Wijn als zeep voor zorgen. Een hoofdstuk uit ‘Halbat al-koemait’ (‘De renbaan van de rossige’), an-Nawaadji (1386-1455), vertaald en ingeleid door Geert Jan van Gelder
Het is nogal een dubbelzinnige titel, die de Egyptische dichter en bloemlezer Sjams ad-Dien Mohammed ibn Hasan an-Nawaadji (1386-1455) zijn werk gaf. Het Arabische woord koemait, ‘rossig, roodbruin’, wordt gebruikt voor een voskleurig paard maar ook voor wijn [1], die in de voormoderne islam gewoonlijk rondgaat in een kring van drinkgenoten. Het boek is een lange lofzang op het drinken van wijn en daarmee gepaard gaande geneugten zoals muziek, bloemen, tuinen, beekjes, vogels, een koele bries. Dit alles met talloze citaten, anekdotes en beschrijvingen in proza en poëzie. Wijn, verboden volgens de islamitische wet, werd niettemin vaak gedronken en bezongen. Dat was voornamelijk vanwege het effect en minder vanwege de smaak: zoals uit hieronder geciteerde beschrijvingen blijkt (‘zoetzurig’, ‘de eerste beker gaat moeizaam’) was de wijn doorgaans bepaald geen grand cru. Het laatste, korte hoofdstuk uit Halbat al-koemait gaat over het berouwen van zonde, een vrome noot die contrasteert met het voorafgaande.
Halbat al-koemait is verschillende keren gedrukt in Caïro in de negentiende en twintigste eeuw, maar er is geen kritische uitgave. De vele fouten in de gebruikte tekst zijn stilzwijgend verbeterd met behulp van twee handschriften (BnF Arabe 3394 en 3398) en parallellen in andere teksten. De annotatie is beperkt gehouden. Af en toe wordt een Arabisch woord in transliteratie ingevoegd om de woordspelingen te tonen waar Arabische auteurs en dichters zo verzot waren.
***
Wijn is van nature warm en vochtig. [2] Zij maakt de tong los, maakt ambitieus, brengt mensen samen, zaait genegenheid tussen mensen met verschillende meningen, brengt vriendschap, vrijgevigheid, verzacht een hard hart, bemoedigt de lafaard, maakt een vrek goedgeefs, verdrijft zorgen van het hart, en brengt vrolijkheid en opgewektheid zoals als geen ander ding. Een wijze heeft gezegd: ‘Er is niets dat zoveel vrolijkheid en vreugde verspreidt, dat liefde en liefdeswoorden in de harten zendt, dat gepieker verdrijft, vrijgevigheid en edelmoedigheid bewerkstelligt, dat ogen ontspant en mooier maakt, en wangen rozerood kleurt, zoals wijn. Er is niets dat meer nuttige eigenschappen in zich verenigt.’
Ibn al-Mo’tazz [3] zegt: ‘Wijn bevordert de spijsvertering, zij verdrijft zorgen, gaat de schadelijke eigenschappen van water tegen, en helpt tegen nare ziektes.’ Een dichter zinspeelt hierop:
Wijn na het eten geeft drieërlei:
zij geneest, is gezond voor het lijf;
Zij is goed voor de maag, en ze maakt je ook blij,
daar zij zorgen en smarten verdrijft. [4]
Ath-Tha’alibi (gest. 1039) zegt: ‘Alles heeft een verborgen bedoeling (sirr) en die van dadelwijn is vreugde (soeroer).’ Al-Djahiz zegt: ‘Wanneer dadelwijn in jouw botten en ledematen kruipt, scherpt het je zintuigen, het sluit verdriet buiten, en verdrijft zorg.’ Men vroeg iemand: ‘Waarom ben je zo verzot op dadelwijn?’ Hij antwoordde, ‘Het steekt een licht aan in mij, en maakt mijn hart blij.’ Men vroeg een Perzische landedelman: ‘Waarom drink je zo graag wijn?’ ‘Ik merk’, zei hij, ‘dat als een glas erin gaat, zorg eruit gaat.’ Een dichter nam dit over:
Wanneer de wijn in glazen wordt gegoten
dan zie je zonnen aan de hemel staan;
Wanneer zij wordt getoond aan drinkgenoten
verdringen zorgen zich om weg te gaan.
Galenus zegt: ‘Wijn (raah) is een vriend van de geest (roeh).’ Een wijze heeft gezegd: ‘Wijn is de gist van vreugde, de zeep voor droefenis. Zij verkwikt de ziel, de aderen openen hun monden zoals kuikens hun snavels voor het voeden.’ Chosroes zei: ‘Wijn is de zeep voor zorgen.’ Badr ad-Dien al-Basjtaki (gest. 1427) nam dit over:
Door tegenspoed bezoedeld zocht ik steun
bij wijn en drinkgenoot,
Om zorgen weg te wassen met de glazen:
want wijn is zeep voor zorg.
Aristoteles zegt: ‘Wijn is de alchemie van vreugde.’ Ibn al-Wakiel (gest. 1316) nam dit over:
De alchemie wordt alleen dáár gevonden,
en al de rest is leugen.
Een greintje wijn in een mud droefenis
verandert alles in geneugte.
Iemand anders zei: ‘Wijn is het tegengif voor zorg.’ Ook dit nam Ibn al-Wakiel over:
Hij die zorgen schiep als schorpioenen
schiep ook de wijn als tegengif.
Jazied ibn al-Moehallab (gest. 720) zei: ‘Ik zou willen dat een glas wijn duizend dinars kostte!’ Hosaam ad-Dien ibn Moenkidh al-Machzoemi (gest. 1235) nam dit over:
Als aalmoes geef ik nog geen dirham, maar
voor een glas wijn graag al wat ik bezit.
Iemand zei: ‘Wijn geeft een oude man weer de natuur van jongeren en maakt jongeren zo actief als kleuters.’ Een dichter zegt:
Het ware leven is de waanzin van de jeugd;
is die voorbij, de waanzin van de wijn.
Een grijsaard die vijf glazen daarvan drinkt
kleedt zich als knaap en denkt er een te zijn.
Saif ad-Dien al-Moesjidd (gest. 1258) zegt:
De wijn werd voor ons rondgebracht:
de zon ging voor ons op.
Een druivendochter, een bejaarde wijn,
subtiel in inhoud en in vorm,
Zo stralend dat ik twijfel: is zij
gevat in glazen of soms niet?
Jaren bewaard in ’t vat,
gedekt in nobelheid en deugd,
Maakt zij een grijsaard jong en elke man weer kind.
Al-Asma’i (gest. ca. 828) verhaalt dat een oude bedoeïenenvrouw, op weg naar Mekka, eens bij een paar jongelieden zat die dadelwijn dronken. Zij nodigden haar uit en gaven haar een beker. Het smaakte haar goed en ze glimlachte. Ze gaven haar nog een beker; haar gezicht werd rood en ze lachte. Ze gaven haar een derde beker en ze zei, ‘Vertel eens over jullie vrouwen in Irak! Drinken die dit ook?’ ‘Jawel’, zeiden ze. ‘Ik zweer bij de Heer van de Kaäba,’ zei ze, ‘die vrouwen zijn overspelig!’
Aboe al-Ainaa’ (gest. ca. 896) vertelt: ‘Een gezant van de Byzantijnen kwam naar kalief al-Moetawakkil (reg. 847-61). We zaten een keer bij elkaar. Wijn werd geserveerd. De gezant zei tegen mij: “Wijn en varkensvlees zijn verboden voor jullie; jullie eten geen varkensvlees maar drinken wel wijn. Hoe komt dat?” Ik antwoordde: “Ikzelf drink geen wijn; vraag het maar aan iemand die het wel drinkt.” “Als je wil,” zei de gezant, “zal ik het je zeggen!” “Daar is niets tegen”, antwoordde ik. De gezant vervolgde: “Toen varkensvlees verboden werd, vonden jullie iets beters in plaats ervan, maar jullie vonden dat niets het drinken van wijn kon vervangen, dus jullie konden er niet zonder.”’
Obaidallah ibn Ziaad (gest. 686) vroeg eens aan al-Ahnaf ibn Kais (gest. 686): ‘Wat is de lekkerste drank?’ ‘Wijn!’ ‘Hoe weet je dat als je het nooit heb geproefd?’ ‘Ik heb gezien dat wie het toegestaan is nooit iets anders drinkt, en wie het niet mag zich eraan bezondigt.’
Ath-Tha‘alibi zei: ‘Het aardse leven is een geliefde; haar speeksel is de wijn.’ Toen men Ibn A’isja (gest. 843) vertelde dat een zeker iemand geen dadelwijn dronk, zei hij: ‘Die heeft het aardse leven onherroepelijk verstoten!’ Men vertelde al-A’masj (gest. ca. 765) iets soortgelijks en hij zei: ‘Laat hem maar sterven aan een koliek!’
Al-Djahiz zegt: ‘Van alles wat men eet of drinkt is het begin lekkerder dan wat volgt, uitgezonderd dadelwijn. Want de eerste beker gaat moeizaam, de tweede gemakkelijker, de derde gaat heel soepel, de vierde slikt goed weg, de vijfde is nog zoeter, en de zesde is nog lekkerder en men bereikt de hoogste vreugde en blijdschap.’
Men zegt: ‘Zo-en-zo is zo onverteerbaar als het eerste glas’ of ‘zo onverteerbaar als een boek na drank’ Kalief al-Ma’moen (reg. 813-33) zei: ‘Drink dadelwijn zolang je het vies vindt, en stop zodra je het lekker gaat vinden.’ Hij zei ook: ‘Drink dadelwijn zolang het jouw verstand niet opdrinkt. Het is een bruid; haar bruidsprijs is het verstand.’ Men zegt: ‘De definitie van dronkenschap is dat zorgen verdwijnen en verborgen geheimen openbaar worden.’ Al-Farazdak (gest. 728) zei: ‘Ik houd het meest van wijn die mij zo dicht mogelijk bij de tachtig brengt,’ – dat wil zeggen zweepslagen, de voorgeschreven straf. Een ander zei: ‘Een sober mens te midden van dronkelieden is als een levende onder doden. Hij eet van hun vruchten en nootjes (noekl) en lacht om hun verstand (akl).’ Al-Hasan [5] zei: ‘Pure wijn (sirf) pareert (asraf) zorgen het best.’ Ibn Wahb (gest. ca. 861) zei: ‘Je bent oneerlijk tegen wijn: zij lacht je toe en jij fronst tegen haar!’ Uitspraken van anderen zijn: ‘Hoe heerlijk, wijn – als er geen kater was!’; ‘Een prachtig paar: wolkenwater en wijn!’; ‘Wij zijn zo dicht bij elkaar als wijn en zuiver water’; ‘Heerlijke wijn smaakt alleen goed samen met een eerlijke drinkgenoot’; ‘De superioriteit van dadelwijn boven andere drank is als die van een jongeman boven een bejaarde, of gezondheid boven ziekte’; ‘Veel geld uitgeven aan dadelwijn is verfijnd gedrag en waardig gedrag bij het drinken is dwaas’; ‘Met behulp van een glas geef je kwade inblazingen een draai om de oren.’ [6]
Water van de wijngaard (karm) is voor een edel (kariem) man;
de aarde komt een aandeel toe van ’t glas van edelen. [7]
De meeste van deze motieven zijn door latere dichters overgenomen en in fraaie bewoordingen gegoten, die wij, zo God het wil, hierna zullen citeren.
Dananier, de slavin van de Barmakieden [8], zei: ‘Wie ’s ochtends nog een aangebroken fles heeft, met een koud lamsvleesgerecht en een half gegeten appel, en dan niet een morgendronk drinkt, is stom, niet in orde, en moet behandeld worden.’ Men vertelt dat kalief Abd al-Malik ibn Marwaan (reg. 685-705) een bedoeïen [9] vroeg wijn te beschrijven. Hij dacht even na en zei toen:
De wijn is koppig, zelfs als men haar met water breekt; zoetzurig,
die in de beenderen van drinkers kruipt;
Zo helder dat je ’n stofje er doorheen kunt zien, [10]
in ’t glas, terwijl de drinker fronst.
Abd al-Malik zei: ‘Hé, vriend bedoeïen, je hebt gedronken en verdient de voorgeschreven straf!’ ‘Hoezo, Vorst der Gelovigen?’ vroeg de man. ‘Omdat je de wijn correct hebt beschreven!’, antwoordde de kalief. De bedoeïen zei: ‘Maar ik verdenk de Vorst der Gelovigen van hetzelfde, omdat hij inzag dat ik de wijn correct had beschreven.’ Toen lachte Abd al-Malik en beloonde hem rijkelijk.
Dit is een aardige anekdote, maar de betekenis van de twee verzen is mij niet geheel duidelijk. [11] Een soortgelijk voorval is wat Aboe Noewaas (gest. ca. 813) overkwam. Haroen ar-Rasjied had bevolen dat hij ter dood moest worden gebracht. ‘Laat u mij doden, Vorst der Gelovigen,’ vroeg hij, ‘alleen omdat u daar zin in heeft?’ ‘Nee, omdat je het verdient!’ Aboe Noewaas zei: ‘God roept eerst iemand ter verantwoording en pas dan vergeeft of straft Hij! Waarmee heb ik de dood verdiend?’ ‘Omdat je hebt gezegd:
Kom, schenk mij wijn en zeg mij: dit is wijn!
Schenk niet in het geheim als ’t onverholen kan!’ [12]
Aboe Noewaas antwoordde: ‘Dus u vermoedt dat iemand mij wijn inschonk en dat ik die dronk?’ ‘Ja, dat vermoed ik!’ ‘Laat u mij dan doden op grond van een vermoeden? Sommige vermoedens zijn zonde!’ ‘Maar je hebt ook iets anders gezegd waarmee je de dood verdient!’ ‘Wat heb ik dan gezegd?’ ‘Je hebt iets blasfemisch gezegd:
Nog nooit heeft iemand ons bericht dat hij
in hemel of in hel was, sinds zijn dood!’ [13]
‘Maar, Vorst der Gelovigen,’ zei Aboe Noewaas, ‘is er dan ooit iemand teruggekomen?’ ‘Nee.’ ‘Laat u mij dan doden omdat ik iets waars heb gezegd?’ ‘Maar heb je dan niet gezegd:
Ahmad, mijn hoop bij elke tegenspoed, mijn meester, kom,
laat ons de hemelse Almachtige ongehoorzaam zijn!’
Aboe Noewaas zei: ‘Vorst der Gelovigen, zijn woorden hetzelfde als daden?’ ‘Dat weet ik niet!’ ‘Vorst der Gelovigen, laat u mij dan doden op grond van iets dat u niet weet?’ ‘Hou nu op daarmee! Je hebt zo vaak in jouw gedichten zaken bekend die de doodstraf verdienen, zoals ontucht!’ Aboe Noewaas antwoordde: ‘God weet een en ander al voordat de Vorst der Gelovigen het weet, en Hij heeft laten weten dat ik zeg wat ik niet doe. Hij zegt: ‘En de dichters, de misleiden volgen hen. Zie je niet dat zij in elke vallei rondzwerven en dat zij zeggen wat zij niet doen?’ Toen zei ar-Rasjied: ‘Laat hem gaan!’
Safie ad-Dien al-Hilli (gest. ca. 1349) gebruikt hetzelfde motief:
Wij zijn diegenen in Gods Boek genoemd
als kuis van ziel, zondig van tong.
Al-Mada’ini (gest. ca. 843) verhaalt dat kalief Omar ibn Abd al- Aziez (reg. 717-20) bij Abraha ibn as-Sabbaah al-Kindi [14] een aantal dronken jongelieden aantrof. Ze zagen er overigens goed en netjes uit, maar Omar gaf bevel hun het voorgeschreven aantal zweepslagen te geven. ‘Sire,’ zei Abraha, ‘Maak hen niet te schande in onze stad!’ Omar antwoordde: ‘Ik moet de wet handhaven, voor hen en anderen, en ik pas de straf toe.’ Abraha zei tot een bediende: ‘Breng mij iets van wat zij dronken in een beker!’ De man gaf hem een beker en Abraha rook eraan en dronk. [15] ‘Moge God u terwille zijn!’ zei hij, ‘Thuis drinken wij bij het eten altijd deze drank!’ Toen zei Omar: ‘Laat hen maar gaan!’ Toen hij was vertrokken vroeg men Abraha: ‘Drink jij wijn?!’ ‘Ik zweer bij God,’ zei hij, ‘Ik had het nog nooit gedronken, maar ik wilde niet dat zulke mannen te schande worden gemaakt in een stad waarin ik woon.’
Een anekdote: Een moehaddith, specialist in tradities over de Profeet, en een christen waren samen op een boot. De christen haalde een kleine wijnzak tevoorschijn, schonk wat in een glas en dronk. Hij schonk een tweede glas in en bood het de moehaddith aan, die het onbezwaard en zonder nadenken aannam. De christen zei: ‘Beste man, het is wijn, hoor!’ ‘Hoe weet je dat?’ vroeg de moehaddith. De ander zei: ‘Mijn bediende heeft het gekocht van een jood.’ Toen dronk de moehaddith snel, en hij zei tegen de christen: ‘Ik heb nog nooit iemand gezien die dommer is dan jij! Wij, kenners van de Hadieth, spreken op gezag van mensen als Soefjaan ibn Ojaina [16] en Jazied ibn Haroen. Zou ik dan een christen moeten geloven die spreekt op gezag van zijn bediende, die spreekt op gezag van een jood? Ik zweer bij God, ik heb alleen gedronken vanwege de zwakte van de overleveringsketen!’
Nog een aardig verhaal: Aboe Bakr ibn Ajjaasj zei: ‘Ik liep samen met Soefjaan ath-Thauri en Sjariek ergens tussen al-Hiera en Koefa. We zagen een nette oude man met grijs haar en een grijze baard. “Dit is een eerbiedwaardige heer”, zeiden we, “die vast veel mensen heeft ontmoet en tradities van de Profeet heeft gehoord.” Soefjaan had van ons het meest zulke tradities gezocht en vergaard en wist er het meeste van. Hij liep op de grijsaard toe, groette hem, en vroeg: “Kunt u ons een nieuwe [17] geven?” “Nieuw, dat niet,” zei de man, “maar ik heb er wel een van jaren oud!” We vonden uit dat de man een wijnhandelaar was.’ [18]
Literatuur
- Aboe Noewaas, Diwaan, red. Ewald Wagner en Gregor Schoeler (7 dln, 1958-2006).
- al-Djahiz (gest. 868 of 869), ‘Lof des dadelwijns (mad’h an-nabiedh)’, in zijn Epistels (Rasa’il), red. Abd as-Salaam Mohammad Haroen, dl. 3 (Maktabat al-Chaandji, 1979): 111-128.
- Geert Jan van Gelder, ‘A Muslim Encomium on Wine: The Racecourse of the Bay (Ḥalbat al-Kumayt) by al-Nawāğī (d. 859/1455) as a Post-Classical Arabic Work’, Arabica 42 (1995): 222-234.
- Alev Masarwa & Hakan Özkan (red.), The Racecourse of Literature: An-Nawāǧī and His Contemporaries (Ergon Verlag 2020).
- Mohammed an-Nawaadji, Halbat al-koemait (Al-Maktaba al-Alamiyya, 1938).
- Muhammad al-Nawâjî, La Joie du vin: L’Arène du cheval bai, vert. en annot. Philippe Vigreux (Phébus, 2006).
Noten
[1] De meest voorkomende woorden voor wijn (er zijn er vele in het Arabisch) zijn chamr (wijn van druiven) en nabiedh (wijn van dadels of andere vruchten). De eerste is strikt verboden in de islamitische wet, over de tweede is vaak getwist. Ook al is ‘wijn’ mannelijk in het Nederlands, ik gebruik hier ‘zij’ omdat chamr in het Arabisch vrouwelijk is.
[2] Volgens de kwaliteitenleer van Hippocrates, Galenus, en de middeleeuwse wetenschap.
[3] Abbasidische prins (en kalief voor één dag), belangrijk dichter en criticus, gest. 908; auteur van een boek over wijn, Foesoel at-tamathiel.
[4] Vs. 1 is van Ahmad ibn Joesoef al-Katib (gest. 828), zie as-Soeli, al-Auraak, i, 229.
[5] Waarschijnlijk is hij de hierna genoemde al-Hasan ibn Wahb.
[6] Al-waswaas is ‘kwade influistering’, die tot depressie of waanzin kan leiden; het is ook een van de namen van de duivel.
[7] Een verward citaat van een onbekende dichter. Het eerste halfvers is in andere bronnen: ‘Wij dronken en goten wat overbleef op de aarde’.
[8] Invloedrijke familie van hoge ambtenaren en viziers in de vroege Abbasiedentijd.
[9] De dichter al-Oekaisjir (gest. 699).
[10] Dit halfvers is van de pre-islamitische dichter al-A’sja.
[11] Mij wel; maar misschien had an-Nawaadji een corrupte versie.
[12] Aboe Noewaas, Diwaan, iii, 126.
[13] ibid., v, 225.
[14] Abraha ibn as-Sabbaah was in feite een voor-islamitische vorst in Zuid-Arabië, lang voor Omars tijd.
[15] Vigreux denkt dat niet Abraha maar Omar dronk. Dat lijkt onwaarschijnlijk.
[16] De twee genoemden zijn beroemde Hadieth-overleveraars uit de achtste eeuw, zo ook de drie in de volgende anekdote.[17] De pointe is dat hadieth behalve “traditie van de Profeet” ook een gewoon woord voor “nieuw” is.[18] Er volgen ten slotte twee epigrammen die eveneens spelen met de twee betekenissen van hadieth en die hier zijn weggelaten vanwege de onvertaalbaarheid (een van beide speelt bovendien met asr, dat zowel “periode, tijdperk” als het “persen” van druiven kan betekenen).
[17] De pointe is dat hadieth behalve “traditie van de Profeet” ook een gewoon woord voor “nieuw” is.
[18] Er volgen ten slotte twee epigrammen die eveneens spelen met de twee betekenissen van hadieth en die hier zijn weggelaten vanwege de onvertaalbaarheid (een van beide speelt bovendien met asr, dat zowel “periode, tijdperk” als het “persen” van druiven kan betekenen).