Het nieuwe dichten: Dante en de anderen
14 september 1321, de dag van de Kruisverheffing, Durante di Alaghiero degli Alaghieri, zoals Dante’s volledige naam luidt, blaast de laatste adem uit. ‘Hij heeft de laatste sacramenten ontvangen en zich met God verzoend door berouw te betonen over alles waar hij als mens tegen Gods wil ingegaan was’, aldus Giovanni Boccaccio die een dertigtal jaar later de eerste biografie van Dante schrijft. Hij vervolgt ermee het diepe verdriet te beschrijven van Guido Novello da Polenta, de lokale machthebber of podestà van Ravenna, die Dante’s lichaam laat opbaren, met laurier bekronen en begraven in de kerk van de Franciscanen. ‘Hij was vast van plan’, zegt Boccaccio nog, ‘als de politiek en het leven dit hadden toegestaan, de dichter met een grafmonument te eren dat zijn roem zou vereeuwigen, ook wanneer de dichter geen enkele andere verdienste zou hebben gekend.’
Roem van dichters
De hoop eigen verzen op het monument voor Dante te zien vereeuwigen dreef dichters van ver en nabij ertoe grafdichten naar Guido te sturen, maar deze werd nauwelijks twee jaar later uit Ravenna verdreven en van het monument kwam niets. De verzen bleven ongebruikt, tot Boccaccio er naar eigen zeggen inzage in kreeg, er omwille van de elegantie een uitkoos en deze in zijn biografie opnam. Het waren de verzen die Giovanni del Virgilio, grammatica-leraar te Bologna, ter ere van Dante schreef en die nu samen met zijn laatste gedichten, de Eclogen of Herderszangen, in de Nederlandse vertaling van Patrick Lateur voorliggen.
Theologus Dantes nullius dogmatis expers,
quod foveat claro phylosophia sinu,
gloria Musarum, vulgo gratissimus auctor,
hic iacet et fama pulsat utrunque polum;
qui loca defunctis gladiis regnumque gemellis
distribuit laycis rhetoricisque modis;
pascua Pyeriis demum resonabat avenis,
Atropos, heu letum livida rupti opus!
Huic ingrata tulit tristem Florentia fructum,
exilium, vati patria cruda suo,
quem pia Guidonis gremio Ravenna Novelli
gaudet honorati continuisse ducis.
Mille trecentenis ter septem Numinis anni,
ad sua septembris ydibus astra redit.
De godgeleerde Dante, onderlegd in elk domein, gevoed door de vermaarde schoot van de filosofie, hij, roem van Muzen, schrijver door mensen zeer geliefd: hier rust hij, raakt met zijn beroemde naam hemel en hel. Wie sterft wees hij een plaats, het rechtsgebied aan tweelingzwaarden in volkse taal en stijl en volgens de welsprekendheid, ten slotte deed zijn Muzenfluit de weilanden weergalmen. Maar, ach, jaloerse Atropos verbrak zijn heuglijk werk. Ondankbaar bood Firenze hem een vrucht vol bitterheid: de ballingschap. Wreed voor zijn dichter was het vaderland. De liefdevolle stad van magistraat Guido Novello, Ravenna, is verheugd dat zij hem opnam in haar schoot. Hij ging weer naar zijn sterren op de Iden van september, dat was het jaar des Heren dertienhonderdeenentwintig.
Het gedicht in veertien klassieke hexameters is om veel redenen opmerkelijk te noemen. Het opent met de woorden Theologus Dantes, ‘de godgeleerde Dante’. Dante wordt aangeduid als een ‘theoloog’ en dus als iemand die de hoogste universitaire graad behaald heeft. Theologie vormde de bekroning van het middeleeuwse curriculum. Deze academische achtergrond wordt nog versterkt in de tweede helft van het eerste vers, waarin beweerd wordt dat Dante van geen enkel ‘dogma’ onkundig was, en dat hij dus in alle leerstellingen en geloofswaarheden onderricht was. Bovendien had de filosofie hem in haar beroemde schoot gekoesterd. Dan pas prijst Giovanni del Virgilio hem als ‘roem van de Muzen’ en als autoriteit en schrijver die alom erg geliefd was.
Smaak van dichters
Deze openingsverzen passen binnen de traditie van het grafschrift. Toch is het opvallend hoeveel nadruk Giovanni legt op Dante als universitair geschoolde, omdat daarover weinig bekend is en Dante zijn roem in elk geval niet aan zijn academische traktaten te danken had en heeft. Giovanni lijkt daar anders over te denken. Dit is misschien nog duidelijker in wat hij over Dante’s werken te zeggen heeft. In vier verzen geeft hij zijn omschrijving van het werk van Dante: hij wees de doden hun plaats en de tweelingzwaarden hun rechtsgebied in de maat van leken en van retorici, dus in het Italiaans en het Latijn. Ten slotte weergalmden de weilanden van zijn fluit.
Giovanni zinspeelt op drie werken: de Commedia (de doden hun plaats), de Monarchia (de tweelingzwaarden volgens de middeleeuwse leer van de geestelijke en de wereldlijke macht en de verdeling van beide tussen paus en keizer) en de twee Latijnse Herderszangen, die Giovanni zelf in de laatste levensjaren aan de dichter had ontlokt.
Giovanni was leraar in de grammatica en dit hield vooral de studie en het onderwijs van de klassieke dichters in. Hij kent de poëtische en retorische regels zoals ze in de Latijnse literatuur van de Oudheid werden toegepast. De waardering die hij voor Dante’s werken heeft, vertaalt zich in de aandacht die ze krijgen. Naar de Komedie verwijst hij in twee woorden (loca defunctis), naar Dante’s politieke traktaat in drie woorden (gladiis regnumque gemellis). De beide Herderszangen krijgen daarentegen een heel vers (vijf woorden in totaal: pascua Pyeriis demum resonabat avenis). Ze wegen voor Giovanni op tegen alles wat Dante verder geschreven heeft. Niet alleen tegen de Komedie – die tenminste nog vermeld wordt – maar ook tegen alles wat verzwegen blijft: het lyrische werk waaraan Dante zijn roem als voortrekker van de Dolce Stil Novo te danken had, de Vita Nuova met het dichterlijke relaas over de ontwikkeling van zijn liefde voor Beatrice en niet te vergeten het Convivio, een revolutionair geschrift waarin Dante in het Italiaans uitleg geeft bij zijn eigen gedichten.
Giovanni heeft een duidelijke selectie gemaakt, zoals hij ook nadrukkelijk accenten legt die niet de onze zouden zijn. Daarmee voert hij ons de controverses binnen die Dante niet alleen bij leven opriep maar ook en vooral na zijn dood.
Taal van dichters
Amper een jaar na zijn sterven dreigde de kardinaal Bertrand du Pouget, neef van Johannes XXII, de tweede paus van Avignon, Dante’s tombe open te breken, zijn beenderen te verbranden en de as te verstrooien. Als officiële reden wees hij op ketterse ideeën die in het traktaat De Monarchia zouden staan en tegen de pauselijke positie gericht waren. Ook de uitvallen in de Komedie tegen de Franse prelaten en de pausen van Avignon kunnen zijn animositeit gevoed hebben, al bleef Dante’s meesterwerk buiten Italië nog lang onbekend. De plannen van de kardinaal stuitten op groot verzet in Ravenna en uiteindelijk beperkte hij zich ertoe een exemplaar van het boek aan de vlammen toe te vertrouwen. Niet iedereen was er blijkbaar van overtuigd dat Dante onderlegd was in de godgeleerdheid.
In zijn opvatting over de twee zwaarden en de verdeling tussen de machtsdomeinen van paus en keizer hoort Dante nog volledig thuis in de vroege en volle middeleeuwen. Enkele decennia later had dit thema zijn actualiteit verloren. Toch bleef Dante niet minder controversieel. Alleen kwam dat door een ander strijdpunt dat uit Giovanni’s grafschrift spreekt. Hij had zijn meesterwerken in de door hem gecultiveerde vorm van Italiaans geschreven. Daarmee had hij zich de naam van dichter onwaardig getoond, aldus de latere humanist Niccolò de’ Niccoli († 1437) in een dialoog van Leonardo Bruni († 1444): ‘Die dichter van u zou ik uit de raad der geletterden verwijderen en hem bij de slagers, bakkers en dat soort volk achterlaten. Hij heeft toch zo’n taal gebruikt dat hij de indruk gaf hun vertrouweling te willen zijn.’
Het is niet zeker of Bruni overdrijft. Niccoli behoorde tot de groep humanisten voor wie literatuur enkel in het Latijn geschreven kon worden. Hij stond daarin niet alleen. Een halve eeuw vroeger reageerde Petrarca in bijna dezelfde bewoordingen op Boccaccio’s bewondering voor Dante. Ook hij was niet jaloers ‘op het applaus en het schor geschreeuw van volders, herbergiers, slagers en al die anderen die met hun lof mensen beledigen’ en noemde zich gelukkig als hij daar net als Vergilius en Homerus van verstoken bleef. Petrarca beweerde zeker niet dat dichten in de moedertaal onmogelijk was. Hij deed het zelf en dankt zijn brede roem aan zijn Canzoniere en Trionfi. Maar voor hem bestond er een verschil tussen dichtkunst voor de ongeletterden en die voor de geschoolden. Alleen deze laatste kon doorgaan voor de echte, hogere poëzie. Alleen deze laatste kon in aanmerking komen voor de bekroning als dichter die hij, Petrarca, op het Capitool in 1341 in ontvangst mocht nemen en die Dante bij leven ontzegd bleef.
In Giovanni’s grafschrift is de controverse rond Dante’s taalkeuze al te lezen. Dante schreef ‘in de maten van de leken en van de retorici’. Onder leken verstaat hij niet de kerkelijke term, te weten de mensen die geen wijding ontvangen hadden en dus niet tot de clerus behoorden. Hij bedoelt er de mensen mee die niet onder de retorici vallen, de universitair geschoolden, althans in zoverre zij het onderricht in grammatica en retorica genoten hadden. Dat waren de beide onderdelen die Giovanni zelf onderwees. Ook voor hem bestaat er dus een onderscheid in wat je schrijft voor ‘ongeschoolden’ waar voor Giovanni iedereen onder valt die geen Latijn kent (de Komedie, in Dante’s Italiaans) en voor ‘geschoolden’ met kennis van Latijn (het traktaat De Monarchia). Het hoogtepunt is dichtkunst voor geschoolden en die bereikt Dante, volgens Giovanni, in de beide Herderszangen die hijzelf van de dichter mocht ontvangen. De Schikgodin had echter voorkomen dat Dante zich hierin verder zou hebben onderscheiden. De vraag is alleen of hij dat ooit gewild had.
Dichterslatijn
Giovanni had het initiatief genomen en Dante een briefgedicht gestuurd in het Latijn, waarin hij hem wel zijn bewondering erkende maar toch ook vroeg om nu eindelijk eens geen parels voor de zwijnen te werpen.
Helaas, waarom altijd zo grote onderwerpen
vol ernst te grabbel gooien voor het volk? Of biedt
u, ziener, ons, bleke geleerden, iets te lezen?
(…)
U zegt: ‘Ik spreek voor hen niet, wel voor studiekoppen.’
Maar met een ongeletterd lied! Geletterden
verfoeien volkstaal met haar duizend dialecten
ofschoon ze onderling geen afwijking vertonen.
Als Dante eindelijk zijn kunnen als dichter wil tonen in de taal van de geleerden, het Latijn, zal Giovanni ervoor zorgen dat hij bekranst wordt door het universitair college van Bologna.
Wat heeft Dante ertoe bewogen om te antwoorden? Giovanni was geen bekende dichter en zijn vasthouden aan het Latijn als enige taal die voor de hogere dichtkunst in aanmerking kwam, moet voor de dichter van De Goddelijke Komedie bespottelijk hebben geklonken. Toch heeft hij geantwoord, zij het niet meteen. Zijn antwoord overtrof alle verwachtingen van Giovanni. Dante koos voor het Latijn, ongetwijfeld om de ander op zijn plaats te zetten door hem te laten zien dat hij die taal beheerste en er als dichter meer mee kon dan Giovanni zelf. Diens verzen ruiken naar de schoolbanken. Dante koos voor de vorm van de Ecloge, de herderszang, zoals iedereen die in het Latijn school had gelopen ze van Vergilius kende. Hij maakte er een sleutelgedicht van door Vergilius’ herdersnamen toe te passen op zichzelf, op de afwezige Giovanni en op een aanwezige gesprekspartner, Dino Perini, een Florentijnse notaris en balling te Ravenna als hijzelf. Daarmee werd Dante een pionier van de vorm van pastorale poëzie zoals deze onder de latere humanisten immens populair zou worden. Petrarca zou het overnemen en met Baptista Mantuanus († 1516) bereikte het genre zijn hoogtepunt.
De eerste herderszang aan Giovanni staat bol van de ironie. Dante heeft niet voor niets een gesprekspartner uitgekozen die het Latijn niet meester is of althans niet in die mate beheerst als vereist door de academicus Giovanni. Zo ziet hij zich uiteindelijk gedwongen om de Latijnse verzen voor de ander te parafraseren. Ook al beschrijft hij dit alles in het Latijn, de achterliggende gedachte is duidelijk: Giovanni’s keuze voor het Latijn als dichterlijke taal is wereldvreemd. Dat Dante daarom voor zijn antwoord de uitermate gekunstelde vorm van de ecloge heeft uitgekozen, mag al evenzeer als een spottende reactie op Giovanni’s woorden gelezen worden. Dante besluit zijn ecloge met de belofte Giovanni tien kannen melk van zijn beste schaap te sturen, waarmee hij tien zangen van zijn Paradijs bedoelt. Het zou moeten volstaan om de ander met de staart tussen de benen te laten afdruipen.
Niets daarvan bleek waar. Giovanni was blind voor de ironie, blind voor de boodschap die de keuze van de ecloge behelsde en leek al even blind voor het uitzonderlijke dichterlijke vermogen waar de zangen van het Paradijs van getuigen. Hij stond daarentegen wel in vuur en vlam voor de wijze waarop Dante de herderszang nieuw leven had ingeblazen. Hij antwoordde met een eigen herderszang waarin hij zijn pogingen om Dante naar Bologna te lokken nog verdubbelde. Bovendien dreigde hij ermee om als Dante niet op zijn verzoek inging zelf steun en inspiratie te zoeken bij een dichter uit Padua, die hij hiermee als de grootste concurrent van Dante voorstelt, Albertino Mussato († 1329).
Dichtersrivalen
Wie heeft er buiten Italië en buiten het gespecialiseerd gebied van het Neolatijn nog weet van deze dichter Mussato? Wie kan geloven dat het hier om een daadwerkelijke concurrent ging? Mussato is nochtans de eerste sinds de Oudheid die tijdens zijn leven als dichter met de laurierkrans bekroond werd. Zijn vaderstad Padua verleende hem deze eer in 1315. Padua leverde in die periode een strijd op leven en dood met de heer van Verona, Can Grande della Scala, bij wie Dante juist in deze jaren bescherming genoot. Mussato had zelf in 1314 meegevochten in de strijd om Vicenza en was daarbij door Can Grande gevangengenomen maar al snel weer vrijgelaten. In een reactie schreef hij de tragedie Ecerinis, geïnspireerd op de tragedies van Seneca. Zijn leermeester Lovato Lovati († 1309) had deze weer onder de aandacht gebracht en gebruikt voor zijn studies over klassieke metriek. Met zijn tragedie riep Mussato het beeld van Can Grande op als een nieuwe Ezzelino III da Romano († 1259), de tiran die in de eerste helft van de dertiende eeuw een schrikbewind over Padua had gevoerd. Zijn stad beloonde hem hiervoor met de dichterkrans, ongetwijfeld op aangeven van Mussato zelf.
Voor Dante moet dit een harde klap zijn geweest. In de zangen van het Paradijs brengt hij een aantal keren zijn eigen bekroning als dichter ter sprake. Ongetwijfeld werd dit na 1315 voor hem een erezaak. Mocht hij zichzelf niet zien als een groter dichter dan Mussato? In Canto 9 van het Paradijs verleent hij het woord aan Cunizza da Romano, zuster van Ezzelino. Zij voorspelt de nederlaag van Padua tegen Can Grande. Heeft Dante hier wraak genomen voor Mussato’s eer? Mussato op zijn beurt zal in een Latijns gedicht, dat hij na 1320 moet hebben geschreven, een droom bezingen die hij tijdens zijn gezantschap van dat jaar te Firenze zou hebben gehad. In de vorm van een duif bezoekt hij de onderwereld die bij hem de klassieke onderwereld is en weinig te maken heeft met de hel, zoals Dante deze afschildert. Heeft hij op zijn beurt Dante de loef willen afsteken?
Beide dichters noemen elkaar nergens. Nochtans waren er voldoende gelegenheden om elkaar te ontmoeten of van elkaars werk kennis te nemen. Ze staan echter voor twee haaks op elkaar staande literaire stromingen. Allebei willen ze schrijven in een hoogstaande literaire taal. Mussato richt zich daarvoor op de in zijn ogen enige taal die dit mogelijk maakt, het Latijn. Dante wil uit de vele varianten die het Italiaans rijk is – hij telt er meer dan veertien in het traktaat dat hij aan de literatuur in de moedertaal wijdt – een Italiaanse kunsttaal ontwikkelen die voldoet aan alle eisen van het Latijn.
Mussato spreekt zich nergens over de gesproken talen uit maar zijn mening zal wel niet zo verschillend zijn geweest van die van zijn leermeester Lovati. Deze beschrijft hoe hij eens door Treviso wandelde en een troubadour een chanson de geste over Karel de Grote hoorde voordragen. Hij sluit zich bij het publiek aan maar ergert zich al snel aan de Franse voordracht, die de klassieke regels niet volgt, overal hiaten inlast en voortdurend uitweidt. Hoe kan een dichter zo ooit Ennius doen herleven of de strijd tussen Hannibal en Scipio bezingen? Dat een dergelijke dichter succes heeft bij ‘het volk’, kan Lovati enkel tot meer minachting bewegen. Zijn uitdaging Ennius tot leven te roepen en een epos over de Punische oorlog te schrijven zal later door Petrarca worden aangenomen. Hij werkt zijn hele leven aan een epos Africa, dat hij nooit zal voltooien, maar waarvoor hij wel de dichterkrans mag oogsten.
Wanneer Dante op 14 september 1321 de geest geeft, lijkt hij voor korte tijd het pleit te hebben verloren. De volgelingen van Lovati, Mussato en Giovanni zullen voor enkele eeuwen de literaire toon aangeven. Zij schrijven in een Latijn dat wordt teruggeplooid op zijn antieke modellen en dat niet voor iedereen bestemd is, enkel voor de geschoolden, voor de geleerden. Heeft het Latijn dit intellectueel elitarisme nog ooit van zich afgeschud? In zijn eerste Herderszang heeft Dante hiermee kunnen lachen. Uiteindelijk is hij de winnaar gebleken. Niet omdat hij het Latijn afwees, dat voor hem een levende gebruikstaal was. Maar omdat je modellen alleen maar moet volgen in zoverre je ze wilt overtreffen. Daarin bleek hij de ware leerling van Vergilius.