Israël: Drie Hebreeuwse schrijvers, alle drie Palestijn
Hebreeuws is de officiële taal van Israël. Maar een flink deel van de bevolking van de Joodse staat is niet-Joods en spreekt thuis en op school Arabisch. Om als Palestijn door te dringen in de Hebreeuwse schrijverswereld moet je heel wat hindernissen overwinnen. Sommigen slagen daarin.
In Israël, binnen de grenzen van 1967, is het onderwijsstelsel vrijwel volledig gesegregeerd. Voor niet-Joodse, Arabischtalige kinderen (in 2021/2022 bijna 23% van de Israëlische basisschoolkinderen) is er apart openbaar onderwijs. Voor het onderwijs per kind wordt verreweg het minste geld uitgegeven in de Arabischtalige sector. Arabischtalig hoger onderwijs bestaat niet eens in Israël.
Sayed Kashua werd in 1975 geboren in het Palestijnse stadje Tira in Midden-Israël. Na negen jaar Arabischtalig onderwijs werd hij door het hoofd van de school voorgedragen om deel te nemen aan een toelatingstoets voor een nieuwe, door Joden opgerichte school voor begaafde leerlingen in Jeruzalem.
Ook de ik-persoon in Kashua’s Hebreeuwse debuutroman Dansende Arabieren (2002) wordt voor deze school geselecteerd, tot trots van zijn vader en diens vrienden, die hem toewensen dat hij ruimtegeleerde wordt of de bouwer van de eerste Arabische atoombom. De jongen komt terecht op een Hebreeuwstalige school die vrijwel uitsluitend door Joden wordt bezocht. De ontheemding is compleet. En als de Joodse schoolkinderen door militairen worden voorbereid op hun dienstplicht, mag de ik-persoon niet meedoen. Zo wordt het natuurlijk nooit wat met die eerste Arabische atoombom.
Dansende Arabieren is uit het Hebreeuws vertaald in zeven talen, waaronder het Nederlands en het Arabisch.
Interessant is de beschrijving van de oprichting van een gemengd Joods-Arabische basisschool in Jeruzalem. Van zulke bijzondere gemengde scholen bestaan er slechts een paar in Israël. Kashua’s eigen kinderen bezochten deze school in Jeruzalem, die in november 2014 door extremistische zionisten in brand werd gestoken.
Het is bijzonder dat een Palestijnse Israëli een roman schrijft in het Hebreeuws. Kashua’s voorgangers zijn op één hand te tellen. Maar wat het nog bijzonderder maakt: Kashua was de eerste die meer dan één Hebreeuwse roman op zijn naam zette. Voor zijn derde roman, Tweede persoon enkelvoud (2010), ontving hij in Israël de Bernsteinprijs. Het is een ingenieus boek waarin een Palestijns-Israëlische student aan de Hebreeuwse Universiteit te Jeruzalem de identiteit van een overleden Joods-Israëlische leeftijdgenoot aanneemt. Interessant is de beschrijving van de oprichting van een gemengd Joods-Arabische basisschool in Jeruzalem. Van zulke bijzondere gemengde scholen bestaan er slechts een paar in Israël. Kashua’s eigen kinderen bezochten deze school in Jeruzalem, die in november 2014 door extremistische zionisten in brand werd gestoken. Twee van hen verlieten zingend de rechtszaal na hun veroordeling; hun advocaat was Itamar Ben-Gvir, Israëls huidige minister van ‘Nationale Veiligheid’.
Kashua was eerder dat jaar uitgeweken naar de Verenigde Staten omdat de situatie in Jeruzalem onhoudbaar was geworden. Aan een universiteit in Illinois werd hij ‘clinical professor’ aan de afdeling Jewish Culture and Society (!). Hier schreef hij zijn vierde, wat mij betreft mooiste, en vooralsnog laatste roman, Wijzigingen bijhouden (2017).
De directe voorganger van Kashua is Anton Sjammas. Hij werd in 1950 geboren in het christelijk-Palestijnse dorp Fassuta in Noord-Israël en ging naar een gemengd Joods-Arabische middelbare school in Haifa. Zijn roman Arabesken (1986) werd in acht talen vertaald, ook in het Nederlands, maar niet in het Arabisch. Op een Joods schrijverscongres in Californië in 1988 meende de Amerikaanse schrijfster Cynthia Ozick te moeten beweren dat Sjammas door niet in zijn moedertaal te schrijven ‘van zijn Pegasus een muilezel had gemaakt’, oftewel, dat hij zijn gevleugelde paard had ingeruild voor een onvruchtbare bastaard van een paardenhengst en een ezelin.
Anton Sjammas heeft nooit meer een roman in het Hebreeuws geschreven. Hij woont sinds jaar en dag in Michigan, waar hij onder meer hoogleraar Vergelijkende Literatuurwetenschap is geweest.
De eerste Palestijn die een roman schreef in het Hebreeuws is Atallah Mansour. Hij werd in 1934 geboren in een Grieks-katholieke familie in Jish, in het noorden van Palestina. Toen de staat Israël werd uitgeroepen zat hij op een kostschool in Libanon, maar het lukte hem bij hoge uitzondering het land weer binnen te komen en zich te herenigen met zijn familie. Zijn roman Be’or chadasj (1966) werd vertaald in het Engels als In a New Light. Hij werkte van 1958 tot 1992 als journalist voor het Hebreeuwse dagblad Haaretz, daarna had hij genoeg van het schrijven in het Hebreeuws en stapte over naar Arabische kranten als Al-Quds. Aangrijpend en interessant is het verhaal van zijn leven en werk, dat in 1975 werd uitgebracht onder de titel Waiting for the Dawn en in 2013 in een uitgebreide versie als Still Waiting for the Dawn. Atallah Mansour is in Israël gebleven. Hij woont in Nazareth en wacht nog altijd op de dageraad van vrede en gelijke rechten, maar de zon is nog niet opgegaan. De nacht lijkt alleen maar donkerder te worden.