De comeback van een tweedehands emotie
Hoewel de eerste Tinderbaby’s inmiddels geboren zijn, houdt de vaste relatie met één partner stand als liefdesnorm. Wordt het in een veranderde wereld (emancipatie, liberalisme, internet) geen tijd voor een heroverweging van die traditie? Zowel nrc.next-columnist en filosoof Simone van Saarloos (25) als Alain Badiou (79), mastodont van de hedendaagse filosofie, beantwoorden de vraag met een volmondig ‘ja’, zij het met heel verschillende uitkomsten. Door Kim Schoof, student filosofie en Nederlandse literatuur aan de UvA en redacteur bij het online tijdschrift deFusie.net, en Lodewijk Verduin, student Nederlands en redacteur bij Perdu. Dit essay verschijnt in samenwerking met deFusie.net.
Van Saarloos kondigt in haar pamflet Het monogame drama (2015) ‘het failliet van de monogamie’ aan. Ze constateert dat mensen om haar heen meer waarde hechten aan de ‘status’ van een relatie dan aan de persoon op wie zij verliefd zijn, beschrijft stelletjes die tevreden zijn met samen tv-kijken en mensen die opgelaten naar de volgende op zoek gaan wanneer het uitgaat. Van Saarloos signaleert dat ‘de meeste mensen verwachten dat enkelvoudigheid tot rust en authenticiteit leidt’, en ondertussen voeren lethargie en gemakzucht de boventoon. Met Het monogame drama breekt ze in de eerste plaats een lans voor de vrijgezel. Koppeltjescultuur is volgens haar gebaseerd op een drang naar veiligheid en comfort, terwijl liefde zonder inzet waardeloos is in haar vrijblijvendheid. Van Saarloos’ alternatief is de polyamorie: een liefdesleven met meerdere partners. In korte hoofdstukken waarin ze theorie afwisselt met anekdotes uit eigen leven stelt zij dat de oplossing is om je liefde over verschillende individuen te verdelen.
Andere problemen met de monogame relatie: romantische eenwording is een illusie, ook je partner blijft tot op zekere hoogte ondoorgrondelijk. Bovendien is de monogame relatie geïnstitutionaliseerd door het conformistische sociale systeem: ‘het stelletje’ is een belangrijke afnemer in de economische markt. Juist leven in de romantische illusie leidt ongemerkt tot een pragmatisch, praktijkgericht denken over de partner, gericht op het krijgen in plaats van het geven. Als oplossing biedt Van Saarloos een wereld waar mensen hun liefde verdelen. De kooi van het monogame stel wordt opengebroken, waarna een grotere gemeenschap kan ontstaan waar individuen op meerdere mensen tegelijkertijd verliefd zijn. In de praktijk komt dit, volgens Van Saarloos, neer op het aanleggen van talloze netwerken, waarin je als individu een partner hebt om mee naar het museum te gaan, een ander om mee te gaan dansen, weer een ander om mee te gaan bergbeklimmen en nog een ander om wilde seks mee te hebben. De permanente onzekerheid levert zelfverzekerde en onafhankelijke individuen de mogelijkheid om het toeval – de intense amoureuze ervaring – te omarmen. Van Saarloos stelt zich voor dat ‘er wordt gezocht naar een levensvorm waarbij het individu de vrijheid van verspreide verbindingen kan ervaren’: hedendaagse romantiek bestaat in het toeval van ontmoetingen tussen het ‘ik’ en verschillende ‘anderen’.
Een trouw tweeschap
Alain Badiou diagnosticeert de hedendaagse samenleving als lijdend aan een soortgelijke ‘zieke liefde’. Die diagnose en een behandelplan doet hij uit de doeken in Ode aan de liefde, een interview met filosoof en Le Monde-journalist Nicolas Truong. Het interview opent met de observatie dat overal in Parijs billboards voor een datingsite ‘liefde zonder risico’ adverteerden. Die posters wijzen er volgens Badiou op dat de liefde momenteel kampt met ‘veiligheidsdreiging’: het is juist de veiligheid die een bedreiging vormt voor de liefde. De dreiging die Badiou ziet in veiligheid, schuilt in de gelijkstelling van liefde aan het waarborgen van veiligheid en comfort, die eigenlijk iedere vorm van liefde uit het domein van de liefde wegzuigt. Dit maakt van de mens, mits hij goed is voorbereid op de liefde, een egocentrist die ‘de kunst verstaat om de ander de laan uit te sturen wanneer hij jouw comfort in het geding brengt’. Badious missie: het opnieuw uitvinden van de liefde.
Een liefdesopvatting die risicoloosheid nastreeft, vormt een enorm risico voor de liefde. Uit die opvatting komt namelijk een ouderwets geloof naar voren in wat Badiou een ‘romantische’ opvatting van liefde noemt, die hij definieert als ‘de consumptie van het geheel van de liefde in de ontmoeting’. De ontmoeting tussen twee mensen wordt opgevat als een magisch, buitenwerelds moment met een existentiële intensiteit, een moment waarop de geliefden romantischerwijs ‘versmelten’. De schaduwzijde van zulk denken over liefde, dat haar situeert in een magische ontmoeting: het is altijd een kwestie van ‘wij tegen de wereld’, waarbij in dat ‘wij’ eigenlijk geen sprake is van twee mensen, maar van een soort versmolten eenheid. ‘Liefde’ verwordt zo niet alleen tot een domein dat niets met de rest van de wereld van doen heeft, bovendien is liefde in deze opvatting geen kwestie van twee mensen in een bijzonder verbond, maar van een enkele entiteit. De wereld blijft achter als een nogal lege en eenzame plaats.
Badiou herformuleert de liefde als een wereldse aangelegenheid, vervangt daarmee de ‘buitenwereldse samensmelting’: liefde is geen eenheid, maar een tweezijn. ‘Liefde bestaat niet simpelweg uit de ontmoeting en de geïsoleerde relaties tussen twee individuen, zij is een constructie, een leven dat niet meer vanuit het perspectief van Een wordt geleid, maar vanuit het perspectief van Twee.’ (Overigens sluit Badiou nergens uit dat het liefdesperspectief ook door meer dan twee mensen kan worden gedeeld, zijn pleidooi heeft monogamie niet als onderwerp.) De ontmoeting tussen twee mensen is niet de liefde, maar haar voorwaarde. Zo’n ontmoeting is exemplarisch voor het centrale Badioueaanse begrip evenement, een contingent, verbijsterend gebeuren dat een verandering in de status-quo teweegbrengt.
In het geval van de ontmoeting tussen twee aspirant-geliefden ontstaat voor twee mensen de mogelijkheid om de wereld niet meer te ervaren vanuit het eigen perspectief, maar uit dat van een ‘tweeschap’. De daadwerkelijke liefde bestaat pas in wat Badiou de ‘duur’ van het evenement noemt, de fixatie ervan, de constructie die erop gebouwd wordt, het op elk moment opnieuw bevestigen van de liefde. Liefde is voor Badiou een van de vier domeinen van waarheid, dat precies zo werkt als de andere drie, namelijk wetenschap, kunst en politiek. Een moment van inzicht is nog geen wetenschappelijke stroming, een schilderijtje is nog geen stijl, een protest is nog geen revolutie; maar door trouw te blijven aan het oorspronkelijke evenement kan de waarheid ervan zich ontvouwen – zo is ook een ontmoeting nog geen liefde, maar staat de liefde wel in het teken van de ontmoeting. De fixatie van liefde is voor Badiou overigens geen eenmalige ingreep, maar een voortdurend proces: liefde bestaat voor zover geliefden, stereotypisch gezegd, ‘werken’ voor hun relatie. Minder stereotypisch gezegd houdt zulke arbeid in dat geliefden zich steeds actief moeten inzetten om de consequenties van hun ontmoeting (het evenement) uit te werken.
Kansenspreiding of revolutie
Waar Badious opvatting gericht is op ‘tweeschap’, blijft Simone van Saarloos hangen bij het individu. In navolging van vroegnaoorlogse denkers als Sartre en De Beauvoir ziet Van Saarloos een permanente afstand tussen het ‘ik’ en de nooit volledig kenbare ander. Liefde bestaat in een op ieder moment af te kappen afspraak, die aan intensiteit inboet omwille van veiligheid: de gepassioneerde ontmoeting blijft het hoogtepunt. Dit fetisjeren van de ontmoeting is volgens Badiou een kenmerk van het achterhaalde romantische denken: het reduceert liefde tot een buitenwereldse eenwording, gebonden aan een vluchtig moment. Het enige punt waarop Van Saarloos afwijkt van Badious angstbeeld is in haar aanmoediging om continu verschillende ontmoetingen te hebben: een ‘romantische’ spreiding van kansen. Zulk opportunisme wordt in haar opvatting geflankeerd door überkapitalistische voorschriften als de ‘sociale schijf van vijf’ (consumeer zus en zo!) en draait uit op een permanent precaire maatschappelijke structuur. In hoeverre haar nieuwe sociale norm nog plaats voor liefde overlaat is maar de vraag. Gek genoeg omarmt haar opvatting de eenzaamheid van een bewustzijn, in plaats van het denken als twee: de totstandkoming van een nieuwe, gedeelde en betekenisvolle waarheid. Wat Badiou de duur van de liefdesrelatie noemt, confronteert ons met de meervoudigheid die het bestaan in de wereld kenmerkt, een waarheid die ironisch genoeg niet volgt uit Van Saarloos’ polyamorie.
Badious herdefinitie van de liefde past uiteindelijk bij het veranderde hedendaagse bestaan zonder dat we hoeven inboeten aan liefde, en bekrachtigt bovendien de belangrijkste ontwikkeling: emancipatie. Liefde als opmaat tot een nieuwe, tweeschappelijke ervaring van de wereld betekent immers het toelaten van de ‘ander’ op het meest fundamentele niveau. Gek genoeg verkeert Van Saarloos’ in opzet emancipatoire project, dat erop gericht is dat mensen onder de druk van een ouderwetse sociale norm uit komen, in een gek soort hyperindividualistisch tegendeel: het perspectief van de ander is na de ontmoeting niet meer van belang. In Ode aan de liefde verbindt Badiou de waarheid van de liefde echter expliciet met politieke potentie. Juist de ‘blik van twee’ die uit een ontmoeting kan ontstaan, voegt een nieuwe waarheid toe aan de wereld, een niet-vanzelfsprekende, revolutionaire waarheid die elke dag opnieuw moet worden uitgewerkt. Waar Van Saarloos in haar pamflet in een poging de liefde nieuw leven in te blazen onverhoeds uitkomt op een afbraak van de liefde, weet Badiou een nieuwe liefdesdefinitie te geven die niet alleen de veiligheidsdreiging afwendt en bij de huidige tijd past, maar zich ook leent voor een breder emancipatoir project. Twee antwoorden op de crisis in de liefde, maar alleen Ode aan de liefde geeft haar overtuigend het jawoord.