Tussen amateurs en wetenschappers gezelschappen en academies, toen en nu
De wetenschappelijke revolutie baarde de beroepswetenschapper en de wetenschappelijke instelling. Wetenschap werd geprofessionaliseerd en kreeg een nieuwe biotoop: laboratoria, universiteiten, onderzoekscentra. Voor de amateur zette zo langzaam het einde in. Althans, zo klonk het lang in de geschiedenisboeken. Maar wetenschapsbeoefening bleef in allerlei idiosyncratische gedaanten bestaan. Hobbygenootschappen, debatclubs, heemkundige kringen, verzamelcollectieven: in de praktijk ontwikkelden zij zich parallel aan, en vaak in dialoog met, de professionalisering van de wetenschappen. De amateur volhardde.