Japan: Een thuis voor een vagebond
De Japanse schrijfster Fumiko Hayashi was vrij en onconventioneel. Na veel omzwervingen belandde ze in Tokio, waar ze een huis liet bouwen dat nu nog dienstdoet als haar literaire gedenkplaats. Luk Van Haute werd er rondgeleid door de Hayashi-kenner Tomoko Yoshikawa. In de rubriek Aldaar laten literair vertalers zien hoe literatuur nieuwe, meer doorleefde perspectieven kan bieden op wat hier actualiteit heet.

Op een dag krijg ik via mijn website een bericht van een zekere Tomoko Yoshikawa. Ze schrijft dat ze werkt aan een overzicht van alle vertalingen van het werk van Fumiko Hayashi (1903-1951), en hoorde me in een online interview iets zeggen over ‘Downtown’, een kort verhaal uit 1948 over een alleenstaande moeder die vlak na de Tweede Wereldoorlog probeert te overleven. Yoshikawa wil weten of mijn vertaling, in tegenstelling tot de Engelse, wel trouw is gebleven aan het origineel. Ik stuur haar een geruststellend antwoord en voeg eraan toe dat ik bij gelegenheid een bezoekje wil brengen aan het Fumiko Hayashi Kinenkan in Tokio, het huis waar de auteur van 1941 tot haar dood woonde en waar Yoshikawa al jaren gids zegt te zijn.
Er zijn tal van literaire kinenkan in Japan. Niet zelden zijn deze ‘gedenkplaatsen’ een vroegere woning van de auteur. En doorgaans bevat die dan de oude schrijftafel, manuscripten, memorabilia en parafernalia. Het kinenkan van de nog steeds veelgelezen Fumiko Hayashi is minder conventioneel, net zoals zij zelf allesbehalve conventioneel was.
En zo geschiedt. Yoshikawa, die ik een eind in de zeventig schat, wacht me op bij de poortjes van het station en leidt me onder een stralende najaarszon naar een houten woning in de traditionele stijl van Kioto. Er zijn tal van literaire kinenkan in Japan. Niet zelden zijn deze ‘gedenkplaatsen’ een vroegere woning van de auteur. En doorgaans bevat die dan de oude schrijftafel, manuscripten, memorabilia en parafernalia. Het kinenkan van de nog steeds veelgelezen Fumiko Hayashi is minder conventioneel, net zoals zij zelf allesbehalve conventioneel was. En anders dan nogal wat andere kinenkan is dit geen replica. Hoewel deze buurt tijdens de Amerikaanse bombardementen van 1945 voor zo’n negentig procent in vlammen opging, bleef dit huis op bijna miraculeuze wijze ongehavend.
Toen Hayashi het liet bouwen was ze al vijftien jaar getrouwd en beschikte ze als gevestigd auteur over de nodige financiële middelen. Dat was weleens anders geweest. Van geld of stabiliteit was in Hayashi’s jeugd geen sprake: ze was een onwettig kind – het vierde van haar moeder bij evenveel mannen – en ze leidde een armoedig zwerversbestaan vanwege een stiefvader die venter was. Toen ze rond haar twintigste naar Tokio verhuisde, ruilde ze een tijdlang regelmatig zowel baantjes als mannen in, tot haar huwelijk met een kunstschilder in 1926. Dankzij het grote succes van de roman Diary of a Vagabond (Hōrōki), uiteraard autobiografisch, zorgde zij vanaf 1930 grotendeels voor het inkomen.
Hayashi’s man bleef na haar overlijden nog bijna veertig jaar in het huis wonen, tot zijn eigen dood in 1989. Hij was hier dus nog toen ik in mijn jonge jaren een drietal kilometer verderop woonde, realiseer ik me, waardoor de plek prompt minder als ‘iets uit het verleden’ voelt.
In een van de kamers, alleen te bezichtigen vanuit de fraaie tuin, staan Indonesische kasten. Die zijn hier beland na Hayashi’s verblijf in Zuidoost-Azië begin jaren veertig. Ook als volwassene bleef ze geregeld ‘zwerven’. Eerder bezocht ze al meermaals China en reisde ze met de Transsiberië Express naar Parijs.
Hayashi was klein van gestalte maar erg wilskrachtig, benadrukt Yoshikawa. Hoewel ze voor haar huis een beroep deed op een vermaard architect, dreef ze tot zijn frustratie bij allerlei zaken haar eigen mening door. Redacteuren en uitgevers moesten eveneens hun plaats kennen: naast de hal is een kamer waar de veelgevraagde auteur hen (soms lang) liet wachten tot ze zin had om hen te ontvangen.
Omdat Hayashi’s hoofdpersonages vaak vrouwen zijn die zich in barre omstandigheden toch staande weten te houden, zonder daarbij afhankelijk te zijn van een man, krijgt ze gemakshalve het etiket ‘feministisch’ opgeplakt. Zelf reageerde ze echter kregelig op zo’n simplificatie.
In het vroegere atelier van haar man bekijk ik een video over Hayashi, met een geluidsopname waarin ze zegt wat ze allemaal nog wil doen ‘als ze het geluk heeft lang te leven’. Dit geluk werd haar niet gegund. Drie dagen later kreeg ze een hartaanval.
Na ons bezoek staaft mijn gids haar bewering dat ze onder haar collega’s de grootste specialist is, door me bij haar thuis het Fumiko Hayashi handboek te tonen. Dat heeft ze in eigen beheer gemaakt tijdens de lockdown. ‘Geweldig gedaan’, zegt ze en voegt er met een licht verwijtende blik naar haar man aan toe: ‘Niemand zegt het, dus zeg ik het maar zelf.’ Onderweg vertelde ze me al dat Yoshikawa haar meisjesnaam is. ‘Maar in Japan mag een getrouwde vrouw nog steeds haar eigen naam niet behouden’, moppert ze. Ik begrijp waarom de eigenzinnige Fumiko Hayashi haar zo aanspreekt.
Uitgelichte afbeelding: Boekenkast met eerste drukken van Fumiko Hayashi (foto: Luk Van Haute)