Een ongelijkzijdige driehoek: voorwerpen en koloniale macht
Twee nieuwe historische onderzoeken benaderen de opkomst van nieuwe en machtige handelaren en bestuurders binnen de Trans-Atlantische mensen- en goederenhandel met oog op prestigieuze voorwerpen en geschenken. Historicus Karwan Fatah-Black las de publicaties van Ana Lucia Araujo en Nicholas Radburn en wendt zich tot de Nederlandse geschiedenis.
Besproken boeken
-
Ana Lucia Araujo The Gift: How Objects of Prestige Shaped the Atlantic Slave Trade and Colonialism (Cambridge University Press 2023), 307 blz.
-
Nicholas Radburn Traders in Men: Merchants and the Transformation of the Transatlantic Slave Trade (Yale University Press 2023), 360 blz.
In het Rijksmuseum staat op zaal een Britse kroon die bestemd was voor de koning van Ardra. De kroon is gemaakt van goedkope materialen en was bedoeld als geschenk van de Britten aan hun liaison in de West-Afrikaanse mensenhandel. Bij Michiel de Ruyters poging om de Nederlandse slavenhandel te beschermen tegen de Britse opmars, viel de kroon echter in Nederlandse handen, nog voordat deze aan de koning van Ardra gegeven had kunnen worden. In het hoofdkwartier van de Admiraliteit van Amsterdam kreeg de kroon een prominente plek; hij was immers het bewijs van De Ruyters heldhaftigheid en doortastendheid in het verdedigen van de Nederlandse belangen.
Wie in het Rijksmuseum door de vitrine langs de kroon heen kijkt, ziet een ander pronkobject van een maritieme held: een schaal gemaakt van zilver uit de in 1628 veroverde Spaanse Zilvervloot. Vijftig jaar na de verovering door Piet Hein werd een klein deel van het buitgemaakte zilver omgesmolten en tot een schaal gemaakt met daarop het embleem van de West-Indische Compagnie: een schip met volle zeilen. De twee objecten, beide buit uit zeventiende-eeuwse oorlogen, zijn nog altijd deel van Nederlandse collecties. Tijdens de centralisatie van de Nederlandse staat tussen 1795 en 1815 werd de kroon van de koning van Ardra van de Admiraliteit verplaatst naar de collectie van de Marine en vervolgens het Koninklijk Kabinet van Zeldzaamheden. Ook de zilveren schaal legde eenzelfde soort route af, samen met andere kunstschatten en zeldzaamheden. Zelfs als het eigendom van de Nederlandse collecties werd bedreigd, zoals tijdens de Franse bezetting, keerden ze na afloop van de vijandelijkheden snel weer terug.
Tussenpersonen
In een museum in La Rochelle ligt een ceremonieel zwaard met alle kenmerken en symboliek van West-Afrikaanse regalia. In The Gift: How Objects of Prestige Shaped the Atlantic Slave Trade and Colonialism van Ana-Lucia Araujo wordt duidelijk dat het zwaard werd vervaardigd door een zilversmid uit La Rochelle. Ze ontdekte ook dat het, net als de kroon voor de koning van Ardra, diende als geschenk voor een tussenpersoon in de West-Afrikaanse mensenhandel. Met zorg en aandacht is op het zwaard zowel typisch Franse decoratie aangebracht als een reeks symbolen die de status van de drager uitdrukken. Anders dan de kroon in het Rijksmuseum heeft de mafoeke voor wie het zwaard bestemd was, deze daadwerkelijk ontvangen. Toch belandde ook dit object in een Europese collectie.
Het zilveren zwaard werd gemaakt als teken van dankbaarheid van Franse handelaren voor de mafoeke die had geïntervenieerd in een intra-Frans conflict op de Afrikaanse kust. Franse reders streden onderling om toegang tot de Afrikaanse markt, en toen een groep schepen aan het roven en plunderen sloeg, had de mafoeke zich erin gemengd en de kant van de handelaren uit La Rochelle gekozen. Anders dan de kroon voor Ardra is het zwaard met zorg en liefde vervaardigd. Waarschijnlijk heeft een van de Franse handelaren een omtrek of tekening van een ceremonieel zwaard gemaakt, meegenomen naar La Rochelle en daar de opdracht gegeven om een soortgelijk object te vervaardigen, met enkele Franse toevoegingen en een dankwoord voor de mafoeke. Uit het object spreekt een vorm van respect en vriendschap die bij de kroon en de pompeuze begeleidende brief hierbij moeilijk te ontdekken is.
De oorsprong van de titel ‘mafoeke’ is relevant, aangezien er een verband lijkt te zijn met het woord voor schuld. Het lijkt in oorsprong een term te zijn die uitdrukt dat de persoon in kwestie vertrouwd kan worden om schulden te innen, of in ieder geval als tussenpersoon kan dienen in vertrouwensrelaties, bijvoorbeeld in transacties tussen partijen die elkaar niet kennen. De Europese mensenhandelaren hadden op de Afrikaanse kust behoefte aan tussenpersonen die konden regelen dat er gevangenen naar de kust werden vervoerd en geruild konden worden voor Europese goederen. Zo werden langs de kust de maatschappelijke verhoudingen herschikt, met nieuwe machts- en handelscentra waar de mafoeke en de koning van Arda deel van uitmaakten.
Een complex handelsnetwerk
In Traders in Men laat Nicholas Radburn zien dat aan alle drie de punten van de Atlantische driehoek nieuwe groepen hun kans grepen om rijk en machtig te worden als tussenpersonen in de mensen- en goederenhandel. In Europese, Afrikaanse, Caribische en Noord- en Zuid-Amerikaanse havensteden vormden de handelaren een hechte infrastructuur die vooral in de achttiende eeuw tot een onbeschrijfelijke groei in productiviteit en menselijke destructie leidde. Nieuw aan Radburns studie is de gelijke aandacht voor de drie punten van de driehoek en vooral zijn uitgebreide bespreking van de rol van tussenpersonen in de Caribische havens. Radburn leverde tijdens zijn loopbaan al een belangrijke bijdrage aan het verzamelen van gegevens voor de Trans-Atlantic Slave Trade Database, een internationaal historisch-wetenschappelijk project waarin gegevens over ruim vierendertigduizend trans-Atlantische slavenreizen bijeen zijn gebracht. Radburn analyseerde deze gegevens om tot een dieper inzicht in de mensenhandel te komen en raakte hierdoor betrokken in een debat tussen historici over stowing: in hoeverre werden de slavenschepen ‘volgestouwd’? Het is een debat over een gruwelijk onderwerp, waarbij wordt gespeculeerd over de vraag of financiële rationaliteit en gevoelens van medemenselijkheid meespeelden in het gedrag van slavenschipkapiteins en hun bemanning. Daarmee is het ook een debat over de vraag of de afschaffingsbeweging aan het einde van de achttiende eeuw de gruwelijkheid van de mensenhandel had overdreven.
De Nederlandse school heeft lang volgehouden dat het beeld dat de afschaffingsbeweging geschetst heeft overdreven was, en dat de Nederlandse mensenhandel wrede praktijken alleen als uitwassen kende. De normale gang van zaken zou minder extreem zijn, aldus deze historici. Ze pleiten ervoor om de mensenhandel te zien als een reguliere handelsstroom waarin kapitein en bemanning zich doorgaans netjes gedroegen en waar extreem (seksueel) geweld een uitzondering was. Uit Radburns analyse blijkt dat voor de Britse mensenhandel zeker niet het geval te zijn geweest. Stowing was de praktijk; veiligheidsoverwegingen voor de bemanning speelden samen met de mogelijke winsten een doorslaggevende rol. Ook voor de Nederlandse mensenhandel is het inmiddels duidelijk dat zowel fysieke als psychische terreur een integraal bestanddeel was van de handelspraktijk.
Gedeukt historisch zelfbeeld
Aan de drie punten van de driehoek kwamen nieuwe elites op, die doordrongen tot de bestuurlijke gremia of zelf staatsorganisaties opbouwden. In hun woningen verzamelden ze niet alleen geld, maar juist ook kunstschatten en objecten die hun nieuw vergaarde macht en distinctie uitdroegen. Aan de Europese kant zijn die kunstverzamelingen bijeengebleven, of via tal van omwegen in grote collecties en nationale musea terechtgekomen, zoals de collectie van familie Van Winter in het Rijksmuseum. Aan de Afrikaanse punt van de driehoek verliep het anders. Het zwaard uit La Rochelle was een pronkstuk in de verzameling van de mafoeke, en door zijn rol in de handel groeide hij uit tot een lokale machthebber en het begin van een dynastie. Na zijn overlijden werd hij in zo’n enorme hoeveelheid textiel gewikkeld dat er een grote wagen aan te pas moest komen om hem naar zijn laatste rustplaats te kunnen brengen. Het einde van de mensenhandel betekende langs de West-Afrikaanse kust ook een snelle en gewelddadige herschikking van de macht. Tijdens de negentiende-eeuwse Europese invasie werden tal van kunstcollecties vernietigd, geroofd en herverdeeld. Het zwaard kwam zo, enigszins toevallig, weer in La Rochelle terecht.
Europese mensenhandelaren en hun geschiedenis staan de laatste jaren steeds meer in de belangstelling. Ze blijken een onlosmakelijk onderdeel te zijn geweest van de Gouden Eeuw, niet in de laatste plaats omdat het goud afkomstig was uit West-Afrika en het zilver uit de mijnen in Zuid-Amerika. Het historische zelfbeeld loopt daarmee wel een deuk op; er werd niet alleen in graan en zout gehandeld, maar er werden ook mensen geroofd, gebrandmerkt en verkocht. Wie het positieve koloniale zelfbeeld van de Europeanen wil koesteren en beschermen wijst graag op de bijdragen van anderen aan deze praktijk: ‘Afrikanen verhandelden hun eigen mensen, kijk daar ook eens naar’ is de oppervlakkige jij-bak die vaak klinkt. Radburn en Araujo kijken daar uitdrukkelijk naar, en verdiepen zo onze kennis. In de driehoek tussen Europa, West-Afrika en de Amerika’s stond een gemeenschap van handelaren met elkaar in contact, die mensen, goederen, geschenken en ideeën uitwisselden. Het wederzijdse respect en zelfs de genegenheid tussen deze ondernemers doet niet af aan hun rol in het creëren van de grootste gedwongen migratie uit de geschiedenis en het geracialiseerde mensbeeld dat aan hun praktijk ten grondslag lag.