Over seks(e)
In Bitch gaat bioloog Lucy Cooke hardnekkige gendermythes te lijf die ons sinds de Victoriaanse tijd zijn ingeprent. Ze rekent af met de sterk gekleurde bevindingen van Darwin en Dawkins die vanuit de evolutionaire biologie nog steeds onze blik bepalen op wat biologisch ‘natuurlijk’ gedrag is voor de seksen. In kleurrijke taal sabelt Cooke theorieën neer waarin gewelddadigheid de norm is, een agressief patriarchaat het uitgangspunt. Sicco de Knecht neemt haar analyses onder de loep: ‘Het is je reinste seksisme waar Cooke de denkers van beticht. Een beschuldiging die wordt onderbouwd met meer dan voldoende argumentatie.’
Besproken boeken
-
Lucy Cooke Bitch. Een revolutionair handboek over sekse, evolutie en het vrouwtjesdier (vert. Inge Pieters) (De Geus 2024), 448 blz.
Bitch is een onversneden feministisch boek waarin met overtuiging en veel detail het nodige wordt rechtgezet. Zoals een forse verzameling auteurs, van Elsa Panciroli tot Angela Saini, inmiddels heeft laten zien, zijn ook onze natuurwetenschappen bepaald niet vrij van dogma en aanname en zijn ze vaak juist ronduit seksistisch. Datzelfde geldt voor ook de biologie van sekse, seks en gender. Lucy Cooke is dan ook van zins om de drogredeneringen en dwalingen te weerleggen die de biologie van evolutie al teisteren sinds hun Victoriaanse beginperiode. Dit doet ze met hulp van (vrouwelijke) biologen die het dierenrijk met een andere bril bekijken en om hen vervolgens ook de eer te brengen die hun toekomt.
Wat Cooke blootlegt is opmerkelijk. Opvattingen die – vaak door hun spraakmakende en prikkelende karakter – al decennia gemeengoed zijn in de biologie en in het algemeen bewustzijn, blijken totale misvattingen. Hadden de ethologen nou maar met aandacht naar het gedrag van het vrouwtjesdier gekeken, dan hadden ze gezien dat ze in veel gevallen allesbehalve ‘onwillig’ is of ‘passief’ afwacht als het op voortplanting aankomt. Hadden de zoölogen en anatomen nou eens het reproductief kanaal opengesneden, dan hadden ze gezien dat de ‘cloaca’ van de eend helemaal geen cloaca was.
Je denkt met je …
Het rechtzetten van onrecht gaat het best als dat onrecht een gezicht heeft. Daarin vindt Cooke – grotendeels terecht – uitmuntende kopstukken om zich tegen te keren. Al op de eerste pagina’s van het boek worden grote namen in de wachtkamer gezet voor het spreekuur van dokter Cooke: Darwin, Dawkins, Trivers, Gould, Buss… Het zijn de namen (van mannen) die elke bioloog of psycholoog leert kennen in het eerste jaar van de opleiding; mannen die een mythische status genieten en zich onsterfelijk hebben gemaakt met boeken als The Descent of Man en The Selfish Gene.
Darwin heeft grove steken laten vallen in de seksuele selectie. Het is je reinste seksisme waar Cooke ook Dawkins van beticht. Een beschuldiging die wordt onderbouwd met meer dan voldoende argumentatie.
Voor Darwin en Dawkins zijn het niet de hoofdpunten van hun werk die op de snijtafel belanden, maar de uitspraken die ze doen in de overmoed van hun gelijk. De basisprincipes achter de evolutietheorie en het oorsprongsverhaal van de mensheid blijven overeind; het is de seksuele selectie waarin Darwin grove steken heeft laten vallen. Het inzicht van Dawkins om evolutie te bezien vanuit het oogpunt van het gen dat vecht voor overleven (en dus overerven) blijft waardevol, maar het zijn de hoofdstukken over ‘de strijd tussen de seksen’ waarin hij zijn hand evident heeft overspeeld.
Het is je reinste seksisme waar Cooke de denkers van beticht. Een beschuldiging die wordt onderbouwd met meer dan voldoende argumentatie. Als het bij deze beschuldiging zou blijven, zou het boek niet zo interessant zijn. Het punt dat pijn moet doen is dat scherp wordt blootgelegd dat het wetenschappelijk denken – waar met name Dawkins zijn faam aan te dankt – er zichtbaar onder te lijden heeft.
Vanuit wetenschappelijk oogpunt snijden sommige uitspraken van Dawkins duidelijk geen hout en Darwin liet (ogenschijnlijk moedwillig) belangrijke observaties buiten beschouwing in zijn schrijven. De inzichten van vrouwelijke wetenschappers worden stelselmatig genegeerd, geridiculiseerd of verdonkeremaand. Niet alleen kijken ze weg, ze kijken ook niet eens echt naar wat de natuur ze voorhoudt.
Vrouwtjeseend
Op school leerden we bij biologie over natuurlijke en kunstmatige selectie. Zo heeft Darwin oorspronkelijk een onderscheid willen maken in sets van observaties. Dat onderscheid is vooral relevant als je een overtuigend argument probeert te maken dat evolutie bestaat. Darwin repte ook over ‘seksuele selectie’, maar de geslachtsorganen werden daarbinnen lang ingedeeld bij de ‘primaire geslachtskenmerken’: zaken die als ‘onveranderlijk’ gegeven werden gezien, typisch voor die tijd…
Het waren de secundaire geslachtskenmerken die frivoliteit, kleur, energie en kracht uitstraalden en waar ook de grootste evolutionaire druk op rustte om met de tijd mee te veranderen. Een totale misvatting, aldus Cooke: ‘geen enkel lichaamsdeel evolueert zo snel als geslachtskenmerken’. Dat is een boude uitspraak, maar ze maakt wel degelijk aannemelijk dat er wat selectiedruk op de reproductieve organen en aanverwanten ligt. Zoekt en gij zult vinden.
Zo staat de vrouwtjeseend erom bekend gedwongen te worden tot copulatie. Iets dat sommigen van ons vast wel eens met enig ongemak in het park hebben kunnen aanschouwen. Op het eerste gezicht dringt de conclusie zich op dat ze hierdoor vast ook simpelweg niet te kiezen heeft wie haar bevrucht. Het recht van de sterkste. Een conclusie die naadloos in het beeld van de passieve vrouw past en daarmee ook in het ingebakken (voor)oordeel over de seksen. Totdat je, zoals Patricia Brennan deed, uit nieuwsgierigheid toch eens een eend – tijdens het paringsseizoen – op de snijtafel legt. Dan blijkt dat je niet had kunnen bevroeden hoe ingewikkeld haar voortplantingskanaal werkelijk in elkaar zit. Welke bochten, doodlopende kanalen en spiralen ervoor zorgen dat het vrouwtje wel degelijk controle heeft over welke penis haar bevrucht.
Ook Dawkins legde de fundering voor een zeer hardnekkige mythe in de biologie. Ongelijkheid tussen man en vrouw zou ingebakken zijn, dit alles ten gevolge van de grootte van de geslachtscellen. De logica die Dawkins aandraagt in zijn oeuvrebepalende boek The Selfish Gene gaat als volgt: omdat vrouwelijke geslachtscellen (bij ons: de eicellen) zoveel groter en vele malen minder talrijk zijn dan de mannelijke (bij ons: de spermatozoïde), hangt er meer af van het individuele eitje en moeten vrouwtjes hier dus ook zorgvuldiger, zorgzamer en zuiniger mee omspringen. Het aantal nakomelingen dat een vrouw kan hebben is beperkt, zeker tegenover de opties van de man.
Het is weer zo’n fijn binair verschil, waarmee je ogenschijnlijk zo veel kunt verklaren. Maar waar Dawkins in The Selfish Gene op de proppen komt met een illustratief voorbeeld (de promiscue zeeolifantenman), heeft Cooke niet ver hoeven zoeken om een leger aan tegenvoorbeelden te vinden. Promiscue vrouwtjes, alfavrouwtjes, gewelddadige paringsrituelen en gevechten tussen vrouwtjes, lesbische diersoorten die het paren geheel en al overslaan. Zeker geen eenzijdig beeld en allesbehalve afhankelijk van een allesbepalende factor.
In zijn euforie dat de geslachtscellen het seksuele gedrag kunnen verklaren, ziet Dawkins een andere belangrijke weg waarlangs de evolutie haar werk doet over het hoofd. Deze krijgt wel de speciale aandacht die die verdient in Bitch: de sociale selectie.
In zijn euforie dat de geslachtscellen het seksuele gedrag kunnen verklaren, ziet Dawkins een andere belangrijke weg waarlangs de evolutie haar werk doet over het hoofd. Deze krijgt wel de speciale aandacht die die verdient in Bitch. Sociale selectie (niet te verwarren met sociaal darwinisme!) is wat een aantal biologen betreft een selectiemethode die onterecht te weinig aandacht heeft gekregen. Het zijn juist de groepsprocessen – en dus ook de bijdrage van het individu aan de groep en vice versa – die de voortplantings- en overlevingskans enorm beïnvloeden. Het zijn dynamische en ingewikkelde processen, die soms bijzonder lastig zijn om goed te observeren, maar ze doen er wel degelijk toe.
Apen
Wanneer het over apen gaat wordt Bitch toch wat persoonlijker. Voor iemand die voor zijn profielwerkstuk Chimpanseepolitiek las en lange dagen in Artis zat om de dieren te bestuderen, worden er wel even wat zaken hardhandig rechtgezet – overigens met hulp van inmiddels wijlen Frans de Waal zelf. Er zijn namelijk twee grote problemen met de manier waarop apen met die andere apensoort, de mens, vergeleken worden. Het is echt een gevaarlijke drogredenering om een andere diersoort die je primitiever ‘acht’ als voorbeeld te nemenvan de primitieve mens. Dit geldt voor mensen maar ook voor apensoorten onderling.
Bovendien is het nogal van invloed op je interpretatie met welke apen je begint. Cooke neemt ons mee in een aantal voorbeelden van wat door de vroege ethologen ‘typische primaten’ werden geacht, de baviaan en later de chimpansee, en hoe bepalend die zijn geweest voor het model dat wij mensen denken te hebben van de primitieve mens. Of, zoals Cooke het zegt: ‘Deze atypische gemeenschappen van machoapen werden de vermeende blauwdruk voor alle primaten.’ Het waren de ‘alfamannetjes’ die de dienst uitmaakten door middel van fysieke intimidatie. Gewelddadigheid was de norm, een agressief patriarchaat het uitgangspunt.
Niet alleen blijkt er bij nadere beschouwing nogal wat af te dingen op dit keurslijf, het zou ook totaal anders zijn gelopen als niet de chimpansee maar de bonobo het startpunt van de theorievorming zou zijn geweest. Deze eigenlijk pas vrij recent ontdekte apensoort (blijkbaar leven bonobo’s nogal afgelegen) heeft het beeld van wat ‘gangbaar’ gedrag is totaal veranderd. In de bonobokolonie vinden we dominante ‘zusterschapsconstructies’, nagenoeg geen geweld en worden problemen opgelost met seks.
Het is terecht en verhelderend dat Cooke deze twee reële dwalingen benoemt. Tegelijkertijd is daarmee niet gelijk het tegenovergestelde waar en daarin is Cooke slordig in de suggesties. Er is niet ineens een andere apensoort – zoals ze Alison Jolly over lemuren lijkt te citeren – die wel de typische aap voor moet stellen. Evenwel is het ook niet zo dat het gedrag van hedendaagse apensoorten zomaar als ‘een kijkje in onze geschiedenis’ zou dienen.
Grofgebekt
Cooke is er van overtuigd dat het nodig is om krachtige en duidelijke taal te gebruiken om heilige huisjes ten val te brengen. Ze beschimpt, bespot en scheldt. Veel mannelijke zoölogen brengen het er niet zonder kleerscheuren van af en ook het leven en de dood van talloze diersoorten wordt in spetterende beeldtaal onder woorden gebracht.
Het taalgebruik van Cooke is voor een boek als dit toch enigszins opvallend. Ze is er van overtuigd dat het nodig is om krachtige en duidelijke taal te gebruiken om heilige huisjes ten val te brengen. Ze beschimpt, bespot en scheldt. Veel mannelijke zoölogen brengen het er niet zonder kleerscheuren van af en ook het leven en de dood van talloze diersoorten wordt in spetterende beeldtaal onder woorden gebracht.
Het benoemen van de ‘fallocratische bagage’ (de vooroordelen) waarmee mannelijke biologen hun studie beginnen. Het beschrijven van de testikels van de zilverruggorilla als ‘berucht kleine kloten’. De bewoording van het schrijfwerk van evolutionair psychologen als het ‘op papier kwakken’ van hun gedachten. Dat grof geschut is een middel dat geheiligd wordt door de doelen, vindt Cooke. Ze verdedigt haar gebruik van termen als ‘femme fatale’, ‘bitch’ en ‘goede moeder’ in het voorwoord als noodzakelijke taal om een leesbaar boek te schrijven. Het is immers lastig, nee onmogelijk, om over sekse, gender en aanverwante onderwerpen te spreken zonder daar gendernormatieve termen voor te gebruiken.
In de kern is dit volledig begrijpelijk. Het is ook goed invoelbaar dat je het noodzakelijk acht om grote misvattingen en bijkomend onrecht ook met grote woorden te bestrijden. En ja, ongetwijfeld is humor een belangrijk stijlfiguur om de lezer diersoort na diersoort, misvatting na misvatting aangehaakt te houden bij bijna vierhonderd pagina’s aan weerlegging van lastig te bestrijden vooroordelen.
Toch is de uitwerking op mij als lezer anders. Het is gewoon vermoeiend om in elke beschrijving een sloot bijvoeglijk naamwoorden door te moeten ploegen voordat je bij het onderwerp van een zin aankomt. Waar ze Dawkins en Darwin (overigens geheel terecht) beticht van aanmatigend en stigmatiserend taalgebruik, lijken haar beschrijvingen ook niet per se bij te dragen aan een gebalanceerde kijk op het onderwerp. Het wordt er juist minder serieus om en dat is eigenlijk zonde.
Zeepokken
Bitch is verfrissend en verkwikkend tegelijk. Darwin blijkt duidelijk gewoon een man van zijn tijd, die ondanks zijn vernieuwende kijk op het ontstaan der soorten en zijn controversiële positie ten aanzien van de oorsprong van de mens, op andere vlakken even puriteins bleek als zijn Victoriaanse tijdgenoten.
Bitch draagt op overtuigende wijze een aantal dominante aannames in de zoölogie en evolutie ten grave. Darwin blijkt duidelijk gewoon een man van zijn tijd, die ondanks zijn vernieuwende kijk op het ontstaan der soorten en zijn controversiële positie ten aanzien van de oorsprong van de mens, op andere vlakken even puriteins bleek als zijn Victoriaanse tijdgenoten. Uit verschillende uitingen, waaronder een lijstje met voor- en nadelen van over het huwelijk, achterop een brief gekrabbeld, blijkt dat hij qua emancipatie even ver was als zijn tijdgenoten.
Het verbaast Cooke dat zo’n slimme man zo verblind kon zijn door zijn eigen vooroordelen en overtuigingen. In het boek, maar ook in een online lezing, lijkt ze oprecht verbouwereerd over deze conclusie, die ik zelf dan weer de minst contra-intuïtieve acht. Mensen zijn mensen. Mannen dus ook. Het zijn pijnlijke citaten uit het werk van Darwin die dit punt herhaaldelijk bekrachtigen.
Toch lijkt de beroemde bioloog nog een beetje vrijgepleit te worden. Al is het maar in een paar losse (bij)zinnen waarin wordt gesteld dat het in veel gevallen niet Charles maar zijn dochter Henrietta Darwin was die de pen vasthield. Met name bij de typeringen van de seksuele morfologie en het gedrag in het dierenrijk lijkt het erop dat zij observaties en beschrijvingen gekuist of zelfs gecensureerd heeft om beter te laten aansluiten bij de gangbare normen uit die tijd.
Hierdoor zijn de gevarieerde seksuele strategieën van Charles’ favoriete diersoort, de zeepok, nooit onderdeel van zijn evolutietheorie geworden. Was deze geleedpotige met al zijn ingenieuze oplossingen voor het hebben van seks terwijl die in principe amper kan bewegen (van enorm lange penissen tot minuscule mannetjes die rusten op het vrouwtje tot hermafroditische ondersoorten) wel meegenomen, dan waren we wellicht behoed gebleven voor toekomstige tunnelvisie.