De academie als vijfde macht
Het is een grote vergissing dat de academie zo vaak buiten definities van de democratische rechtsstaat wordt gelaten, betoogt Tamar de Waal, die ook stelt ‘dat we in Nederland dagelijks bewijs zien van de ernst van deze omissie.’ Het is zonneklaar dat de universiteit net zo min kan overleven zonder de bescherming van de journalistiek en de wetgevende, rechterlijke en uitvoerende machten als andersom.
Wat kan de academische wereld als partner bijdragen aan een bredere coalitie om de democratische rechtsstaat te waarborgen. Michael Ignatieff stelt namelijk dat universiteiten zonder een dergelijke coalitie niet in staat zijn hun academische vrijheid en onafhankelijkheid te beschermen tegen aanvallen van autoritaire regimes. Dat dit het geval is, lijkt mij een waarheid als een koe. Het is echter ook een stelling die veel vragen oproept, bijvoorbeeld hoe zo’n coalitie dan wederkerig kan zijn. Wat kan de academische wereld op haar beurt doen om andere machten en instellingen die de democratische rechtsstaat vormen te beschermen?
Het blijkt lang niet zo eenvoudig als we kijken naar definities of conceptualiseringen van de democratische rechtsstaat in de rechtswetenschap. Daarin wordt de rol van de academische wereld vaak over het hoofd gezien. De rechtsgeleerdheid stelt doorgaans dat de rechtsstaat functioneert door middel van het samenspel en evenwicht tussen drie gelijkwaardige machten – de wetgevende, de rechterlijke en de uitvoerende. Af en toe wordt de journalistiek genoemd als vierde macht, verantwoordelijk voor het boven tafel krijgen van de waarheid en het informeren van het publiek. Zelfs in zulke constructieve definities blijft de rol van de academische wereld vaak onbenoemd.
Toch laat recent academisch onderzoek naar rechtsstatelijke en democratische erosie, bijvoorbeeld in Hongarije en Polen, zien dat het moedwillig inperken van academische vrijheden een belangrijk onderdeel is van het realiseren van deze erosies.
Dat bewijst hoe vreemd het is om de academie buiten de meer constructieve definities van de democratische rechtsstaat te laten – en ik geloof dat we in Nederland dagelijks bewijs zien van de ernst van deze omissie.
Dat bewijst hoe vreemd het is om de academie buiten de meer constructieve definities van de democratische rechtsstaat te laten – en ik geloof dat we in Nederland dagelijks bewijs zien van de ernst van deze omissie.
***
Zoals u weet, heeft Nederland momenteel een regering waarbinnen de radicaal-rechtse, anti-rechtsstatelijke PVV van Geert Wilders de grootste coalitiepartij is – een primeur sinds de geboorte van onze naoorlogse democratische rechtsstaat. We zien nu al dat feiten er steeds minder toe lijken te doen, vooral over onderwerpen als diversiteit en vluchtelingen. Hoewel je zou kunnen stellen dat politici nu eenmaal feiten verdraaien en juist academici begrijpen dat er niet zoiets bestaat als een absoluut ‘feit’, speelt hier iets belangrijkers, iets van een andere orde. Er zijn voorbeelden te over, maar neem nu het uitroepen van een ‘asielcrisis’ door de regering, met als doel om de Vreemdelingenwet van 2000 op te schorten en een tijdelijke asielcrisiswet in te voeren, waarbij alle individuele asielprocedures worden stopgezet. In het regeerakkoord wordt dit een ‘asielbeslissingsstop’ genoemd.
Het EU-recht staat het uitroepen van een asielcrisis onder voorwaarden toe, maar na het voorstel om dat in Nederland te doen bleek er een brede consensus te bestaan onder academische en juridische experts dat de huidige situatie in Nederland niet voldoet aan die wettelijke voorwaarden: de aantallen zijn te laag en de zogenaamde ‘crisis’ is grotendeels het gevolg van bewust wanbeheer en politieke onwil – zoals de weigering om asielzoekers gelijkmatig over het land te verdelen. Kortom, het lijkt erop dat rechters binnenkort genoodzaakt zullen zijn om een van de belangrijkste initiatieven van het nieuwe kabinet af te wijzen, omdat het feitelijk en juridisch niet verdedigbaar is.
Het cynische is dat alle partijen in de coalitie lijken te geloven dat ze baat zullen hebben bij zo’n gerechtelijke interventie. De centrumrechtse partijen in de coalitie denken dat de belangrijkste punten die Wilders tijdens de onderhandelingen heeft veiliggesteld juridisch onmogelijk zijn, maar dat ze ondertussen hun eigen plannen wel kunnen realiseren. Wilders, aan de andere kant, kan zulke interventie gebruiken om ‘neprechters’ of de EU de schuld te geven van zijn eigen falen, en doorgaan met het uitbouwen van zijn populistische agenda. Ik denk dan ook dat zijn coalitiepartners zich vergissen als ze denken dat ze Wilders te slim af zijn geweest – hij zal electoraal waarschijnlijk het meest profiteren van het idee van een asielcrisis.
Dit voorbeeld laat zien dat feitenvrije politiek en politiek opportunisme de democratische rechtsstaat onder grote druk zetten door de wetgevende en de rechterlijke macht tegen elkaar op te zetten. Ik heb zojuist asiel als voorbeeld genomen, maar deze dynamiek geldt evenzeer voor zaken als stikstofbeleid, onderwijs en cultuur. De conclusie is dat het politieke succes van anti-rechtsstatelijke partijen vaak betekent dat de rechterlijke macht politiek onder vuur komt te liggen. Dit creëert een moeilijke situatie voor de rechterlijke macht, die zich moeilijk kan verdedigen. Rechtbanken kunnen proberen hun uitspraken zo goed mogelijk toe te lichten, misschien een persconferentie houden, maar daar stopt het wel.
***
Hier zou de academische wereld een cruciale rol kunnen spelen, als onderdeel van een bredere coalitie ter bescherming van de democratische rechtsstaat. Academici, met name juristen, kunnen helpen uitleggen hoe de democratische rechtsstaat functioneert, en daarbij benadrukken dat hij alleen functioneert als alle machten zich eraan committeren en als er een breder respect voor de waarheid leeft, met de wetgevende macht voorop. Ook kunnen ze verduidelijken wanneer maatregelen ontegenzeggelijk in strijd zijn met de wet, EU-regelgeving of verdragen; of feiten over migratie en asiel presenteren; of uitleggen hoe de opvangcrisis in Nederland zich heeft ontwikkeld.
Maar hoe moet de academische wereld dit aanpakken?
Om te beginnen moet ze hoge academische standaarden hanteren. Dit houdt onder meer in dat we waken voor oppervlakkige interpretaties van ‘viewpoint diversity’ of ‘politieke correctheid’ en een duidelijk onderscheid maken tussen vrijheid van meningsuiting en academische vrijheid. Academische vrijheid is de beperktere variant en is geënt op academische normen, grondigheid, ethische normen en beroepspraktijken – terwijl vrijheid van meningsuiting een breder scala aan meningsuitingen omvat.
Het is simpelweg een aanval op de academische vrijheid om te suggereren dat het onderzoeken van bepaalde onderwerpen of het bereiken van bepaalde conclusies terecht bekritiseerd kan worden als ‘politiek correct’ en dat iemands kansen op een vaste aanstelling of promotie er terecht nadelig door beïnvloed zouden moeten worden, zoals Ignatieff in de Volkskrant suggereerde.
Het is precies om deze reden dat ik een aantal opmerkingen van Ignatieff over ‘politieke correctheid’ in de academische wereld verontrustend vond. Het is simpelweg een aanval op de academische vrijheid om te suggereren dat het onderzoeken van bepaalde onderwerpen of het bereiken van bepaalde conclusies terecht bekritiseerd kan worden als ‘politiek correct’ en dat iemands kansen op een vaste aanstelling of promotie er terecht nadelig door beïnvloed worden, zoals Ignatieff in de Volkskrant suggereerde. Bovendien lopen dergelijke uitlatingen binnen de momenteel heersende machtsdynamieken in de Nederlandse rechtsstaat een groot risico om ingezet te worden door juist die bewegingen die verdedigers van de rechtsstaat en academische vrijheid vierkant zouden moeten tegenspreken.
Bovenal moet academische vrijheid gebaseerd zijn op onafhankelijkheid en onpartijdigheid – kwaliteiten die ook andere machten en instellingen moeten proberen te waarborgen. Goed werkende academische vrijheid, onafhankelijkheid en onpartijdigheid betekenen natuurlijk niet automatisch dat de academische wereld zich altijd zal scharen achter de rechterlijke macht, of zich altijd zal verzetten tegen de wetgevende macht, maar flagrante leugens of misbruik van de wet voor politieke doeleinden mogen in ieder geval niet onweersproken blijven.
Ten tweede is het belangrijk dat academici zich uitspreken en, indien nodig, de middelen, tijd en bescherming krijgen van universiteiten en collega’s om dat te doen. Niet elke academicus hoeft zich uit te spreken (die keuze maakt immers ook deel uit van de academische vrijheid), maar de democratische rechtsstaat heeft universiteiten en academici nodig die bereid zijn om publieke debatten te informeren en te stimuleren.
***
Natuurlijk kan het presenteren van feiten en analyses ter ondersteuning van rechterlijke uitspraken ertoe leiden dat anti-rechtsstatelijke partijen zich ook op de academische wereld richten en deze afschilderen als onderdeel van een corrupte elite die zich verzet tegen ‘het volk’. Er is geen eenvoudige oplossing voor deze dynamiek, maar het is essentieel dat geen enkele institutie in een democratische rechtsstaat alleen komt te staan bij de integere uitvoering van haar taken.
Tot slot lijkt het mij gerechtvaardigd om de academische wereld te beschouwen als de vijfde macht binnen de democratische rechtsstaat, en onder ogen te zien dat de rechtsstaat alleen kan functioneren als de meeste (zo niet alle) machten zich inzetten voor de bescherming van de andere.
In die zin geloof ik dat de academische wereld en de rechterlijke macht een speciale band delen: allebei streven zij ernaar tot conclusies te komen op basis van gedegen onderzoek en argumentatie. Als gevolg hiervan kan wat in het publieke debat of de politiek een complexe kwestie lijkt, in de rechtszaal of bij academisch onderzoek vrij eenvoudig blijken te zijn. Het is precies die grondigheid die zowel de academische wereld als de rechterlijke macht vaak het doelwit maakt van anti-rechtsstatelijke politici.
Tot slot lijkt het mij gerechtvaardigd om de academische wereld te beschouwen als de vijfde macht binnen de democratische rechtsstaat, en onder ogen te zien dat de rechtsstaat alleen kan functioneren als de meeste (zo niet alle) machten zich inzetten voor de bescherming van de andere. Als zodanig is het de plicht van de academische wereld om de andere machten te steunen – net zoals de academie moet kunnen rekenen op de solidariteit van de wetgevende macht, de rechterlijke macht en de pers.
Omwerking en vertaling Merlijn Olnon
Een versie van deze tekst werd uitgesproken bij de NIAS Opening van het Academisch Jaar, Amsterdam,
4 september 2024.