Advertentie
Nouvelles Voix-programma

Een honger in brieven: Abelard en Heloïse

Negen eeuwen na dato lijkt de briefwisseling tussen Abelard en Heloïse nog steeds opnieuw uitgevonden en ervaren te worden: in Ramon Selles’ levendige vertaling meten de brievenschrijvers zichzelf allerlei literaire en filosofische rollen aan en worden de intiemste verlangens op papier even echter dan de werkelijkheid. Maxine van Veelen waant zich tussen de twee geliefden en onderzoekt hun vrijwillige onderwerping.

Besproken boeken

‘Ikzelf ben er nog niet overheen hoe lekker het was als jij en ik ons samen overgaven aan de bevredigingen van de liefde.’ Het zijn de woorden van een radeloze abdis die een oude vlam smeekt haar de aandacht te geven waarnaar ze sinds hun dramatische afscheid verlangt. Ze gaat verder:

De herinneringen blijven heerlijk en laten me niet los. Ik kan geen kant op of het is er weer, dan zie ik het voor me en kan ik de verlangens die erbij horen onmogelijk onderdrukken. Zelfs in mijn slaap blijven de beelden ervan me niet bespaard. Tijdens de dienst, waar je juist zuiver moet bidden, laat mijn onzalige ziel zich zo meeslepen door de obscene scènes die zich in mijn hoofd afspelen dat ik met dat hoofd niet bij het bidden maar bij al die ontspoorde handelingen ben.

Het is een van de meest geciteerde passages uit de briefwisseling tussen Abelard en Heloïse. De brieven, die waarschijnlijk stammen uit de jaren dertig van de twaalfde eeuw, staan bij het grote publiek vooral bekend als de restanten van een hitsige, allesverzengende liefde. Alleen de smeuïgste details drongen door tot de popcultuur – bijvoorbeeld in de sexy film Stealing Heaven (1988) met Derek de Lint in de hoofdrol.

Het zijn er een hoop. Een korte samenvatting: Abelard, een van de bekendste filosofen van zijn tijd, hoort dat er in Parijs een bijzonder erudiet ‘meisje’ (adolescentula) woont dat Heloïse heet. Aangetrokken door haar geleerdheid biedt hij aan om haar tutor te worden en trekt hij in bij haar en haar oom. Van het een komt het ander: al snel blijkt Heloïse zwanger. Bang voor repercussies vanuit haar familie neemt Abelard haar mee naar zijn geboortestreek, waarna hij onderhandelt met haar woedende oom. Uiteindelijk zegt Abelard toe met Heloïse te trouwen, op voorwaarde dat het huwelijk geheim zal blijven. Zo komt zijn status als filosoof niet in het gedrang. Na de geboorte van hun zoon verhuizen ze zonder kind terug naar Parijs, waar ze stilletjes trouwen. Maar Heloïses oom breekt zijn belofte en bazuint het huwelijk toch rond, waarop Abelard zichzelf gedwongen ziet Heloïse in een nonnenabdij te plaatsen. Heloïses familieleden, voor de zoveelste keer gekrenkt in hun eer, nemen wraak door Abelard ’s nachts te laten overvallen en castreren: ‘Ze sneden precies daar waar ik de daad had begaan waar zij het zo moeilijk mee hadden.’ Misschien niet geheel toevallig vindt Abelard plotseling de kracht om zich voor het eerst volledig aan God te wijden: hij wordt monnik. Uiteindelijk sticht hij zelf een klooster, dat Heloïse jaren later van hem zal overnemen. Ruim tien jaar na hun affaire, wanneer hij een abt is en zij een abdis, komt hun Latijnse briefwisseling tot stand.

Een wereld in taal

Abelard en Heloïse maken om de haverklap gebruik van citaten en meten zichzelf allerlei literaire rollen aan, waardoor een complex talig netwerk ontstaat dat filosofie met literatuur verbindt en theologie met erotiek. Het is een wereld die alleen maar in taal kan bestaan.

Van die briefwisseling, die het recentst in 1998 in het Nederlands is vertaald, is nu een nieuwe vertaling verschenen van de hand van Ramon Selles, in vlotte taal en met een heldere inleiding, waardoor de brieven ondanks hun exotische herkomst voor de moderne lezer tot leven komen. En dat is maar goed ook: het zijn uitzonderlijke teksten, die een breed scala aan onderwerpen beslaan – gewiekste retorica wordt afgewisseld met lange, theologische uitweidingen en hartstochtelijke smeekbedes. De invloeden van christelijke autoriteiten als Hiëronymus, Augustinus en Gregorius de Grote zijn overduidelijk zichtbaar, maar ondeugendere auteurs als Ovidius komen ook geregeld aan bod. Abelard en Heloïse maken om de haverklap gebruik van citaten en meten zichzelf allerlei literaire rollen aan, waardoor een complex talig netwerk ontstaat dat filosofie met literatuur verbindt en theologie met erotiek. Het is een wereld die alleen maar in taal kan bestaan.

Brieven zijn misschien uit de mode, maar ze hoeven dus allerminst saai te zijn. Voor Abelard en Heloïse benaderen ze – of overstijgen ze zelfs – hun vroegere fysieke contact. Dat is misschien ook niet gek, want hun relatie was altijd al geworteld in taal. De twee leerden elkaar kennen door samen religieuze passages, antieke auteurs en filosofische traktaten te bestuderen. Tussen verbaal en fysiek contact bestond geen duidelijk onderscheid, aldus Abelard:

Boven de boeken, die opengeslagen op tafel lagen, gingen langs onze lippen meer lieve woordjes dan geleerde observaties over en weer, en werden meer kusjes uitgewisseld dan ideeën. Vaak voelde ik mijn handen niet naar de bladzijde maar naar haar borsten bewegen. Dan waren de ogen niet op de teksten gericht om te lezen maar bogen ze mee naar waar de liefde ze wilde hebben.

Hun vrijen is een soort lezen. Er komen woorden, handen en ogen aan te pas – en altijd blijven de boeken opengeslagen.

Hun vrijen is een soort lezen. Er komen woorden, handen en ogen aan te pas – en altijd blijven de boeken opengeslagen. De teksten die Abelard en Heloïse lezen, grijpen om zich heen, reiken tot in de fysieke werkelijkheid. Later, wanneer Abelard en Heloïse (vrijwel) alleen briefcontact hebben, moeten talige representaties die fysieke werkelijkheid volledig vervangen: Abelards woorden, zijn handschrift, zijn gedachten op papier, waarschijnlijk door voorlezers omgezet in spraak, zijn voor Heloïse niet alleen een vorm van troost, maar ook van intimiteit. Van aanraking, zelfs. Wanneer hij gebeden voor haar en haar nonnen opstelt, legt hij haar letterlijk woorden in de mond – veel dichter bij een ander kun je niet komen. Een honger die door de letteren werd aangewakkerd, kan eveneens door de taal worden gestild. Voor Abelard en Heloïse is het briefschrijven een manier om invulling te geven aan hun verlangens: het geeft ze de gelegenheid om in alle eenzaamheid toch samen te zijn. ‘Bij de God aan wie jij jezelf hebt overgeleverd,’ schrijft Heloïse, ‘laat me alsjeblieft voelen dat je er bent op de manier waarop dat nog kan: geef me iets van troost in je schrijven.’

De twaalfde eeuw is in

Hoe taal zich tot de werkelijkheid verhoudt, is een vraag waarover Abelard en Heloïse zich voortdurend buigen. Dat doen ze niet enkel om persoonlijke redenen, maar ook vanuit hun cultuur. In de twaalfde eeuw worden de grenzen van de taal opgezocht, overschreden en uitgerekt, in de scholastiek, in de theologie, in de literatuur, in de hoofse liefde. Nieuwe genres ontstaan, woordspelingen, raadsels en intertekstuele verwijzingen zijn populair, geleerden voeren eindeloze discussies over metafysica en godsdienst. Het christendom is wijdverspreid, wat er vanzelfsprekend toe leidt dat er allerlei uiteenlopende invullingen van het geloof naast elkaar bestaan. Onder invloed van het relatief progressieve gedachtegoed dat opkomt met de stedelijke kathedraalscholen, ontstaat er meer ruimte voor eigen interpretatie en komen de pikantere auteurs uit de oudheid opnieuw onder de aandacht. Expliciet seksuele teksten krijgen binnen de kaders van het geloof ruimte als allegorieën. Met de opkomst van de hoofse cultuur werd het gangbaar om passie, in al haar vormen, tot uiting te brengen in romantische metaforen. Zo gebeurt het dat Bernardus van Clairvaux de meest religieuze ideeën in verband brengt met het onmiskenbaar seksueel getinte Hooglied, dat Richard van St. Victor de zucht naar God rechtstreeks vergelijkt met vurige lust en Andreas Capellanus zich naast zijn spirituele plichten ook bezighoudt met lessen in de liefde. Allemaal schreven ze bijzonder inventieve teksten die meer aandacht verdienen: brieven zijn dan misschien uit, de twaalfde eeuw is in.

Hun verhouding was sterk hiërarchisch: als Heloïses beroemde, mannelijke en veel oudere docent had Abelard in allerlei opzichten de macht. Hoe romantisch deze iconische ‘liefdesgeschiedenis’ in werkelijkheid was, is dus nog maar de vraag. Over de authenticiteit van de briefwisseling is eeuwenlang getwist – over de onderliggende machtsverhoudingen daarentegen nog niet genoeg.

Maar waar bovenstaande auteurs de aardse liefde gebruiken als middel om dichter bij God te komen, lijkt Heloïse het tegenovergestelde te doen: ‘Mijn prioriteit is altijd in de eerste plaats jou een plezier te doen, niet God. Ik werd het religieuze leven in gezogen omdat het van jou moest, niet door een overweldigende liefde voor God van mijn kant, echt niet.’ Sterker nog, zoals ze Abelard omschrijft – als een alleskunner, een allesweter – kent ze hem haast goddelijke trekken toe. Hun verhouding was sterk hiërarchisch: als Heloïses beroemde, mannelijke en veel oudere docent had Abelard in allerlei opzichten de macht. Hij geeft zelf toe dat hij Heloïse meermaals met dreigingen en geweld dwong tot seks, hoewel ze ‘uit alle macht tegenstribbelde’. Hoe romantisch deze iconische ‘liefdesgeschiedenis’ in werkelijkheid was, is dus nog maar de vraag. Over de authenticiteit van de briefwisseling is eeuwenlang getwist – over de onderliggende machtsverhoudingen daarentegen nog niet genoeg. Toch is Heloïse lang niet zo onderdanig als ze vaak wordt afgeschilderd, zowel door anderen als door zichzelf. Ze lijkt Abelard gemakkelijk onder de tafel te praten: ze gebruikt zijn woorden tegen hem, gaat voortdurend de retorische strijd aan, al is het maar om de gepaste briefaanhef, en eist dat hij haar verzoeken inwilligt. Want Heloïse is bereid zich volledig aan Abelard te onderwerpen, maar daar wil ze wel wat voor terug:

Ik heb een verzoek voor je. Luister alsjeblieft, en je zal zien dat het weinig voorstelt en je geen moeite kost. Nu je aanwezigheid me is afgepakt, hoop ik dat je me, voor wat ze waard zijn, je geschreven woorden wilt geven. Want woorden heb je genoeg.