Twitteren waar eens de grutto vloog
Vanavond wordt de derde Joost Zwagerman Essayprijs voor aanstormend essayerend talent uitgereikt. U leest de zes essays die de jury als kanshebbers uit 312 inzendingen selecteerde in het aanstaande nummer van de Nederlandse Boekengids, en natuurlijk hier, op www.nederlandsenboekengids.com. Aflevering vijf: Marcel Oden, met zijn essay over feit, fictie en waarheid op schrift.
Ik ga even naar Schagen om een slagroomtaart op te halen. Het gebak is een douceurtje van Windpark Energiek. Rond mijn weekendhuis, aan de rand van de Wieringermeer, hebben ze het afgelopen jaar honderd windmolens van honderdtwintig meter hoog opgetrokken. Honderdtwintig meter, hoger dan de Domtoren. De sfeer rond mijn optrekje is veranderd. Het was hier aangenaam afgelegen, vredig, lieflijk. Voortaan breng ik mijn weekends en vakanties door op een industriële energiecentrale. Er zijn slagschaduwen, honderden meters lang. In de straffe zuidwester zingen de wieken een razend refrein. Geen grutto haalt het nog in zijn kop om hier een rondje te gaan vliegen. Op de turbines branden toplichten, rode waarschuwingslampen voor de luchtvaart. Het zet de omgeving ’s nachts in een rosse gloed, alsof je op de Wallen woont.
Om dit leed te verzachten: slagroomtaart.
Klimaatverandering zie ik als een reële dreiging. Daarom sta ik welwillend tegenover de ‘energietransitie’, zoals het jargonnerig heet. Met frisse tegenzin breng ik persoonlijke offers. Jonathan Safran Foer motiveerde me met zijn boek We Are the Weather: Saving the Planet Begins at Breakfast. Niet meer vliegen. Zonnepanelen op het dak. Minder vlees eten. Achter de meeste leefregels van Safran Foer kan ik inmiddels een vinkje zetten. Eén aderlating doet nog steeds een beetje pijn. Vorig jaar deed ik afstand van mijn auto, zonder een nieuwe aan te schaffen. Ik verlang terug naar mijn zalige zescilinder. Het elegante koetswerk, metallic blauw, de leren stoelen, het houten dashboard, de vrijheid, het gemak. Maar goed, dat klimaat van ons, daarvoor zullen we veren moeten laten. Anders gaan we ten onder aan zeven plagen. Dat is toch een feit?
Dit essay komt van de shortlist van de Joost Zwagerman Essayprijs 2020. De prijs is bedoeld voor aanstormend talent dat niet eerder essays in boekvorm gepubliceerd heeft. Uit de ruim 300 inzendingen heeft de vakjury deze zes kandidaatwinnaars gedestilleerd. Interesse in de rest van de shortlist? Lees dan hier verder.
De buurtbus rijdt precies op de afgesproken tijd voor. Dit keer is het een bestelwagen, kermitgroen en lomp van lijn. Er is één medepassagier, die me vaag bekend voorkomt, volgens mij een gepensioneerde bollenboer uit Wieringerwaard. We rijden langs dijken, over smalle polderwegen, dwars door het wassende woud van windmolens. Enkele zijn nog in aanbouw. Als reuzenpaddenstoelen van beton en staal rijzen ze uit de akkers. Ik vertel waarom ik naar Schagen ga, slagroomtaart, en vraag de bollenboer wat hij ervan vindt, van die molens. ‘Breek me de bek niet open’, zegt hij. ‘Het is een grof schandaal. Sterker nog, een complot. Dit wil je echt niet weten.’
Ik wil het wel weten. Doe mij maar een complottheorietje op zijn tijd. Op YouTubevermaak ik me met Pizzagate, Plandemicen vliegende schotels. Bij het begin van elke nepdocumentaire, interviews met ‘complotgekkies’ van Café Weltschmerzen aanverwant volksvermaak druk ik een denkbeeldige stopwatch in. Hoe snel valt de naam Bill Gates? Noemen ze zijn naam niet, dan ben ik een beetje teleurgesteld, dan is het voor mij geen echte complottheorie. Een samenzwering die zich afspeelt in mijn eigen achtertuin, zo zout heb ik het nog niet gegeten. Dus be my guest, bollenboer, vertel je verhaal.
Ik druk mijn virtuele stopwatch in. We zijn op acht kilometer van Schagen en mijn medepassagier steekt staccato van wal. ‘Wie dit op hun geweten hebben? Nou, de wethouder van de gemeente, dertig boeren, Vattenfall, Google en Microsoft. Ze hebben het met z’n allen op een akkoordje gegooid. De Amerikanen mochten twee gigantische datacenters bouwen in een stil stuk Wieringermeer. Lelijke dingen zijn het. Vijftig meter breed, tweehonderd meter lang, twee verdiepingen hoog. Google en Microsoft willen per se groene stroom. Vattenfall krijgt honderden miljoenen subsidie van Den Haag om windturbines te bouwen. Dertig boeren in de Wieringermeer beurden drie miljoen euro de man als ze die torens op hun land toestonden. Omwonenden die ertegenaan moeten kijken, ontvangen ieder jaar een paar tientjes, als doekje voor het bloeden.’
‘En een slagroomtaart’, vul ik aan.
De complotdenker ratelt verder. Zijn register verandert van informatief naar diep verontwaardigd. ‘De gemeenteraad stonk erin omdat dit plan werkgelegenheid zou opleveren. Nou, vergeet het maar, in zo’n datacenter werken drie mensen en een hond: een computerman, een schoonmaker en een bewaker met een Duitse herder.
Groene stroom krijgen wij burgers niet. Wat de molens opwekken aan elektriciteit, slurpen die datacenters helemaal op. Zodat de wereld schoon kan twitteren.’ De tongval van de oude bollenboer wordt steeds meer West-Fries. ‘Uit de buurt,’ zegt de chauffeur, ‘hoorde ik dat die wethouder een paar keer naar Microsoft in Seattle is geweest om deze deal rond te maken. Ze zullen hem daar vast flink verwend hebben. Businessclass in de vlieger natuurlijk, een feestje in het bubbelbad van Bill Gates en een zak smeergeld geld toe. En nu zitten wij met die rotmolens.’
Terwijl we de bebouwde kom van Schagen bereiken, druk ik mijn denkbeeldige stopwatch in. Bill Gates, daar is hij weer.
Facts are sacred
Mijn eerste complottheorie kwam tot mij te Oude Pekela, met de paplepel. Mijn oma geloofde niet dat er mensen op de maan zijn geweest. ‘Dat kan niet,’ zei ‘oma Pekel’ uit de grond van haar christelijke hart, ‘dan kom je aan de schepping.’ Volgens haar zijn de beelden van maanlandingen opgenomen in een filmstudio. Hollywood nam ons bij de neus.
Op YouTube kun je een documentaire bekijken die ‘bewijst’ dat regisseur Stanley Kubrick door de NASA is ingehuurd om de maanlandingen te simuleren. ‘Kijk maar, die decors lijken verdacht veel op die van zijn speelfilm 2001: A Space Odyssey. Luister maar naar dit interview met zijn ex-vrouw, zij bevestigt het.’
Op de televisie kijk ik naar een uitzending over de Apollo-ruimtevaartprojecten van eind jaren zestig. Iconische beelden van Neil Armstrong die voet op de maan zet – small step, giant leap. De woorden werden ook beroemd. Naar verluidt geschreven door een copywriter. Zie je wel, zou oma Pekel zeggen.
Ter ere van mijn oma, en omdat ik me afvraag hoe we juist in deze tijd de grenzen tussen feit en fictie kunnen blijven onderscheiden, waag ik me aan een van de vragen der vragen. Wat is werkelijkheid?
Complotten en complottheorieën zijn van alle tijden – Et tu, Brute? – maar lijken tegenwoordig overal te zijn. De Holocaust is verzonnen. Hitler leefde tot 1963 in Argentinië. De CIA vermoordde JFK. Israël zit achter 9/11. Obama misbruikte kinderen. Hugo de Jonge is ook een pedofiel. Van G5 krijg je kanker. Het klimaatprobleem is een linkse hobby. Covid-19 is het werk van, daar is hij weer, Bill Gates. Je kunt het zo gek niet bedenken. Hoe gekker de complottheorie, hoe meer aanhangers ze heeft.
De verspreiders van deze verhalen lijken steeds fanatieker en creatiever te worden, gefaciliteerd door het voortschrijden van de technologie, zoals digitale beeldbewerking. Hun documentaires, boeken, lezingen, congressen en theatershows hebben steeds vaker een professionele look and feel. Sommige zijn zo over de top dat ze geestig zijn, zoals een geslaagde mockumentary. Andere zaaien twijfel en zetten aan het denken. In het beste geval hebben ze iets geloofwaardigs. Of moeten we zeggen: in het slechtste geval?
Op de School voor Journalistiek leerde ik: facts are sacred, comment is free. Voor de feiten had je de nieuwsrubrieken. Voor de meningen had je het hoofdredactioneel commentaar, columns en ingezonden brieven. En voor de commerciële boodschappen waren er de advertentiepagina’s. De docent ethiek waarschuwde: ‘Objectiviteit bestaat niet.’ De leraar tijdschriftjournalistiek: ‘Een goed verhaal moet je niet kapotchecken.’
Ik concludeerde dat het een illusie is om van ‘facts’ te spreken. Alles wat je hoort, ziet en leest, is iets anders dan de werkelijkheid. Het is verkleurd, verdraaid en verknipt door interpretatie, commercie en belangen. Daar valt mee te leven als je bedenkt dat er media zijn, doorgaans kranten, die zo veel mogelijk naar feitelijkheid streven. Mede dankzij eigen ombudsmannen, de Raad voor de Journalistiek en statuten die de belangen van de uitgever, adverteerders en anderen uit de redactionele kolommen moeten weren. Die media krijgen het steeds moeilijker in de brakke branding van feit en fictie die internet heet. Ons open riool, om met Kees Fens te spreken.
In de jaren zestig ontstond ‘new journalism’. Een feitenrelaas werd met literaire technieken spannend gemaakt. Auteurs als Tom Wolfe en Truman Capote componeerden opwindende verhalen, maar de feiten leken de feiten te blijven. Op een andere boekenplank vinden we de ‘faction’, een term die wil zeggen dat we ons in het troebele water van waarheid en verzinsel begeven. Dankzij de genre-aanduiding zijn we tenminste gewaarschuwd.
Informatie komt meer en meer tot ons via internet. Het wemelt daar van het nepnieuws en de complottheorieën. De grens tussen feit en fictie wordt steeds vager. Vroeger was het samenzweringsverhaal het domein van obscure extremisten. Nu verschijnen steeds meer lifestyle-influencers, new-agegoeroes, oud-journalisten, dansleraren, artiesten en de president van de Verenigde Staten aan dit firmament. De complottheorie van Madonna over corona werd geretweet door Donald Trump en verwijderd door Twitter. Fotomodel Doutzen Kroes – zes miljoen volgers moet je er in één adem bij zeggen – liet het niet zover komen. Schielijk gumde ze haar openbare twijfel aan Covid-19 van het net, toen ze doorhad dat het haar imago meer kwaad deed dan goed.
Onduidelijk is vaak waarom iets niet door de beugel kan bij de ‘cleaners’, zoals de sociale-mediacensors worden genoemd. ‘Cleaners’, het is een orwelliaanse term die een rilling over mijn rug doet lopen. ‘Verwijderd vanwege beleidsschendingen’ is doorgaans de vage verklaring. Waarom wordt het ene filmpje afgeplakt en het andere niet? Is alle niet-verwijderde inhoud dus wel in de haak? Onlangs zagen we de Amerikaanse politicus Nancy Pelosi beschonken speechen. De goede verstaander voelde de bui al hangen: een gemanipuleerde video. Bij een clipje van presidentskandidaat Joe Biden, daarin overkomend als een stotterende bejaarde, was het al minder duidelijk. ‘Kan iemand uitzoeken of dit echt is?’, tikte een twitteraar onder dit filmpje.
David Icke werkte als sportjournalist bij de BBC, een Britse Mart Smeets. Tot hij in 1991 in paars trainingspak in de talkshow van Terry Wogan verscheen en vertelde dat de wereld volgens hem wordt geregeerd door als vorsten en regeringsleiders vermomde buitenaardse reptielen, onder wie onze prinses Beatrix. Sindsdien schrijft hij boeken en treedt hij op, inmiddels in grote zalen overal ter wereld, soms negen uur achter elkaar. Steevast zijn de happenings stijf uitverkocht. Tal van culturele en andere coryfeeën onderschrijven zijn denkbeelden. Bijvoorbeeld schrijfster Alice Walker, winnaar van de Pulitzer Prize voor haar roman The Color Purple. Volgens Icke moeten we niet bang zijn voor Covid-19, maar uitgerekend voor het aanstaande vaccin ertegen. Ik volg hem al een jaar of tien. Zijn optredens intrigeren en fascineren me, zoals een goede entertainer me kan betoveren. Zoals rasverteller Willem de Ridder, met zijn urban legends. Bij De Ridder weet ik: het is niet echt, dit zijn legendes, maar ik laat me graag meevoeren in zijn verbale spookhuizen. Icke meent het bloedserieus, wat de beleving intenser maakt. En af en toe zet hij me echt aan het denken. Ja, we moeten ons beslist zorgen maken over het opschorten van grondrechten en de nakende surveillance society, daar heeft Icke een punt.
George van Houts, in 2016 winnaar van de televisiequiz De Slimste Mens, veegde in zijn voorstelling Kom Plot de toneelvloer aan met de officiële lezing van 9/11. Hij is inmiddels toe aan KomploTT,dat wil zeggen deel 2. Met de eerste editie trok hij in het hele land volle zalen, met deel 2 tienduizenden kijkers op YouTube. Zijn urenlange betogen vervelen me geen seconde, want hij is een vakkundige theaterman. Met charisma, rake grappen en in een moordend tempo sleept hij me mee. Toen ik na deel 1 het theater verliet, was ik het roerend met Van Houts eens dat er op zijn minst meer onderzoek moet komen naar de ‘ware toedracht’ van de aanslagen in 2001. De volgende ochtend was dat roerende al een beetje verdampt. En toch keek ik weer met smaak naar deel 2.
Filmkanalen als Netflix bieden honderden dubieuze documentaires aan, vaak onder de vlag ‘true crime’, waarin de waterscheiding tussen feit en fictie moeilijk te vinden is. Gouden Palmwinnaar Michael Moore produceerde de documentaire Planet of the Humans, waarmee hij de verwarring compleet maakte, want hij opende hiermee de aanval op zijn eigen linkse achterban. Boodschap: groene energie is een sprookje. Van veel feiten in de film zou niets waar zijn. Sylvain Ephimenco in Trouw: ‘Toch verdient Planet of the Humans onze aandacht. Al was het maar om het waarheidsgehalte van de volgende quote van Moore te onderzoeken: “We volgen leiders die ons op een verkeerd pad leiden, door de groene beweging aan de belangen van rijken en Amerikaanse ondernemingen te verkopen.”’
Het verhaal als oerbehoefte
Plato dacht er al over na, over feit en fictie. Wat je ziet, is niet wat het is, concludeerde hij. Zijn allegorie van de grot waarschuwt ons dat we kijken naar hooguit een afspiegeling van de werkelijkheid. De werkelijkheid zelf kunnen we niet kennen, per definitie niet. Dat betekent in strikte zin dat we zowel de officiële lezing – Armstrong landde op de maan – als de alternatieve versie – hij deed alsof – in twijfel moeten trekken. Nu wordt het ingewikkeld. Houston, we have a problem. Want wat kunnen we dan nog voor waar aannemen? Geven we Plato gelijk, dan kunnen we geen enkel verhaal voor ‘waar’ aannemen, zelfs niet als er twintig factcheckers overheen zijn gegaan. Vervolgens belanden we in een spiegelpaleis vol Droste-effecten.
Yuval Noah Harari stelt in zijn boek Sapiens: A Brief History of Humankind dat het diep menselijk is om in een verhaal te geloven. Het levert veel op: tot een groep behoren, houvast vinden, eenvoud, hoop of troost verkrijgen. Zowel de complottheorie en het zogenaamde nepnieuws als de versie in de geschiedenisboeken en die van het NOS Journaal bevredigen oerbehoeften.
Willen we mens zijn, dan zullen we een keuze moeten maken, volgt uit Harari’s betoog. Geloven we de geschiedenisleraar en de nieuwslezer of sluiten we ons aan bij de complotdenker en diens theorie? We moeten die keuze maken. Wie het niet doet, blijft in onzekerheid verkeren, valt ten prooi aan twijfel en riskeert sociaal isolement. Juist vanwege deze verbindende kracht van verhalen, die het mogelijk maakt om met elkaar samen te werken, is de mens de dominante soort op aarde geworden, aldus Harari.
Waarom beschouwt iemand een verhaal als geloofwaardig? Draait het niet simpelweg om de vragen: wat is de reputatie van de brenger van de boodschap en snijdt het hout? Harari zegt dat hier ook andere invloeden in het spel zijn. Geloven gebeurt ook uit sociaal opportunisme, omdat we ‘ergens bij willen horen’, en uit economisch gewin. Marshall McLuhan stelde dat de vorm waarin de boodschap tot ons komt er het meest toe doet.
Een praktiserend taoïst – ik was het een blauwe maandag omdat ik ergens bij wilde horen – wil ‘bewustzijn eten’, de lens geleidelijk aan steeds verder openzetten. Een heel leven van mediteren en anderszins oefenen leidt, in de taoïstische wereldbeschouwing, in extenso tot het samenvallen met de werkelijkheid. Dit is wat met een new-ageterm ‘verlichting’ heet. De Engelstalige taoïst noemt het ‘celestial immortal’. Als je het begrip uit de brontaal, het Chinees, naar het Nederlands vertaalt, kom je tot zoiets als: ‘het duale, vrouwelijke noch mannelijke wezen dat de sterren kan omvatten’.
De psychologie kent het concept ‘illusion of well-being’. Een gezond mens groeit op met opvoeders die liefdevol en beschermend tussen het kind en de rauwe werkelijkheid gaan staan. Hierdoor ontstaat de lens die het leven draaglijk, zelfs goed te doen maakt. Het kind leert om het glas als halfvol te zien en wordt in staat gesteld om tegenslagen te relativeren en te overwinnen. De geesteszieke mens kijkt recht in het vuur in Plato’s grot. Opvoeders zorgen niet voor verzachting en afzwakking van de werkelijkheid. De opvoeders zijn het vuur. Bijvoorbeeld door het kind seksueel te misbruiken. Dan kan diens latere leven een worsteling worden, kunnen ter compensatie persoonlijkheidsstoornissen ontstaan en zijn remedies nodig om van een ramp toch nog een beetje een feest te maken. Drank, drugs, therapie.
Je kunt er ook een verhaal van maken, letterlijk. Je schrijft een roman over je leed, om jezelf en het leven iets beter te begrijpen, in het beste geval je lot te kunnen aanvaarden. De betere werken in dit genre worstelen met vragen omtrent perspectief, ervaring, waarneming en gevolg: wat heb ik nu precies meegemaakt? Wat is de impact van mijn ervaring? Overdrijf of overschat ik pijn en verdriet? Wat doe ik met schuld- en schaamtegevoelens? Wat blijft er van mezelf over in de storm, al is het mijn kleinste kern? En soms heb je geluk gemaakt van het ongeluk. Als je boek resoneert, als het goed verkoopt en, als het meezit, je er een prijs mee wint.
***
We arriveren op de Markt in Schagen. In de bakkerswinkel krijg ik mijn taart, met een windturbine van fondant erop. Het troost me niet. De datacenters en windmolens van Bill Gates en consorten hebben het cultuurlandschap van de Wieringermeer verkracht. Tegen molens vechten heeft geen zin. Erover schrijven lucht een beetje op. Is hier werkelijk sprake van een complot? Dat hoor je mij niet zeggen. Zo’n ramp ontstaat, geloof ik, misstap voor misstap. We letten even niet op, we rommelen er met zijn allen in en vervolgens zijn er winnaars en verliezers. Meestal meer verliezers dan winnaars. Meestal zijn de verhalen van de verliezers de interessantste. Ik vermaak me er maar mee. Het maakt mijn werkelijkheid iets draaglijker.