Europeanen zonder eigenschappen: interview met Olivier Boehme
In maart verschijnt bij Uitgeverij Polis Europa: een geschiedenis van grensnaties, een studie van historicus Olivier Boehme. In zijn werk komen politieke, maatschappelijke, sociaalhistorische en culturele dimensies samen. De relevantie ervan voor het actuele debat is niet mis te verstaan: in zijn nieuwste boek wordt door middel van diepgravende historische arbeid een veronachtzaamd ideaal afgestoft, onder het motto van Thomas Mann: ‘Aber Mittlertum selbst ist Geist.’
Besproken boeken
EW: U kenschetst de Duitsers – de laatste decennia toch weer toonaangevend in Europa – als ‘Europeanen zonder eigenschappen’; kunt u dat toelichten?
OB: Het heeft heel lang geduurd, tot 1871, vooraleer de Duitsers hun eigen natiestaat kregen. Daarvoor hadden ze niet goed geweten hoe daartoe te komen. Maar te midden van al die verdeeldheid en verwarring rees het idee dat ze de cultuurnatie van Europa waren. En wel omdat hun ligging tussen Oost- en West-, Noord- en Zuid-Europa enkele van hun grote dichters en denkers het gevoel gaf dat ze bij uitstek geschikt waren om te bemiddelen tussen al die andere culturen en volkeren. Duitsland zou de oogst van de geschiedenis binnenhalen. Na de nederlaag van het Duitse imperialisme in 1945 is er opnieuw iets gaan leven van die opvatting, hoewel Duitsland toen ook wel meer dan voordien een afgeronde natiestaat is geworden. Dat had dan weer te maken met het opdoeken van de eeuwenoude Duitse diaspora in Europa.
Iets dergelijks geldt ook voor België en Nederland: hun relatief zwakke nationale identiteit brengt een interessante en nuttige kwaliteit met zich mee.
De Belgen zijn van dat idee doordrongen. Al kort na de onafhankelijkheid in 1830 was er een apart verhaal nodig voor deze staat van Nederlands- en Franstaligen die voorheen nooit een echt land was geweest. Tot op vandaag blijkt die idee van België als kruispunt en go-between, zeker met Brussel als hoofdstad van de Europese Unie, bijzonder bruikbaar. Of ze ook helemaal klopt, is iets anders en hoe ze evolueert in een nationalistisch Vlaanderen eveneens. De Nederlanders echter voelden evengoed aan hoe kwetsbaar ze waren als kleine natie tussen grote buren. Vandaar dat daar de gidslandidee de kop opstak. Daarbij hoorde ook de bemiddelaarsrol, waarvan onder anderen de wereldberoemde historicus Johan Huizinga een eloquent vertolker was.
U citeert president Obama, die herinnerde aan het Amerikaans-Nederlandse vriendschaps- en handelsverdrag van 1782, en de lof die destijds werd gezongen over de inspanning van Nederland voor de vrijheid en de rechten van naties. In Nederland leeft die geschiedenis nauwelijks; hoe kunnen we ons dergelijke idealen weer toe-eigenen?
Of je je die idealen, dan wel andere, moet toe-eigenen weet ik niet, ik spreek me er in het boek in elk geval niet over uit. Ik hoop dat de lezer de milde ironie waarmee ik soms schrijf niet ontgaat. Maar het is wel goed dat Nederlanders, Belgen en andere Europeanen nadenken over dat verleden én de opvattingen daarover én ook hoe die dan weer gebruikt zijn for better and for worse. We moeten daar dus over blijven spreken en schrijven, en niet alleen in collegezalen of voor vakbroeders en -zusters. Het gaat erom bij te dragen aan een breed en degelijk geïnformeerd debat in de publieke ruimte.
Diezelfde Obama prees België – ooit het slagveld van Europa – als de ‘hub’ van de EU. Toch wordt in Brussel nu een zwaar gepantserd hoofdkantoor voor de Raad neergezet; is Europa opnieuw een slagveld aan het worden?
In zekere zin wel, ja. Dat was de EU natuurlijk altijd al, zij het dan op heel vreedzame wijze. Het ging lang om een getouwtrek over quota voor landbouwproducten, invoerheffingen, subsidies, en tal van andere thema’s waarvan de burgers vonden dat ze die wel konden overlaten aan de technocraten in dat verre Brussel. Nu wordt het echter voor iedereen weer veel tastbaarder, met grenzen die binnen en van buiten de Unie op grote schaal worden overschreden, met een wereld die flink beweegt en met de schokgolven die we daarvan op ons continent voelen. Sommigen willen ons zelfs conflicten ver weg van hier aan den lijve laten meebeleven. En dan moeten we er misschien weer eens over gaan nadenken wat het nog allemaal kan betekenen om een ontmoetingsruimte te zijn, hoe identiteit er juist in kan bestaan op de grens van identiteiten te liggen.
Hoe denkt u over het voorgenomen associatieverdrag met Oekraïne?
Oekraïne betekent letterlijk ‘grensland’. Of het ook een grensnatie is of wordt, is nog iets anders. Het vormt in elk geval ook vandaag nog een grensgebied tussen Europa, Rusland en zelfs Azië. Net als Turkije kan het een brug vormen tussen werelddelen. Door landen te associëren aan of zelfs op te nemen in de EU kan je ze ook gemakkelijker waarden en normen doen aannemen die wij belangrijk vinden. Al weten we dat zelfs lidstaten het daar achteraf niet altijd nauw mee nemen. Je importeert met Oekraïne bovendien een conflict in de Unie, en is die daar klaar voor, heeft die überhaupt een consistent buitenlands beleid? Laat ons het associatieverdrag met Oekraïne daarom vooral beschouwen als een gelegenheid voor beide partners om zich ook grondig te bezinnen op zichzelf.
Fragment uit Europa: een geschiedenis van grensnaties
In september 1841 kon de jonge Zwitser Jacob Burckhardt op kosten van zijn vader een reis naar België maken. Hij was toen nog student geschiedenis en helemaal niet zeker van een academische loopbaan, laat staan van zijn latere positie als historische maître à penser van internationaal niveau en over vele generaties heen. Zijn bevindingen over de Belgische kunstschatten en monumenten schreef hij neer in een van zijn eerste publicaties. Een van zijn laatste en pas na zijn dood in 1897 verschenen studies gaat over de Antwerpse schilder Pieter Paul Rubens, wiens werk bij uitstek aan zijn schoonheidsideaal beantwoordde. De aanblik van Antwerpen maakte in zijn jonge jaren een grote indruk op hem:
‘De fysionomie van de stad is nog altijd machtig en verrassend; men voelt zich meteen bij het binnentreden in een oude metropool van het noorden van eerste rang, hoe verlaten ook vele straten, hoe leeg de havendokken ook mogen zijn.’
Dit compliment staat naast heel wat kritischer oordelen over wat hij in Antwerpen en op andere plaatsen in het jonge koninkrijk zag.
Het leek wel of hij al in zijn studententijd, maar ook later, toen hij zijn klassieker over de cultuur van de Renaissance in Italië schreef en in het Zwitserse Basel briljante lezingen over de cultuurgeschiedenis van het oude Griekenland gaf, iets bijzonders had met politiek versnipperde, maar in hun variatie en bontheid uiterst vruchtbare staten, die veel ontvingen, verwerkten en doorgaven. Ideologisch leek hij een beetje op de Nederlandse humanist Desiderius Erasmus, die zich te midden van de godsdienstoorlogen wars toonde van fanatisme in dienst van één groot verhaal. Erasmus lag begraven in Basel, de Zwitserse stad op het drielandenpunt met Duitsland en Frankrijk die hij vaak had bezocht. In die stad werd Burckhardt geboren en hij bracht er het grootste deel van zijn leven door. In de tijd dat hij België bezocht, vertoefde hij ook in het Duitse Rijnland. De vele kleinere staten van toen zou hij altijd blijven verkiezen boven het ene Pruisische Duitsland van 1871.