Wacht maar
In haar voor de Joost Zwagerman Essayprijs 2023 genomineerde essay doet Marloes Zwagerman verslag van haar persoonlijke verlangen geen kinderen te krijgen, en de sociale verwachtingen waar zij op stuit. ‘Was dit het moment waarop de vrouw zonder kinderen werd genormaliseerd? In een hitserie nog wel? En mocht die eer dan ten deel vallen aan een vrouw zonder onrustwekkend veel katten of wratten?’
Op elke rechterbladzijde, helemaal onderaan en zonder uitzondering, kwam het woord terug. Steeds weer diezelfde zes letters in het keurige schoolhandschrift dat ons in groep drie was aangeleerd, met een ‘r’ die meer op een vloedgolf leek dan een letter. Ik was acht jaar en bladerde door mijn vriendschapsboekje met Kwik, Kwek en Kwak op de voorkant. Had ik altijd zo fout gezeten? De unanimiteit versterkte het gevoel dat dit klaarblijkelijk het enig mogelijke antwoord was op de vraag die een hele reeks afsloot, een reeks waarmee zaken aan het licht kwamen zoals lievelingskleuren, idolen en favoriet voedsel.
Moeder
Moeder
Moeder
Alle meisjes in mijn klas wilden, later als ze groot waren, moeder worden. Soms vergezeld door een betalend beroep, een enkele keer op de tweede plaats, als in: ‘juf en moeder’, maar nooit zonder de vanzelfsprekendheid van de voortplanting. Een onafwendbaar lot. De verbazing die ik toen voelde, kan ik me levendiger voor de geest halen dan mijn ontbijt van drie dagen geleden. Zelf pende ik in elk vriendschapsboekje een ander beroep neer, variërend van helikopterpiloot tot bloedonderzoeker. Maar moeder? Nooit overwogen. Aan het einde van die bewuste ochtend vroeg ik raad aan mijn juf, een vrouw uit het dorp die me niet bijster verdrietig leek, ook al had ze geen kinderen.
‘Wacht maar’, zei ze met een bemoedigende knipoog.
‘Waarop?’, vroeg ik verbouwereerd. Haar antwoord was een zacht duwtje in de richting van de deuropening. Ik liep het lokaal uit, krabbend aan de plek op mijn rechterbovenarm waar die twee woorden als een parasiet in mijn huid haakten.
Waarom geen tienermoeder?
Op mijn achttiende gaf ik na zes maanden de brui aan een hbo-studie. Ik was de eerste student van de familie, dus het vooruitzicht om na amper een halfjaar toch in het spoor van mijn ouders te belanden (levenslang een routinebaan bij dezelfde baas), benam me even de adem. Toen ik weer enigszins gekalmeerd was, zocht ik op een computer met haperende internetverbinding welke studie wel bij me zou passen. Een grote beslissing die, dacht ik toen heel dramatisch, de rest van mijn leven ging bepalen. Op een familiefeestje kwam het niet veel later ter sprake. Of ik er al uit was, vroeg de aangetrouwde oom die altijd de grappigste wilde zijn.
‘Je kunt ook meteen aan kinderen beginnen’, grinnikte hij, waarna hij mijn eerste vriendje een klap op zijn rug gaf. De arme jongen verslikte zich en de cola spoot uit zijn neus.
‘Nee joh. Ik wil geen kinderen’, riep ik vol tienerbravoure op een nog vollere kringverjaardag terwijl vriendlief zijn neus en kin met keukenpapier depte.
Stilte.
Wanneer ik als kind de lachers op mijn hand wilde krijgen, dan riep ik dat baby’s stonken en dat ik ze nooit hoefde. Succes gegarandeerd. Ik had niet beseft dat er voor dit onderwerp een kantelpunt bestond. Terwijl ik in vrije val naar de andere kant tuimelde, wreef oom Grapjas zenuwachtig in zijn handen, stond mijn moeder op om iets in de keuken te halen ook al was de salontafel bezaaid met kaas, leverworst, chips en volle glazen, en keek mijn negentienjarige vriendje heel gebiologeerd naar de ooit witte neuzen van zijn gympen.
‘Meissie, wacht maar tot je in de twintig bent’, zei Grapjas. Daarmee was de kous af en de jeuk aan mijn bovenarm terug. Instinctief wist ik dat krabben zinloos was, net als een tegenvraag stellen.
Dus ik wachtte. En ik studeerde, ik ging uit, kreeg een bijbaantje en een nieuw vriendje en ik parkeerde het nadenken over het moederschap net boven het lezen van een boek over de relativiteitstheorie op mijn denkbeeldige to-dolijstje. Ik vertrouwde erop dat de rest van mijn omgeving wist waarover ze sprak; babykriebels komen wel. Ik ging namelijk een hartstikke leuke moeder zijn, zo maakten een kennis in de kroeg, de baas van het restaurant waar ik werkte om mijn studentenleven te bekostigen, en tal van andere vage gezichten me steeds weer (maar altijd ongevraagd) wijs. En trouwens, kinderloze vrouwen zijn toch van die in zichzelf mompelende kattenvrouwtjes, stiefmoeders met een wrat op hun neus of workaholics met bloeddoorlopen ogen? Dat kon ik toch niet serieus overwegen?
Ik weet niet wanneer het begon, waarschijnlijk vlak na de start van het nieuwe studiejaar, toen de woorden ‘ik wil het niet’ als vanzelf transformeerden naar ‘ik denk het niet’. Misschien was dat wat Arnon Grunberg bedoelde met: ‘je ontdekt dat de wereld veranderd kan worden door hele simpele zinnetjes.’ (1)
Twijfels van een twintiger
In 2011 keek ik wekelijks met een mengeling van afgrijzen en leedvermaak naar Teen Mom 2 op MTV zoals je dat kunt doen als je vijfentwintig bent en gezegend met een startershuisje zonder kinderwagen in de gang. Ik genoot van onze stek in de periferie van de randstad, en lachte de insinuaties van bezoek weg over de lotsbestemming van ons logeerkamertje. Het concept moederschap nam ik toen af en toe losjes onder de loep en ging zonder duidelijke conclusie verder met mijn leven – en de pil. In die periode werd ‘ik denk het niet’ tot mijn groeiende ergernis steevast geïnterpreteerd als ‘nu nog niet’. Net zolang tot ik mezelf erop betrapte die woorden klakkeloos te herhalen. Laf misschien, maar zo ging het.
Als twintiger heb ik die bemoeienis een tijdlang aan het mannelijk geslacht toegedicht. Ik zag het moederschap als de heipalen van het patriarchaat. Een manier om het ongemak te verdrijven dat bij mannen ontstaat wanneer vrouwen meer willen dan de fabrieksinstelling. Ho even! En dan zeker onze banen inpikken met die malle quota’s. Nee hoor, jij vergist je.
Iedereen wil kinderen. Ie-der-een.
Op zich geen vreemde hypothese, want amper een jaar geleden wierpen voornamelijk mannen zich op als de hoeder van de baarmoeder. Ik weet nog waar ik was toen Roe v. Wade werd verworpen (2). En nu de keuze voor abortus in een toenemend aantal westerse landen niet meer bij de draagster van het frommeltje cellen mag liggen, wordt pijnlijk duidelijk hoe weinig een vrouwenleven waard is als haar dromen voorbij de norm van het moederschap reiken. Dat wil niet zeggen dat je uit vrouwelijke hoek per definitie op steun mag rekenen. Integendeel, de parasiet kan door iedereen worden overgedragen. Al moest ik eerst naar de hoofdstad verhuizen vooraleer ik daarachter kwam.
Het begon als een prima ochtend, toen ik plaatsnam op een stoel tegenover mijn huisarts in Amsterdam. Ik vroeg haar hulp om mijn hormonale acne te beteugelen (ik zag er anderhalve week per maand uit als een brugklasser).
‘De enige optie is Roaccutane, maar dat geef ik niet, omdat het tot een paar jaar na inname schadelijk kan zijn voor de foetus’, zei de vrouw in de witte jas.
‘Dat maakt niet uit, ik wil geen kinderen’, zei ik beslist, ervan overtuigd dat ik tussen deze van privékwesties en kwalen verzadigde muren, open en eerlijk kon zijn. Bovendien kwam het ouderschap de laatste tijd vaker ter sprake tussen mijn vriend en mij. We waren er bijna uit. Hij had geen interesse. Ik nog minder.
‘Hoe oud ben je?’, ze hield haar hoofd een beetje schuin en keek naar mijn taille, alsof ze daar mijn verstandelijke vermogens kon peilen.
Op dat moment wist ik dat ik een fout had begaan. Ik had de stethoscoop en haar vrouw-zijn ten onrechte aangezien voor objectiviteit.
‘Zevenentwintig’, zei ik, om er gehaast aan toe te voegen: ‘maar ik weet het al mijn hele leven’.
Een vertederde glimlach brak door op haar gezicht. Het deed me denken aan die keer dat ik mijn moeder vroeg of ik de maan voor mijn verjaardag kon krijgen.
‘Tuurlijk. Dat dacht ik ook op die leeftijd. En nu heb ik vier kinderen’, zei mijn huisarts.
De horror.
Maar dat zei ik natuurlijk niet, want wat wist ik ervan? Met een recept voor een nieuwe anticonceptiepil in mijn hand liep ik naar de deur van haar spreekkamer.
‘Wacht maar’, riep ze me, net voor de deur achter me dichtviel, na.
De jaren erna volgde ik haar advies braaf op. Ik slikte de anticonceptiepil, maakte het na drie jaar uit met de jongen die uiteindelijk toch nooit langs een kinderwagen kon lopen zonder over een blozend wangetje te aaien, en ik wachtte. Niet met veel enthousiasme, ik kon me niet voorstellen dat er een dag kwam waarop mijn eierstokken als een rammelaar tekeer zouden gaan in mijn onderbuik, maar niemand (op een paar goede vrienden na) geloofde me. Het leek onvermijdelijk. Zoals die blauwe envelop. Of een roze.
Het dertigersdilemma
Inmiddels weet ik dat ik niet alleen ben. Schrijfster Liesbeth Smit verzekert me in haar boek Echte vrouwen krijgen een kind dat tien procent van de mensen zonder kind daar bewust voor kiest. Toch blijf ik me lid van een ondergronds verzet voelen. Dat het niet gangbaar is om geen kinderen te willen, daar herinnert ook primetime tv je fijntjes aan. Toen ik op een avond The Big Bang Theory op Netflix aanzette, zag ik hoe Penny aan het begin van het finaleseizoen bekendmaakt geen kinderen te willen. (3) Figuurlijk zat ik op het puntje van de bank (in letterlijke zin languit en onder een dekentje). Het zou niet de eerste keer zijn dat deze tv-serie aan het gangbare (Amerikaanse) discours tornde. Eerder in de show was het knappe personage Penny getrouwd met een prototype nerd zonder dat hij een metamorfose moest ondergaan. Was dit het moment waarop de vrouw zonder kinderen werd genormaliseerd? In een hitserie nog wel? En mocht die eer dan ten deel vallen aan de leuke Penny, een vrouw zonder onrustwekkend veel katten of wratten?
‘It’s crazy’, snauwt tv-vriendin Bernadette en in de show moeder van twee kinderen. Vriendin Amy ziet vooral haar eigen toekomstplannen in duigen vallen: ‘My kids were going to be friends with your kids!’, brult ze Penny toe.
‘I just don’t want to be one. Not everyone needs to have kids to be fulfilled’, reciproceert Penny.
Een rolmodel lijkt geboren (pun intended), al blijven haar tv-vriendinnen onvermurwbaar.
‘It’s just wrong’, kapt Bernadette de boel af.
Verkeerd, omdat een zwangere vrouw de heilige Maria is. Werp als dertiger een blik op social media en de ‘#blessed’ of ‘#proudmommy’ spatten van je scherm, met daaronder een stroom loftuitingen over het mirakel van het moederschap. Boomers struikelen met hun vingers over het toetsenbord om ‘#rijkdom’ te typen onder een foto waarop de aanstaande ouders met hun duimen en wijsvingers een millennialhartje vormen rond een uitpuilende navel. De volgende haltes in de weg naar het moederschap en daarmee de personificatie van het wonder van de natuur zijn de gender reveal party, de babyshower, het kraamfeest en ten slotte de babyborrel. Op die feestjes voel ik me het spreekwoordelijke spek, vastgebonden aan alle ouders in de kamer die mij likkebaardend ‘dat staat je goed hoor!’ toewerpen zodra ik de pasgeborene over de wang streel.
‘In de jaren zeventig was er niets noemenswaardig aan zwanger zijn buiten de familiecirkel om. Maar nu is dat anders. (…) het moederschap lijkt een soort competitie en verheven “sport”. We smukken het nóg meer op. En daar is niemand mee geholpen’, zegt Jody Day in het boek Living the Life Unexpected. Smit noemt het de ‘fetisjering’ van het moederschap: ‘Iets wat (…) draait om het openlijk uitdragen van de eigen vruchtbaarheid, het moederschap en daarmee de vrouwelijkheid. Zwanger zijn en kinderen baren lijken daarbij maakbare doelen.’
Maakbaar, natuurlijk en bovenal: bewonderingswaardig. Daarom is in deze fase van mijn leven een schaapachtig ‘nu nog niet’ verre van afdoende om de gemoederen te bedaren aan een statafel op een thirtysomething-verjaardagsfeestje. Die woorden hebben met het verstrijken van de tijd hun waarde verloren, want op je vijfendertigste danst ‘nu nog niet’ op hetzelfde koord als ‘wanneer dan wel?’. Een vraag als een waagstuk, eentje die niemand hardop durft te stellen. Althans, niet aan het begin van de avond.
Na een paar glazen wijn doet een vrouw als Tessa Heinhuis dat natuurlijk wel. (4) In een opwelling (of ook door de wijn?) haal ik mijn ‘ik wil ze niet’ vanonder het stof vandaan. Opluchting overvalt me. Al moet ik bekennen dat het vooral een kwestie is van weten wat ik niet wil. Hoe dan ook, mijn besluit ligt nu op tafel. Als de ‘Tessa’ van de avond zich realiseert dat ze me niet verkeerd heeft verstaan, start ze een monoloog waarin mijn leven als absoluut nulpunt fungeert, om vervolgens aan te geven hoe rijk en vervuld dat van haar is. De andere ouders aan de statafel knikken driftig. Ik doe mijn best niet te gillen, wat helaas lukt. Misschien omdat ik zelf nog altijd geen idee heb hoe het leven van een vrouw zonder kinderen eruitziet. ‘Tessa’ daarentegen heeft in de afgelopen drie jaar twee kinderen gebaard en is heel #happybuttiredbuthappy, en ziet mijn biecht als een directe aanval op haar levensinvulling. Dat ik dit niet wil. Onmogelijk. Het brengt haar tot het grove geschut: spijt.
‘Dit is de onheilsprofetie die bijna iedereen die geen ouder, en specifieker, geen moeder wil worden vroeg of laat te horen krijgt: reken maar dat ze er spijt van krijgen’, zegt Orna Donath in haar boek Spijt van het moederschap. De stelligheid van deze constatering laat de schrijfster niet met rust:
Het probleem is de dichotomie die erin besloten ligt. Aan de ene kant linkt ze spijt zonder meer aan géén kinderen krijgen en zet ze spijt zelfs in als wapen om vrouwen ermee te bedreigen; aan de andere kant blokkeert ze domweg de mogelijkheid van spijt ná het krijgen van kinderen.
Ik kijk wel uit om ‘spijt’ en ‘moederschap’ in dezelfde zin te stoppen. Met zweet op mijn bovenlip sta ik me nu tegenover ‘Tessa’, met haar blauwe pumps en dito kringen onder haar ogen, te verdedigen dat ik haar kinderwens begrijp (waarom is dat omgekeerd voor jou zo moeilijk?), maar, tja eh… dat ik het gewoon niet zo… voel? (wat mij geen boze kinderhater maakt). Naarstig zoek ik naar een ander gespreksonderwerp, iets om wat nu onherroepelijk volgt, af te wenden. Niet weer die jeuk. Alsjeblieft.
‘Wacht maar’, zegt ‘Tessa’, waarna ze het restje witte wijn achteroverslaat, haar man weggrist en ze samen als moderne Assepoesters de deur uitvliegen om de babysitter te verlossen.
Na dat thirtysomething-feestje doe ik wat me door ‘Tessa’ is opgedragen. Ik wacht. Niet op gerammel, want sinds die avond durf ik te vertrouwen op wat ik als achtjarige al wist. Nee, ik wacht op spijt, verdriet of andersoortig ongerief over mijn verkeerde beslissing. Ik wacht, en vind een heel fijne job. Ik wacht, en maak fantastische reizen, citytrips, en vertrek spontaan voor drie dagen naar Parijs. Ik wacht, en zie vriendinnen moeder worden met alle sprankelende hoogtepunten en met tranen doorspekte worstelingen die erbij horen. Ik wacht vrij intensief wanneer mijn man een afspraak maakt voor een vasectomie, zodat ik geen hormonen meer hoef te slikken die mijn bloed laten klonteren en mij (zoals vorige zomer) met ademnood en een dubbele longembolie in het ziekenhuis smijten. Ik wacht nog fanatieker op de middag dat ik hem ophaal bij de polikliniek nadat hij de ingreep heeft ondergaan (iets wat overigens voor een man een fluitje van een cent is, terwijl een vrouwelijk familielid jarenlang van wachtkamer naar e-mailadres naar assistentenbalie naar postvakje en terug werd gestuurd om één persoon in het medische circuit te overtuigen een gesprek met haar aan te gaan). Kortom, ik wacht en wacht.
En dan, ineens, voel ik hoe de parasiet zijn greep op mij verliest. De weerhaakjes komen langzaam los van mijn huid. De jeuk trekt weg. Het heeft niets te maken met opkomende twijfels. Of met spijt. Het heeft alles te maken met het beeld dat ik begin te krijgen van het leven van een vrouw zonder kinderen. Een draaiboek dat me bevalt, omdat ik het zelf aan het schrijven ben. Onze stagiaire zei me vanochtend: ‘Ik had me nooit gerealiseerd dat een leven zonder kinderen ook een optie was, tot ik jou leerde kennen. Ik ben er nog niet uit, maar het geeft rust om te weten dat er opties zijn naast het moederschap.’
Pas ’s avonds kan ik de betekenis van haar woorden tot me laten doordringen. Dat wat ik zocht, ben ik zelf geworden. Een optie.
Het idee dat ik ongemerkt jonge vrouwen heb aangemoedigd om eerst het leven te omarmen, omver te schoppen, op te vreten en weer uit te kotsen voor je je al dan niet in het moederschap stort, is even opbeurend als beangstigend. Zou dit het begin zijn van een nieuw narratief? Krijgen we op den duur, net als genders, meer opties, meer smaken? Ga ik het moment meemaken dat de maatschappij het moederschap niet langer ziet als de enige doorgang, maar als een van vele routes? Ik voel me comfortabel in die onwetendheid, wetende dat mijn leven zich momenteel voorbij de wachtstand ontvouwt en dat de parasiet daar geen grip meer op heeft. De bloedzuiger kan nu elk moment op de grond kletteren. Ik kan nog wachten, het hoeft gewoon niet meer.
Natuurlijk zet ik precies die avond – nietsvermoedend – de slotaflevering van The Big Bang Theory aan en blijkt Penny alsnog in blijde verwachting. (5)
Noten
- Arnon Grunberg. ‘Subtiele tomatensauszinnetjes; het roofvogelgedrag van schrijfster Natalia Ginzburg’. NRC, 11 december 1998.
- Ariane de Vogue, et al. ‘Supreme Court overturns Roe v Wade’. CNN, 24 juni 2022.
- The Big Bang Theory, seizoen 12, aflevering 3: ‘The Procreation Calculation’.
- Tessa Heinhuis. ‘Als een vrouw zegt bewust geen kinderen te willen, schiet ik direct in de verdediging’. KekMama, 4 augustus 2022.
- The Big Bang Theory, seizoen 12, aflevering 24: ‘The Stockholm Syndrome’.