nieuwsbericht op de website van het Schrijvershuis, dat het een samenwerkingsovereenkomst met het ministerie van Defensie had afgesloten. Wat ze samen gaan ondernemen? Enerzijds ‘militairen en hun familieleden literaire cursussen en projecten aanbieden’ en anderzijds ‘besprekingen en lezingen over gemeenschappelijke uitdagingen organiseren’. Waar dat laatste op slaat, laat zich raden.