Advertentie
1454×183-2

Borssele onder water en Amersfoort aan Zee

Borssele 2.0? Even leek het alsof Fukushima afmaakte wat Tsjernobyl begon: het einde van de kernenergie. Maar dankzij Poetins oorlog, de klimaatdoelen en een flinke scheut techno-optimisme is de nucleaire droom weer helemaal terug. Een verraad aan de geschiedenis en de toekomst, zegt Frans W. Saris, die aan de wieg stond van de uraniumverrijking én talloze groene transitieprojecten. Laat je niet voor de gek houden, waarschuwt hij: het kan anders en het moet anders, want atoomsplitsing en menselijke feilbaarheid… het blijft een levensgevaarlijke combinatie.

Besproken boeken

Als leerling van Jacob Kistemaker, de vader van de ultracentrifuge waarmee nu uranium verrijkt wordt in Almelo, geloofde ik vurig in de nucleaire droom, maar door mijn latere ervaringen met kernenergie viel ik van mijn geloof. In mijn ogen is de huidige, haast blinde hernieuwing van die droom niet alleen levensgevaarlijk, maar bovendien economisch onzinnig, fantasieloos en onnodig. Op dat gevaar komen we zo terug, laten we beginnen met hoe het anders kan.

Al zeven jaar lees ik meer artikelen in de Nederlandse Boekengids dan in The New York Review of Books – besprekingen over het beleid in Nederland, de macht, onze cultuur en onze geschiedenis spreken mij meer aan dan die geschreven vanuit een Amerikaans perspectief. Zeven is een heilig getal, de net verschenen Boekengids-bloemlezing Alles moet anders waardig. Maar dekt de vlag de lading? We snakken naar ander beleid, andere macht, andere cultuur, andere geschiedenis – de hoofdstukken van Alles moet anders; maar een duurzame samenleving vraagt (zoals ik betoogde in mijn boek Darwins cijferslot) bovendien om een andere energievoorziening, anders eten en anders met elkaar en de wereld omgaan.

En we hebben geen tijd te verliezen! Het IPCC heeft berekend wat wereldwijd het CO2-emissiebudget is als we een klimaatcatastrofe willen voorkomen. Als we dat budget verdelen over alle wereldburgers, laat een eenvoudige rekensom zien dat wij met de CO2-emissies in Nederland al in 2025 het ons toebedeelde budget zullen hebben opgesoupeerd.

Er is genoeg duurzame energie: ieder uur krijgt de aarde net zoveel energie van de zon als dat wij wereldwijd in een heel jaar gebruiken.

‘Samen sneller duurzaam’, zo luidt het motto van Urgenda en De Klimaatzaak. Samen met hen en andere partners werkte ik via de door mij opgerichte Stichting Sanegeest de afgelopen jaren mee aan het Energy Transition Model, het Carbon Transition Model en het Agri-food-nature Transition Model. Op weg naar ‘Nederland 100% duurzame energie in 2030’ is onze conclusie vijf keer anders: wij gaan anders wonen, anders van A naar B, anders eten, anders produceren, en anders energie opwekken. Daarin speelt kernenergie geen rol.

Er is namelijk genoeg duurzame energie: ieder uur krijgt de aarde net zoveel energie van de zon als dat wij wereldwijd in een heel jaar gebruiken. Sommige mensen denken dat kernenergie nodig is als op windstille dagen de zon niet schijnt; onze modellen laten echter zien dat als het wagenpark volledig geëlektrificeerd is, de autobatterijen uitstekende buffers zijn. En overtollige duurzame energie kunnen we met elektrolyse van CO2 en H2O (Sunfire) omzetten in waterstof en synthetische koolwaterstoffen voor transport en industrie (Synkero).

En toch schrijft Marco Visscher Waarom we niet bang hoeven te zijn voor kernenergie en Maarten Boudry Waarom de wereld niet naar de knoppen gaat (2019, met daarin een verleidelijk hoofdstuk over kernenergie), alsof de feiten hierboven en de gevaren hieronder niet bestaan. Ik zou ze wel willen tegenspreken, maar de ervaring leert dat het niet zal helpen. Onlangs nam ik voor het blad Argus (136, 5 november 2022) deel aan een debat over kernenergie. Maarten Boudry durfde niet, dus het werd een een-op-eengesprek met Olguita Oudendijk. Oudendijk is directeur van RePlanet Nederland, en net zo’n ‘ecomodernist’ als Marco Visscher. Zoals dat vaker gaat met gelovigen, sprak ik tot dovemansoren. Hopelijk staan die van u, lezer, wijder open…

Uur U in Petten

Op een donkere novemberavond in 2001 viel de stroom uit in de Noordkop van Noord-Holland; en ook de kernreactor in Petten viel stil. Het is geen kerncentrale, hij produceert geen stroom, maar heeft juist stroom nodig voor de koeling van de vijftig megawatt warmte in de reactorkern. Die avond werkte echter het noodkoelsysteem niet. Er is natuurlijk een extra noodkoelsysteem, dat werkt op convectie, waardoor koud water door de reactorkern stroomt. Het geeft de operators twintig minuten de tijd om het noodkoelsysteem weer aan de gang te krijgen. Voor die convectiekoeling moet de operator van de reactor wel een speciale klep openzetten, maar het was donker in de controlekamer, dus de operator kon niet goed zien wat hij deed – de zaklantaarn lag niet op zijn plek, die had een collega even geleend voor een klus onder zijn auto. Op goed geluk zette de operator de klep in de stand waarin hij dacht dat de convectiekoeling zou werken. Gelukkig duurde de stroomstoring niet lang. Toen het licht weer aanging, zag de operator dat hij de klep niet open maar juist dicht had gezet. Had de stroomstoring langer geduurd, dan was er in Petten een ramp gebeurd.

Ook in Fukushima, net als op Three Mile Island en in Tsjernobyl, blijken vermijdbare en verwijtbare fouten van de leiding en de medewerkers te hebben geleid tot de verschrikkelijke kernrampen.

En huiver verder: de operators startten de reactor gewoon weer op, hoewel ze wisten dat het noodkoelsysteem niet werkte. Overigens faalde het omdat de operators verzuimd hadden de accu’s bij te vullen. Ze beloofden na het bijvullen van de accu’s nog een test te doen om te zien of het noodkoelsysteem nu wel zou werken. Die proef deden ze echter niet voordat de reactor weer in vol bedrijf was, maar pas aan het eind van een nieuwe cyclus met al het hoogradioactief materiaal erin. Gelukkig deed het noodkoelsysteem het nu wel.

Toen ik enkele maanden later van dit incident hoorde – men dacht het voor mij geheim te kunnen houden – schreef ik in een brief aan de minister voor Milieu (Pronk) dat ik niet langer kon garanderen dat de bedrijfsvoering van de kernreactor in Petten veilig was en dat ik daarom mijn functie als directievoorzitter ECN neerlegde.

Al te menselijk

Ook in Fukushima, net als op Three Mile Island en in Tsjernobyl, blijken vermijdbare en verwijtbare fouten van de leiding en de medewerkers te hebben geleid tot de verschrikkelijke kernrampen. Volgens de ingenieurs is de kans op een kernsmelting eens in de honderdduizend reactorjaren, maar in de praktijk blijkt dat eens in de tweeduizend reactorjaren te zijn. Kerncentrales zijn een factor vijftig onveiliger door menselijk falen. In The New York Review of Books van 22 september 2022 worden vier boeken besproken onder de titel Our Toxic Nuclear Present, verplichte literatuur voor de voorstanders van kernenergie (en daarmee ook voor hun tegenstanders).

Kernenergie is op sterven na dood en lobbyclubs zijn de stervensbegeleiders.

De risico’s zijn zo groot dat niemand meer een kerncentrale kan bouwen (noch verzekeren) zonder overheidsgaranties, ook niet in Nederland. Maar in de vrijemarkteconomie, waartoe energie behoort, zijn overheidsgaranties verboden, vandaar dat er al decennialang geen kerncentrales meer worden gebouwd (wel ontmanteld), behalve in niet-democratisch geregeerde landen als China, Rusland, Noord-Korea en Iran. Daarom is kernenergie op sterven na dood en zijn lobbyclubs als de Nederlandse Stichting Energietransitie en Kernenergie stervensbegeleiders.

Betekent dit dat we, in weerwil van het regeerakkoord, niet meer in kernenergie hoeven te investeren? Sowieso moet er nog gewerkt worden aan een veilige oplossing voor al het reeds geproduceerde hoogradioactief afval. Dat zou in kernreactoren moeten worden opgebrand, in plaats van worden begraven. Ook lijkt het verstandig om zoveel mogelijk opties voor de toekomstige energievoorziening open te houden, maar dan moet de eis worden gesteld dat de optie in kwestie kan bijdragen aan een duurzame ontwikkeling van de samenleving.

Nieuw te bouwen kerncentrales zullen inherent veilig moeten zijn, wat betekent dat ongevallen door menselijk falen, zoals in Harrisburg, Tsjernobyl en Fukushima, om technische redenen onmogelijk worden. Daarnaast mag de kernenergiecyclus geen of nauwelijks risico’s opleveren voor vrede en veiligheid binnen en tussen staten en bevolkingsgroepen. Dat laatste is vrijwel onmogelijk, zoals we nu in Oekraïne zien, en ook al eerder toen onze ultracentrifugegeheimen door een Pakistaan werden gestolen en verkocht aan Libië en Iran.

Nieuwe kerntechnologie moet op maatschappelijk draagvlak kunnen rekenen en de ontwikkeling en toepassing van andere, inherent duurzamere energietechnieken niet frustreren. Of nieuwe kernenergietechnologie, die nu nog op de tekenborden staat, dit mogelijk maakt is maar zeer de vraag. Het antwoord kan pas over enkele tientallen jaren worden gegeven. Als we daar eerst op wachten, ligt Borssele onder water en Amersfoort aan zee.