Advertentie
Banner

De Verwoesting van Gaza

Gepubliceerd door Armada. Tijdschrift voor Wereldliteratuur

Te midden van het afschuw
Is er een ogenblik
Waarin ik ervoor voel
Mezelf aan de gemeenschap te onttrekken.
Precies op dat moment zegt een stem in mij:
Hoe kun je je stam verloochenen
Als tranen op de wang van je zoontje
Je doen denken aan de verwoesting
Van de tempel?
Als de verwoesting van Gaza begint
Bevind ik me in Guernica.
Niet metaforisch,
Niet figuurlijk,
Maar werkelijk daar,
Als een toerist
Die pas vader geworden is, samen met moeder en zoon
In een oude caravan,
Een rijdend huis dat meer grond is
Dan alle landen ter wereld
Op dit moment.
Aan de telefoon
Herinnert mijn vader me
Aan de dichtregel van Abba Kovner:
‘Guernica op iedere heuvel.’
Dat vers schreef hij
In negentienhonderdnegenenveertig
Als een antwoord op de eerste Nakbah.
We rijden verder
Naar het uiterste westen – 
Finisterre –
‘Het einde van het land’.
In de caravan, die gesloten is
spreek ik tot de oostelijke muur
als het ware:
Sjma Jisroël, in uw naamen in de mijne doet men dit.

אין מיטן גרויל
פֿאַראַן אַ רגע
ווען עס גלוסט זיך מיר
אַרויסצונעמען זיך פֿון כּלל.
פּונקט דעמאָלט רעדט אַ שטים אין מיר:
ווי קענסטו לייקענען דײַן שטאַם
אַז טרערן אויף דײַן ייִנגלס באַק
דערמאָנען דיר אין חורבן
בית־המיקדש ?
ווען חורבן עזה הייבט זיך אָן
געפֿין איך זיך אין גערניקאַ.
ניט מעטאַפֿיזיש,
ניט פֿיגוראַטיוו,
נאָר דאָרטן ממש,
ווי אַ טוריסט,
אַ פֿרישער טאַטע מיט זײַן זון און מיט זײַן מאַמען
אין אַן אַלטן קאַראַוואַן,
אַ פֿאָרנדיקער היים וואָס איז מער ערד
פֿון אַלע לענדער אין דער וועלט
אין דעם מאָמענט.
אין טעלעפֿאָן
דערמאָנט מײַן טאַטע מיר
אין אַבא קאָוונערס שורה:
„גערניקא אויף יעדן בערגל“.
אָנגעשריבן האָט ער זי
אין נײַנצן הונדערט נײַן און פֿערציק
ווי אַן אָפּרוף אויף דער ערשטער נאַקבאַ.
מיר פֿאָרן ווײַטער
ביז סוף־מערבֿ —
פֿיניסטעראַ —
„סוף פֿון לאַנד“.
אין קאַראַוואַן אין דעם פֿאַרמאַכטן
רעד איך צו דער מיזרח־וואַנט
אַזוי צו זאָגן:
שמע ישׂראל, אין דײַן נאָמען
און אין מײַנעם טוט מען דאָס.

in mitn groyl
faran a rege
ven es glust zikh mir
aroystsunemen zikh fun klal.
punkt demolt redt a shtim in mir:
vi kenstu leykenen dayn shtam
az trern af dayn yingls bak
dermonen dir in khurbn
beys-hamikdesh?
ven khurbn aze heybt zikh on
gefin ikh zikh in gernika.
nit metaforish,
nit figurativ,
nor dortn mamesh,
vi a turist,
a frisher tate mit zayn zun un mit zayn mamen
in an altn karavan,
a forndiker heym vos iz mer erd
fu ale lender in der velt
in dem moment.
in telefon
dermont may tate mir
in aba kovners shure:
“gernika af yedn bergl.”
ongeshribn hot er zi
in nayntsn hundert nayn un fertsik
vi an opruf af der ershter nakba.
mir forn vayter
biz sof-mayrev –
finistera – 
‘sof fun land.’
in karavan in dem farmakhtn
red ikh tsu der mizrekh-vant
azoy tsu zogn:
shma yisroel, in dayn nomenun in maynem tut men dos.

Dit gedicht verscheen voor het eerst in het Jiddisch, de Joodse taal die zich in de Middeleeuwen afsplitste van het Middelhoogduits en zich heeft ontwikkeld tot een taal met een heel eigen uitdrukkingswijze, die voor Duitstaligen soms goed en doorgaans geheel niet te verstaan is. Het gedicht werd gepubliceerd in de krant Forverts te New York, in het kwadraatschrift waarin men gewoonlijk ook het Hebreeuws afdrukt. Om toegang tot de oorspronkelijke Jiddische versie te vereenvoudigen is het hier ook gepubliceerd in een transcriptie volgens de klanken van het Standaardjiddisch in het internationale systeem van het Yidisher Visnshaftlekher Institut (YIVO) te New York. Voor een correcte uitspraak moet de Nederlandstalige lezer weten dat de kh wordt uitgesproken als de Nederlandse -ch- in ‘lachen’ en de sh als de -sj- in ‘sjaal’. 

Het Jiddisch geldt als uitgestorven, maar krijgt haast dagelijks nieuwe sprekers in chassidische gemeenschappen in onder meer Amsterdam-Buitenveldert, Antwerpen, Londen, New York en Jeruzalem. Ook buiten die ultra-orthodoxe kringen geven merendeels seculiere sprekers de taal door aan nieuwe generaties.

Tal Hever-Chybowski is jiddisjist, hebraïst, historicus, schrijver, kunstenaar en vertaler. David Omar Cohen werkt als classicus, germanist en jiddischist in Amsterdam en maakt deel uit van de Goldene Pave, het tijdschrift-in-oprichting van de Stichting Jiddisj te Amsterdam, die zich inzet voor het behoud en de verstrekking van informatie over het Jiddische erfgoed.