Advertentie
Banner

Inleiding: het platteland – de idylle voorbij?

Waar de aandacht in de politiek, in maatschappelijke debatten en in de literatuur de laatste decennia vooral uit leek te gaan naar de stad, komt het platteland sinds kort weer nadrukkelijker in beeld. Dit is bijvoorbeeld het geval in de romans Ons soort mensen (2016) en Onder buren (2021) van de Duitse auteur Juli Zeh. Zij thematiseert daarin de groeiende verschillen tussen de stad en het platteland, en het hieruit voortkomende wederzijdse wantrouwen. Onder buren laat op indringende wijze zien hoe het gevoel achtergesteld te worden in een globaliserende wereld zich in een dorp in het voormalige Oost-Duitsland vertaalt in rechts-populistische en neonazistische sympathieën.

Deze publicatie komt voort uit het project ‘De verbeelding van het platteland in een globaliserende wereld’ (RURALIMAGINATIONS, 2018-23) waarvoor financiering is ontvangen van de Europese Onderzoeksraad onder het Horizon 2020 onderzoeks- en innovatieprogramma van de Europese Unie (subsidieovereenkomst No. 772436).

De wraak van het platteland

In dit verband spreekt men ook wel van de ‘wraak van het platteland’. Deze frase werd in 1998 door Rob Vreeken gebruikt om het oprukken van de Taliban in Afghanistan te duiden, maar brak definitief door toen plattelandsbewoners in 2016 een sleutelrol speelden bij het Brexitreferendum en de verkiezing van Donald Trump tot president van de Verenigde Staten. Ook de Nederlandse boerenprotesten van 2019 en 2020 kunnen worden gezien als een voorbeeld van dit fenomeen waarbij plattelanders zichzelf neerzetten – of door anderen worden neergezet – alsof zij door een grootstedelijke elite worden genegeerd. In de context van de protesten sprak Marc Kruyswijk in Het Parool bijvoorbeeld van ‘de boerderij versus de stad’ en schreef Wierd Duk in De Telegraaf een artikel getiteld ‘De vergeten regio’s nemen wraak’ (2). In dit laatste stuk vat hoogleraar Caspar van den Berg de boodschap van de protesterende boeren samen als: ‘tot hier en niet verder, onze manier van leven telt ook’. De Partij voor de Vrijheid (PVV), het Forum voor Democratie (FvD) en de nieuwe partij BoerBurgerBeweging (BBB) hebben met succes versies van deze boodschap gebruikt om kiezers voor zich te winnen.

Hoewel er een kern van waarheid zit in de claim dat in de politiek en media van veel landen het platteland minder aandacht krijgt dan de stad, is het idee dat plattelanders geheel vergeten, onzichtbaar en machteloos zijn een overdrijving. Stemmers op het platteland van de Verenigde Staten hebben bijvoorbeeld significant meer invloed bij nationale verkiezingen dan stemmers uit de stad en in zowel Nederland als het Verenigd Koninkrijk spelen een aantal van de populairste televisieprogramma’s – van Boer zoekt vrouw tot Undercover en van Midsomer Murders tot Countryfile – zich af op het platteland.

Al in 1973 bekritiseerde de Marxistische literatuurwetenschapper Raymond Williams in zijn boek The Country & the City het verhaal van uitbuiting en morele superioriteit dat sinds de zestiende eeuw door bepaalde plattelanders in Engeland wordt verteld. Volgens hem roept dit narratief weliswaar sympathie op, maar staat het ver af van de werkelijkheid. De plattelandsklacht was bijna altijd afkomstig van een rurale middenklasse die een verlies van macht over anderen ervaart en zich een houding aanmat van ‘we moeten alles op onze manier blijven doen’. Hierbij bleef het onderliggende kapitalistische systeem waaruit de grootste ongelijkheden voortkwamen – op het platteland, in de stad en in de koloniën – buiten schot. Het is wellicht geen toeval dat de ‘wraak van het platteland’ vandaag de dag vooral gemobiliseerd wordt door rechts-populistische politici met een neoliberale agenda zoals Donald Trump, Boris Johnson, Geert Wilders en Thierry Baudet.

Daarnaast is het opvallend dat de wraak van het platteland erop gericht lijkt te zijn om de tegenstelling tussen platteland en stad uit te vergroten. In plaats van te erkennen dat globalisering tegelijk met de stad ook het platteland ingrijpend veranderd heeft, onder meer door het stimuleren van migratie van en naar het platteland, en door de schaalvergroting, mechanisering en digitalisering van boerenbedrijven, grijpt men terug op het verheerlijken van de simpele, authentieke manier van leven die geassocieerd wordt met de traditionele westerse plattelandsidylle. De hedendaagse ‘wraak van het platteland’ wordt gedreven door deze idyllische verbeelding van het platteland, die volgens plattelandsgeograaf Brian Short inherent verbonden is met een mystificatie van het plattelandsleven die specifieke, meestal conservatieve machtsverhoudingen – tussen rijk en arm, man en vrouw, mens en dier – legitimeert.

De plattelandsidylle

Het genre van de plattelandsidylle gaat terug tot de klassieke Griekse en Latijnse literatuur. De Idyllen van Theocritus en de Bucolica en Georgica van Vergilius vormden belangrijke inspiratiebronnen voor latere Europese schrijvers. Deze klassieke teksten verheerlijkten het platteland en bijbehorend leven, maar verwezen tegelijkertijd ook naar wrijvingen en conflicten op het platteland: de vader van Vergilius was een met landonteigening bedreigde kleine boer. In de moderne tijd werd de idylle steeds meer een idealisering gepresenteerd als realiteit. Volgens de Russische literatuurwetenschapper Michail Bachtin is het basisverhaal van de idylle dat van opeenvolgende generaties die een onveranderlijk leven leiden op een zelfvoorzienende plek, afgescheiden van de rest van de wereld. De buitenwereld kan in de idylle alleen een rol spelen als een bedreiging die afgewend dient te worden. Bij zowel de personages als de lezer roept de idylle een gevoel op van ultieme veiligheid, vertrouwdheid en stabiliteit: alles is bekend en voorspelbaar; er vinden geen schokkende gebeurtenissen plaats en zelfs de dood verstoort de orde niet, want de gemeenschap wordt steeds herboren in de nieuwe generatie. Niets is vreemd of bedreigend in wat Bachtin beschrijft als het kleine, besloten, comfortabele idyllische wereldje.

De positieve gevoelens die tot vandaag de dag opgeroepen worden door de idylle maken dat veel mensen sterk emotioneel gehecht zijn aan dit genre. Ze willen geloven dat het platteland een uitvlucht biedt aan het onzekere en het bedreigende. Hoe lastig het is om los te komen van de idyllische verbeelding van het platteland werd duidelijk tijdens de Covid-pandemie. Velen zagen het platteland aanvankelijk als veilig toevluchtsoord en hadden geen oog voor besmettingshaarden buiten de stad zoals vleesverwerkingsbedrijven en nertsenfokkerijen, of voor de beperkte capaciteit van de zorg in plattelandsgebieden.

In The Country & the City benadrukte Williams reeds hoe goed idyllische literaire verbeeldingen zijn in het verhullen van de realiteit van het platteland, met name voor mensen die weinig of geen directe ervaring hebben met het plattelandsleven. Hij beschreef hoe het platteland, in tegenstelling tot het door de idylle voorgeschotelde beeld, doordrenkt was van uitbuiting, zowel onder het feodalisme als het kapitalisme. De kapitalistische uitbuiting was bovendien niet puur lokaal, want onlosmakelijk verbonden met het kolonialisme: veel landhuizen werden gekocht met geld verdiend op overzeese slavenplantages. Ook wees Williams in zijn boek al op de significante bijdrage die het platteland leverde aan milieuvervuiling. Doordat de schrijvers van idyllen, vaak afkomstig uit de hogere klassen, deze negatieve kanten van het plattelandsleven onzichtbaar maakten, konden lezers het platteland met ‘het goede leven’ blijven associëren.

Volgens zowel Williams als Bachtin werd de idylle als idealiserende verbeelding van het platteland vanaf de Industriële Revolutie van de negentiende eeuw vergezeld door een contrasterende verbeelding waarin het platteland in vergelijking met de stad als centrum van de vooruitgang als achterlijk gebied gold. Dit is precies het beeld waarvan de hedendaagse wrekers van het platteland zeggen dat het hen door stedelingen wordt opgelegd, en op grond waarvan ze de status van slachtoffers claimen. Het valt niet te ontkennen dat dit negatieve beeld bestaat en invloedrijk is. Echter, de ironie is dat de politieke pleitbezorgers van het platteland om dit stereotype te bestrijden over het algemeen niet streven naar het creëren van een realistischer beeld, maar zich juist beroepen op het even onrealistische idyllische beeld van het platteland als authentiek en onveranderlijk.

Binnen en buiten de literatuur verspreiden idyllische verbeeldingen misleidende ideeën over wat er wel en niet op het platteland thuishoort. Zulke ideeën hebben niet alleen invloed op de inrichting van het platteland – denk aan verzet tegen windparken en asielzoekerscentra – maar vormen ook de basis voor nationalistisch-populistische politieke mobiliseringen van het platteland. Alternatieve verbeeldingen van het platteland, daarentegen, kunnen aspecten van het plattelandsleven zichtbaar maken die door de idylle buiten beeld gehouden worden, zoals het ontginnen van grondstoffen, intensieve landbouw en veehouderij, het verdwijnen van voorzieningen (scholen, ziekenhuizen, openbaar vervoer), criminaliteit, armoede, vervuiling, huiselijk geweld en vergrijzing, maar ook geschiedenissen van (koloniaal) geweld, onrecht en ongelijkheid. Het is dus in ieders belang om te streven naar een breder scala aan plattelandsverbeeldingen, of je nu in de stad of op het platteland woont.

De idylle voorbij?

In dit nummer van Armada kijken we hoe het platteland neergezet wordt in literatuur en film uit Nederland, Frankrijk, het Verenigd Koninkrijk, Zuid-Afrika, Japan, China en de Verenigde Staten, en in hoeverre deze verbeeldingen erin slagen om voorbij de idylle te gaan en tegenwicht te bieden aan het verongelijkte, misleidende discours van de wraak van het platteland.

Hoe lastig het is om de idylle los te laten, wordt duidelijk in de bijdrage van Annebelle Bosch, die de nostalgische, romantische plattelandsvisie van de Amerikaanse homesteader Kristin Kimball analyseert. Hoewel het in The Dirty Life (2010) vertelde verhaal over hoe Kimball en haar nieuwe liefde vanuit een ecologisch oogpunt een gemeenschapsboerderij opzetten als vooruitstrevend gezien kan worden, herbevestigt het uiteindelijk de agrarische mythe die aan het begin van de negentiende eeuw door Thomas Jefferson tot de kern van de Amerikaanse nationale identiteit verklaard werd. Kimballs memoires doen dit ten eerste door het platteland consequent als positieve (mooie, vriendelijke, authentieke) tegenpool van de stad (lelijk, anoniem, gecorrumpeerd) te presenteren. Ten tweede wordt een traditionele vorm van landbouw neergezet als voor iedereen toegankelijk, en wordt de boer op grond van zijn ‘eerlijke’ werk op het land en zijn vermeende nabijheid tot de dierlijke kant van de mens voorgesteld als de belichaming van een superieure, heteroseksuele mannelijkheid. Zo verhult Kimball niet alleen de minder rooskleurige kanten van het Amerikaanse plattelandsleven – als gedomineerd door industriële agricultuur – maar ook haar eigen rol als vrouwelijke agrariër.

Andere bijdragen benadrukken dat de idylle zich niet tot het Westen beperkt en dat andere delen van de wereld eigen versies van het geïdealiseerde platteland kennen. In Japan is er bijvoorbeeld het idee van furosato, wat letterlijk ‘oud dorp’ betekent en waarbij vanuit de stad terugverlangd wordt naar een pittoresk plattelandslandschap. Esther Peeren laat zien hoe furosato in de roman Voetballen in 1860 (1967) van Kenzaburo Oë neergezet wordt als een ideaal dat gevaarlijke effecten kan hebben als het voor realiteit aangezien wordt. Tegelijkertijd kan het, zolang het maar herkend wordt als fantasie, ook hoop bieden op een betere toekomst. Emily Ng leest Mo Yans Life and Death Are Wearing Me Out (2006) als een voorbeeld van hoe de hedendaagse Chinese literatuur de figuur van het spook gebruikt om historische verbeeldingen van het platteland, waaronder de Maoïstische, te bevragen en het cliché van de pure, simpele boer te ontkrachten. De roman Die troebel tyd van de Zuid-Afrikaanse schrijfster Ingrid Winterbach, zo betoogt Hanneke Stuit, neemt afstand van het idyllische genre van de plaasroman waarin de plaas of boerderij een Afrikaner nationalisme verankert in het land. Doordat Winterbachs roman zich afspeelt op meerdere plekken – een wijndorp, een kustdorp en een provinciestadje – ondermijnt zij het idyllische idee dat het plattelandsleven aan een geïsoleerde locatie gebonden is. Verder is de temporaliteit van het platteland niet die van de impasse, maar wordt een complexe wisselwerking tot stand gebracht tussen de tijdslijn van het leven van de hoofdpersoon, een doctor in de zoölogie, en een geologische temporaliteit of deep history.

Ook in Westerse contexten wordt de plattelandsidylle bekritiseerd – en niet alleen vandaag de dag. Simon Mulder leest twee beschrijvingen van het Nederlandse platteland door de Franse dichter Paul Verlaine, in het gedicht ‘Spleen’ uit 1874 en in de prozatekst Twee weken Holland uit 1892. Beide beschrijvingen weigeren zich te voegen naar het genre van de idylle. In plaats van zich aangetrokken te voelen tot de vergezichten van weiden met koeien en windmolens, roept de eentonigheid van het patroon van gelijkvormige ‘lapjes’ land bij Verlaine louter een gevoel van existentiële verveling, melancholie en onbehagen – oftewel ennui – op. Deze resolute verwerping van de idylle wordt door Mulder verbonden met de laat negentiende-eeuwse ‘cultus van het tegennatuurlijke’.

Hedendaagse literaire en filmische werken bevragen de idylle op andere gronden dan haar verheerlijking van het natuurlijke. Leila Aboulela’s Bird Summons uit 2019, besproken door Lélia Tavakoli Farsooni, speelt zich af in de Schotse hooglanden. De roman herschrijft de pastorale traditie waarin het platteland verschijnt als een ruimte van witte Christelijkheid waarin geen plaats is voor moslims van kleur. Zij doet dit door er aandacht op te vestigen dat er al heel lang moslims in de hooglanden zijn. De magische metamorfosen die de drie hoofdpersonen – allen moslima’s – ondergaan roepen bovendien een nieuwe vorm van het sublieme op die verbonden wordt met het postmodernisme en het soefisme. Zo maakt Bird Summons het onmogelijk om de hooglanden nog langer met een idyllische blik te beschouwen die wegkijkt van de cruciale rol van het platteland in veel virulente vormen van nationalisme en van de blijvende invloed van koloniale geschiedenissen op het platteland.

Deze laatste invloed treedt ook op de voorgrond in de bijdragen van Anke Bosma en Tjalling Valdés Olmos. Bosma interviewt de Nederlandse auteur Klaske Schep, die in 2020 debuteerde met Singleton op zijn stilst. Zij gaan in op hoe deze roman de rol van het platteland, en specifiek de landbouw, in de koloniale onderdrukking van Aboriginals in Australië zichtbaar maakt. Valdés Olmos bespreekt de film Nomadland (2020) van Chloé Zhao, waarin een oudere vrouw na het verlies van haar echtgenoot en huis in een busje van tijdelijk baantje naar tijdelijk baantje trekt op het platteland van het Amerikaanse Westen. De film verwijst naar de genres van de western en de road movie, maar ondergraaft de idyllische elementen die ze bevatten. In plaats van de met elkaar verweven invloed van het kolonialisme en kapitalisme op het platteland te ontkennen of te romantiseren, zoals traditionele westerns en road movies plegen te doen, legt Nomadland deze invloed en het onzekere bestaan waartoe zij veel plattelandsbewoners veroordeelt op subtiele wijze bloot.

Calvin Duggan, ten slotte, wijst erop dat het platteland niet alleen een plek is waarop in literaire werken, al dan niet door een idyllische lens, wordt gereflecteerd, maar ook één waar literatuur leeft en circuleert. Terwijl Pascale Casanova in The World Republic of Letters (1999) Parijs en New York tot hoofdsteden van de wereldliteratuur uitriep, vestigt Duggan de aandacht op het Hay Festival of Literature & Arts. Dit grootste en bekendste literaire festival ter wereld wordt sinds 1988 jaarlijks gehouden in een markstadje in Wales, vlakbij de Engelse grens. Het heeft inmiddels ook spin-offs gegenereerd in andere landen. De geschiedenis van het Hay Festival en haar verschillende gedaanten maken duidelijk dat ook perifere en plattelandslocaties een belangrijke rol kunnen spelen in de machtsrelaties en agenda’s die het mondiale systeem van wereldliteratuur aandrijven.

Samen pleiten de bijdragen in dit nummer voor de ontwikkeling van nieuwe literaire en filmische perspectieven op het platteland zodat het (h)erkend kan worden als een dynamische locatie van globalisering: een plek die niet afgesloten is van de rest van de wereld, maar er middenin staat.

Literatuur

  • Michail Bachtin, ‘Forms of Time and of the Chronotope in the Novel’ (1937-1938), in: The -Dialogic Imagination: Four Essays by M.M. Bakhtin, vert. en red. Caryl Emerson en Michael Holquist (University of Texas Press, 1996): 84-258.
  • Pascale Casanova, The World Republic of Letters (Harvard University Press, 2007).
  • Brian Short, ‘Idyllic Ruralities’, in: The Handbook of Rural Studies, reds. Paul Cloke, Terry Marsden en Patrick Mooney (Sage, 2006): 133-148.
  • Raymond Williams, The Country & the City (1973) (Spokesman, 2011).