Duizend-en-een ‘wonder women’
De ondertitel van Janina Ramirez’ Femina luidt een nieuwe geschiedenis van de Middeleeuwen, via de vrouwen die daaruit zijn geschrapt. Ondanks de feministische drijfveer om de verhalen van onderbelichte historische vrouwen te vertellen, wordt die belofte maar half ingelost. Claire Weeda onderzoekt of Femina wel recht doet aan de complexe sociale hiërarchie waarin vrouwen destijds verkeerden, en vraagt zich af wat het betekent dat Ramirez vooral gegoede vrouwen een podium geeft.
Besproken boeken
-
Janina Ramirez Femina: een nieuwe geschiedenis van de Middeleeuwen, via de vrouwen die daaruit zijn geschrapt (vert. Mario Molegraaf) (Prometheus 2022), 432 blz.
‘Wonder Woman lived’ kopte The Washington Post opgewonden in 2017. Aanleiding hiervoor was het verse DNA-onderzoek van de stoffelijke resten van ‘Bj 581’ uit een tiende-eeuws graf in het Zweedse Birka. Tot die tijd waren historici en archeologen ervan uitgegaan dat Bj 581 een man van hoge afkomst was. Dat had alles te maken met de objecten die archeoloog-etnograaf Hjalmar Stolpe rond 1870 aantrof naast de in zijden doeken omwikkelde stoffelijke resten: pijlen, een speer, een zwaard, twee schilden en twee paarden. Maar nu bleek alles anders. Het DNA-bewijs liet er geen misverstand over bestaan: het ging om een vrouw. Zouden de Vikingstrijdsters uit de duizend jaar oude verhalen en kronieken dan toch niet tot het rijk van de mythologie behoren? Waren ze van vlees en bloed?
Pikant was dat er ook een soort schaakbord met spelstukken, een zogeheten hnefatafl, in het graf was gevonden. Zo’n spel wees op een rol als strategisch denker. Niet alle wetenschappers waren direct overtuigd. Een vrouw die meevocht en militaire scenario’s uitdacht? Was het niet denkbaar dat de botten in de loop van de twintigste eeuw op een hoopje waren gegooid met stoffelijke resten uit andere graven? Waren ze misschien verkeerd gelabeld? Hadden er niet ook andere familieleden in het graf gelegen?
Deze en acht andere casussen gebruikt Janina Ramirez in Femina om slagvaardige vrouwen uit de middeleeuwen te portretteren. Vrouwen die, aldus Ramirez, heersende normen aan de kaak stelden door, tegen de klippen op, macht en invloed te verwerven. De ‘Loftus Prinses’ uit het zesde-eeuws Yorkshire. Hildegard van Bingen, natuurwetenschapper, componist en abdis van het benedictijnse klooster op de Rupertsberg in de twaalfde eeuw. Margery Kempe, de mysticus die in de vijftiende eeuw op pelgrimage ging naar Palestina. Door aandacht te vragen voor deze vrouwen beoogt Ramirez ons een andere relatie tot de geschiedenis te laten aangaan. Ze kijkt naar vrouwen die zich nadrukkelijk manifesteerden buiten de keuken of de slaapkamer.
Middeleeuwse strijdsters
Femina is een onderhoudend en dynamisch boek, waarin Ramirez heen en weer springt tussen de recentere geschiedschrijving over de middeleeuwen en de levens van vrouwen in die tijd. Op deze manier laat ze goed zien hoe de geschiedschrijving meeveert met wat de historicus bezighoudt. Haar boek past wat dat betreft in een recente intellectuele trend om aandacht te vragen voor bijdragen van anderen dan grote witte mannen aan de politiek, economie, cultuur en samenleving. Eerder schreef Els Kloek bijvoorbeeld over 1001 vrouwen uit de twintigste eeuw.
Inspiratie halen uit voorbeelden van vrouwen uit voorbije tijden is niet per se nieuw. Ramirez bespreekt hoe de emancipatiebeweging van de Engelse suffragettes zich aan het begin van de twintigste eeuw spiegelde aan een romantisch beeld van de middeleeuwse strijdster. Beroemd is hoe Emily Wilding Davison in 1913 tijdens de Epsom Derby voor het renpaard van de Engelse koning George V sprong; een paar dagen later bezweek ze aan haar verwondingen. Volgens Ramirez was ze geïnspireerd door de heroïek van het personage Emelye in Chaucers verhaal ‘The Knight’s Tale’ uit de veertiende eeuw.
Door vrouwen centraal te stellen krijgen we alternatieve voorbeelden, perspectieven en modellen voor ogen. Maar ook dan is de keuze welke vrouwen je portretteert van belang. Volgens de ondertitel is Femina een geschiedenis van de middeleeuwen aan de hand van vrouwen die daaruit zijn geschrapt. Die claim is overdreven, want de vrouwen die Ramirez beschrijft zijn voor het grootste deel juist niet uit de geschiedenis geschrapt. Over Hildegard van Bingen zijn bijvoorbeeld ruim zevenhonderd artikelen en boeken verschenen; over Margery Kempe meer dan vierhonderd. Ramirez beschrijft ook overwegend (maar niet exclusief) vrouwen uit Engeland, en vrouwen die zich van geboorte af in invloedrijke kringen begaven. Dat is begrijpelijk, omdat ze aandacht wil besteden aan vrouwen met zeggenschap, maar dat is een beperkte groep. De relevantie van vrouwen zoekt Ramirez vooral in de politiek en aan het hof, de ‘grote mannenwereld’ – plekken waar macht gecentraliseerd en kennis geïnstitutionaliseerd werden. Domeinen van waaruit in Europa ook expansie en exploitatie van grondstoffen en mensen op poten werden gezet, vaak met gebruik van geweld. Moeten we niet ook zoeken naar voorbeelden van vrouwen die minder fortuinlijk waren? En die zich ook begaven in de keuken, de tuin en de slaapkamer?
Blijvende afwezigheid
Door vooral naar succesvolle vrouwen in hogere kringen te kijken, verliezen we de complexe sociale hiërarchie van die tijd uit het zicht. Geleerde juridische, bestuurlijke en fysiognomische teksten uit de late middeleeuwen zetten de man neer als rationeel wezen. Hij werd doorgaans hoger gewaardeerd dan de zwakkere, onvoorspelbare vrouw. Maar stand ging weer voor gender (en soms etniciteit) – een jonge, aristocratische vrouw had een streepje voor op een oude, arme boer. Vrouwen konden dus, afhankelijk van stand en leeftijd, verschillende posities innemen. Ook verschilde de juridische positie van vrouwen; zo mochten getrouwde vrouwen bijvoorbeeld geen contracten afsluiten zonder hun man. Een structurele ongelijkheid, althans op papier. De lezenswaardige bundel Wijvenwereld van Jelle Haemers, Andrea Bardyn en Chanelle Delameillieure laat zien dat weduwen in de praktijk beter af waren. Misschien is het geen toeval dat Hildegard van Bingen en Margery Kempe allebei zonder man leefden.
De interessantste casussen in Femina bevinden zich op het snijvlak van de archeologie en de sociale en culturele geschiedenis – daar waar ‘gewone vrouwen’ opduiken. Isotopenanalyse van de stoffelijke resten opgegraven op de veertiende-eeuwse pestbegraafplaats in East Smithfield in Londen bracht opnieuw verrassende informatie aan het licht. Een van de slachtoffers bleek een zwarte vrouw. Haar botten vertoonden sporen van een werkend leven dat bestond uit repetitieve handelingen. Haar resten laten zien dat Noord-Europa in de veertiende eeuw geen homogene, witte samenleving was, en dat vrouwen zware fysieke arbeid verrichtten. Zoiets blijkt ook uit stadsrekeningen van publieke werken uit die periode. Armere vrouwen zaten zeker niet de hele dag thuis achter het spinnewiel.
En zo zijn er nog meer sporen van vrouwen die ertoe deden. De zogeheten Zwarte Zusters, schrobberessen (schoonmakers van pesthuizen), vroedvrouwen en dienstmeiden duiken met regelmaat op in contracten, rechtszaken, rekeningen, op schilderijen. Meerdere steden in de Nederlanden van de vijftiende eeuw hadden meisjesscholen, waar docentes aan het hoofd stonden. Ze leerden er ook boekhouden. Vrouwen tuinierden. Ze zaten in de kroeg. Ze protesteerden tegen politiek beleid, door politieke liederen op straat aan te heffen. Deze vrouwen komen echter amper voor in Femina.
Er valt nog een wereld te winnen door al deze duizenden wonder women tot leven te wekken. Femina biedt een mooie reeks portretten, maar verhult helaas ook veel: juist door haar focus op vrouwen uit hogere kringen mist Ramirez de kans om de diversiteit aan ‘gewone vrouwen’ in beeld te brengen.