Op zoek naar een grashut: Furosato in Kenzaburo Oë’s «Voetballen in 1860»
De Japanse schrijver Kenzaburo Oë, die in 1994 de Nobelprijs voor Literatuur won, werd geboren in 1935 in een dorp op het eiland Shikoku. Een aantal van zijn romans, waaronder De knoppen breken (Memushiri Kouchi, 1958) en Voetballen in 1860 (Man’en gannen no futtoboru, 1967), spelen zich af in deze plattelandsomgeving en compliceren de Japanse versie van de idylle, furosato, op allerlei manieren.
Besproken boeken
Deze publicatie komt voort uit het project ‘De verbeelding van het platteland in een globaliserende wereld’ (RURALIMAGINATIONS, 2018-23) waarvoor financiering is ontvangen van de Europese Onderzoeksraad onder het Horizon 2020 onderzoeks- en innovatieprogramma van de Europese Unie (subsidieovereenkomst No. 772436).
Voetballen in 1860, in het Nederlands vertaald door Noriko de Vroomen en Frans Montens, wordt verteld door Mitsusaburo (Mitsu) Nedokoro. Na door de zelfmoord van een goede vriend en de plaatsing van zijn zwaar gehandicapte zoon in een instelling in een diepe depressie te zijn beland, geeft Mitsu zijn baan aan de universiteit van Tokyo op en keert op aanraden van zijn broer Takashi (Taka) terug naar zijn geboortedorp Okubo op Shikoku. Taka is ervan overtuigd dat ze daar hun ‘grashut’ zullen vinden. Deze hut staat symbool voor een nieuw leven op het platteland in de voetsporen van hun voorvaders – in het bijzonder de jongere broer van hun overgrootvader, die volgens de familieoverlevering in 1860 heldhaftig een boerenopstand leidde.
De titel van de roman verwijst naar het voetbalteam dat Taka in Okubo opricht om de dorpelingen te trainen voor een nieuwe opstand, ditmaal gericht tegen de Koreaanse eigenaar van de lokale supermarkt, die ‘de Keizer’ wordt genoemd. De supermarkt heeft ervoor gezorgd dat de dorpelingen hun traditionele gebruiken hebben opgegeven. In de woorden van de priester:
Tegenwoordig is er geen familie meer in het dal die nog rijstekoek maakt. Iedereen ruilt de voor rijstekoek bestemde rijstsoort in of koopt met contant geld rijstekoek in de supermarkt. Het is alsof de basisvormen van de samenleving in het dal één voor één verloren gaan. (140-141)
Furosato – de Japanse idylle
De zoektocht van Taka en Mitsu naar de grashut en het nostalgische verlangen van de priester naar verloren gegane dorpstradities passen binnen de Japanse versie van de plattelandsidylle die bekend staat als furosato. Het googelen van deze term levert een scala aan afbeeldingen op waarin grasdaken prominent figureren, en Jennifer Robertson beschrijft het typische furosato landschap als volgt: ‘beboste bergen, velden doorsneden door een meanderende rivier en een cluster van rietgedekte boerderijen’ (Robertson, 1988, 494). Furosato betekent letterlijk ‘oud dorp’, maar heeft in de Japanse culturele verbeelding de bredere betekenis van een ‘thuis’ of ‘geboorteland’. Dit thuis wordt geassocieerd met een pittoresk platteland waar men vanuit een als vervreemdend ervaren, meestal stedelijke omgeving naar terugverlangt.
Furosato speelde met name aan het einde van de twintigste eeuw een prominente rol in Japan. Furosato-zukuri, ofwel het maken van een thuis, werd in 1984 door de Liberaal-Democratische Partij (Jiyuminshuto) tot speerpunt van een nationale culturele politiek uitgeroepen. De wortels ervan liggen echter volgens Lindsey R. Morrison in de Meiji Restauratie (1867-1912). In deze periode van industrialisatie migreerden veel Japanners van het platteland naar de stad en kwam de ideologie van individuele persoonlijke vooruitgang (risshin shusse) in zwang. Het doel was om in de stad iets van jezelf te maken en vervolgens succesvol terug te keren naar het oude dorp. Doordat het dorp – en de zware arbeid van het bewerken van het land – nu van een afstand bekeken werd, zag men het plattelandsleven niet langer als onderontwikkeld, maar als puur, simpel en gezond. Deze verschuiving hing ook samen met de opkomst van het idee van ‘landschap’ als een tafereel waargenomen door iemand die er geen onderdeel (meer) van is. Uiteindelijk staat furosato voor een ‘abstract, universeel idee van een thuis, in plaats van een concrete plaats’ (Morrison, 2013, 22). Dit idee wordt niet per se alleen in het verleden geplaatst. Zowel tijdens de opkomst van de Japanse natiestaat en het Japanse imperialisme in de vroeg-twintigste eeuw als tijdens de intensieve globalisering van de laat-twintigste eeuw werd furosato gebruikt om Japanners een toekomst voor te spiegelen in een etnisch puur thuisland, vrij van buitenlanders en buitenlandse inmenging.
Voetballen in 1860 speelt zich ongeveer twintig jaar na het einde van de Tweede Wereldoorlog af. In de naoorlogse periode kwam de verstedelijking in Japan in een stroomversnelling terecht en raakten veel dorpen in verval, wat het nostalgische verlangen naar een verloren gewaand plattelandsbestaan versterkte. Dat dit verlangen weinig te maken heeft met de realiteit van het Japanse platteland wordt duidelijk als Mitsu één van Taka’s vrienden, die recent naar de stad is gemigreerd, neerbuigend beschrijft als een boerenkinkel:
Zijn grove gelaatstrekken waren elk afzonderlijk niet lelijk, maar in hun onafhankelijkheid zó onsamenhangend dat ze met elkaar in tegenspraak waren en dat zijn gezicht er als geheel lachwekkend uitzag … ja, werkelijk het gezicht van een boerenzoon. (43-44)
Hieruit blijkt dat furosato een ideaal is voor hen die het platteland al lang en breed achter zich gelaten hebben, of er nooit woonden. Sympathie voor huidige plattelandsbewoners en de uitdagingen waar ze mee te maken hebben is er geen onderdeel van.
De onmogelijke terugkeer
Aan het begin van Oë’s roman mijmert Taka over de grashut die hij met zijn zus in Okubo bouwde nadat hun oudere broer in 1945 door voormalige Koreaanse dwangarbeiders vermoord werd: ‘We leidden toen een nieuw leven om zo ver mogelijk van de dodenlucht weg te komen’ (59). Aanvankelijk bespot Mitsu Taka’s idee van de grashut als de plek die een nieuw begin mogelijk maakt, maar later blijkt hij er toch door aangetrokken: ‘Ik voelde dat ik een grashut nodig had die letterlijk een groene, weemoedige geur had’ (62). Tegelijkertijd voelt Mitsu er niets voor om op het platteland als boer te leven, maar dat blijkt Taka ook niet van plan. In de Verenigde Staten is hij de steenrijke Koreaanse supermarktkeizer tegengekomen, die het traditionele pakhuis van de familie van Mitsu en Taka wil kopen en het naar Tokyo wil verplaatsen om er een rustiek restaurant van te maken. Dit illustreert dat furosato al ten tijde van het schrijven van de roman een bekend fenomeen was.
Meteen na zijn aankomst in Okubo realiseert Mitsu zich dat de jaren in Tokyo hem vervreemd hebben van het dorpsleven. Hij wordt gegrepen door ‘de gewaarwording dat de “ik” die hier en nu in de werkelijkheid voorovergebogen (over de waterplas) zat, niet hetzelfde was als de “ik” van het kind dat hier in het verleden op zijn blote knieën gezeten had, en dat er tussen die twee “ikken” geen enkele continuïteit bestond’ (94). Ook Taka komt erachter dat hij, in plaats van zijn wortels te hervinden, vooral ontworteling ervaart. Echter, waar Mitsu steeds meer afstand neemt van het romantische furosato ideaal blijft Taka ervan overtuigd dat hij het oude dorp en de familienaam in ere kan herstellen door de gebeurtenissen van 1860 te recreëren. Het gerucht gaat dat broer van zijn overgrootvader na het neerslaan van de boerenopstand op de vlucht sloeg terwijl de andere rebellen gedood werden. Taka schaamt zich diep voor deze laffe daad en wil er boete voor doen door in het heden een succesvolle opstand tegen de supermarktkeizer te leiden.
Mitsu’s terugkeer naar het platteland brengt hem in plaats van rust een gevoel van constante dreiging die hij alleen af kan wenden door zijn band met de vallei en haar bewoners te ontkennen: ‘Enige tijd had ik het gevoel dat er vanuit het pikzwarte rivieroppervlak iets angstaanjagends en onheilspellends in mij werd opgeroepen. Om me daartegen te verdedigen, sprak ik de toverformule uit dat ik een vreemdeling was die niets met het dal te maken had’ (251). De onheilspellende dingen die opgerakeld dreigen te worden, betreffen de mysterieuze dood van Mitsu’s vader in China tijdens de Tweede Wereldoorlog; de moord op zijn oudere broer; de zelfmoord van zijn zus, die een incestueuze verhouding met Taka gehad blijkt te hebben (waardoor de grashut die ze samen bouwden ineens ver van het furosato ideaal af komt te staan); en de waarheid over de boerenopstand in 1860. Mitsu’s overgrootvader, die geen boer was maar een vooraanstaande landopzichter, blijkt de boeren opgestookt te hebben om hen stoom af te laten blazen en zo een bredere volksopstand te voorkomen; de jongere broer van de overgrootvader vluchtte bovendien niet naar de stad na het neerslaan van de rebellie, zoals het verhaal ging, maar verschool zich in de kelder van het familiepakhuis.
Hoe langer Mitsu in Okubo blijft, hoe sterker al deze familietrauma’s hem achtervolgen, en hoe meer hij inziet dat het dorpsleven niet aan het furosato ideaal kan voldoen omdat het nooit simpel, vredig en vrij van externe invloeden is geweest. Al voor de Meiji-restauratie waren er intensieve contacten met de steden, tijdens de Tweede Wereldoorlog werkten Koreaanse dwangarbeiders op een steenworp afstand, aan het eind van de oorlog arriveerden Amerikaanse soldaten in Jeeps, en nu wordt het dorp gedomineerd door de supermarkt van de Keizer, die zich heeft opgewerkt van dwangarbeider tot mondiale ondernemer.
In tegenstelling tot Mitsu blijft Taka wel koppig het furosato ideaal najagen. Door spiritueel één te worden met zijn overgrootoom en een nieuwe opstand te leiden gelooft hij dat hij het oude dorp in het heden kan laten herrijzen. Dit blijkt onmogelijk omdat het dorp sinds 1860 allerlei ontwikkelingen heeft doorgemaakt. Een sneeuwstorm die Okubo van de rest van de wereld afsnijdt laat weliswaar een korte periode van oproer toe, waarin de supermarkt geplunderd wordt, maar met de terugkeer van de supermarktkeizer wordt de orde hersteld. Dat de macht van de Keizer over de dorpelingen onaangetast is wordt duidelijk als hij zijn handlangers het pakhuis van Taka en Mitsu’s familie laat verwoesten:
Door de bijhuismuur van het Landhuis, die het oudste nog bewaard gebleven overblijfsel van de samenleving in het dal vormde, met een voorhamer te vernielen, lieten ze zien dat het, als (de Keizer) en de zijnen dat maar wilden, heel goed mogelijk was om ook het leven van de dalbevolking totaal te vernietigen. (396)
Het mislukken van de opstand brengt Taka er uiteindelijk toe om zijn incestueuze relatie met zijn zus te bekennen en zelfmoord te plegen. Dit maakt Voetbal- len in 1860 tot een waarschuwing avant la lettre over de schade die het furosato ideaal kan berokkenen aan mensen die denken werkelijk te kunnen terugkeren naar het oude dorp. Tegelijkertijd bekritiseert de roman ook Mitsu’s passiviteit en zijn neiging om al Taka’s dromen af te doen als naïeve illusies. Hierdoor blijft er ruimte voor een erkenning van furosato als een wensdroom die mensen ertoe kan bewegen te streven naar een betere toekomst. Zoals de priester concludeert:
Wij krijgen de indruk dat Takashi’s onlusten op een totale mislukking zijn uitgelopen, maar toch kun je met zekerheid zeggen dat de intermenselijke structuur in het dal, die tot nog toe zo vast lag, door de onlusten is losgekomen (…) Ik heb het gevoel, Mitsu, dat er in het dal nu eindelijk een fundament is gelegd voor lange-termijnvooruitzichten. (413-414)
De grashut als hoopgevende fantasie
De boodschap van Oë’s roman is nadrukkelijk niet dat het oude dorp maar beter helemaal vergeten kan worden. Doordat de Keizers verwoesting van het pakhuis de kelder eronder blootlegt, ontdekt Mitsu dat zijn overgrootoom zich na de opstand van 1860 hier verschool, en dat hij in 1871, anoniem, een tweede opstand leidde. Deze opstand:
stond geheel in tegenstelling tot de bloeddorstige Eers3te opstand waarbij van meet af aan zeer grote twijfel bestond aan een succesvolle afloop. Zowel onder de deelnemers als onder de toeschouwers was geen enkele dode of gewonde gevallen, en bovendien had hij het mikpunt van de aanval, namelijk de commissaris der provincie, op doeltreffende wijze tot zelfmoord gedreven en was niemand van de opstandelingen terechtgesteld. (409)
Door Mitsu het verhaal van de vergeten rebellie van 1871 en de heldenrol die zijn overgrootoom erin speelde te laten herontdekken, benadrukt de roman dat het werkelijke verleden van het dorp niet overeenkomt met hoe het door de dorpelingen gememoreerd wordt in de jaarlijkse rituele Nembutsu-dans. Deze dans incorporeert wel de rebellie van 1860, maar niet die van 1871, omdat deze veel minder tot de verbeelding spreekt. Zo laat Voetballen in 1860 aan de ene kant zien hoe riskant het is om jezelf te verliezen in geromantiseerde ideeën over het verleden, zoals Taka doet, en aan de andere kant hoe het (vergeten) verleden belangrijke lessen kan bevatten – lessen die niet geleerd kunnen worden als je je, zoals Mitsu aan het begin van de roman, volledig van het verleden afsluit.
Na Taka’s zelfmoord verlaat Mitsu Okubo. In plaats van naar Tokyo terug te keren, accepteert hij een positie als vertaler voor een expeditie die in Afrika wilde dieren vangt voor een Japanse dierentuin. Hier lijkt Mitsu’s groeiende besef dat er geen oud dorp is om naar terug te keren plaats te maken voor een neokoloniale fantasie: hij ziet zichzelf ‘in Afrika aan het werk om met een helm op mijn hoofd Swahili rond te schreeuwen’ (425). Deze fantasie wordt echter nadrukkelijk gemarkeerd als fantasie door wat erop volgt:
Uiteraard verwacht ik niet dat er vlak voor mijn oog, met gewichtige passen, een olifant tevoorschijn zal komen met op die reusachtige grijze buik het woord ‘verlangen’ geschilderd. Ook niet al lig ik als tolk bij een expeditie voor het vangen van wilde dieren op de loer in de savanne. Maar nu ik deze baan eenmaal heb aangenomen, komt er vast wel een moment waarop ik het gevoel zal krijgen dat er toch een nieuw leven voor mij begonnen is. Het is in ieder geval gemakkelijk om (in Afrika) een hut van gras te bouwen. (425)
De lezer weet, net als Mitsu diep vanbinnen, dat de olifant niet zal verschijnen en dat de verwachtingen gesymboliseerd door de grashut nooit volledig bewaarheid zullen worden. Maar de lezer weet ook dat Mitsu meer wil zijn dan iemand die zich opsluit in de ivoren toren van de universiteit, en dat de fantasie van de grashut hem hierbij kan helpen. Zo suggereert de roman dat plattelandsverbeeldingen als de idylle en furosato een positief effect kunnen hebben, zolang ze maar niet als (potentiële) realiteit gezien worden.
Met betrekking tot de geschiedenis van het Japanse platteland maakt Voetballen in 1860 duidelijk dat deze veel complexer is dan het furosato ideaal pretendeert. Er is geen idyllisch oud dorp of puur thuis(land) om naar terug te keren – niet in het verleden, niet in het heden en niet in de toekomst. Er is alleen een platteland dat net zozeer onderdeel is van de nationale en wereldgeschiedenis als een stad als Tokyo, en waar zich net zulke grote persoonlijke en maatschappelijke tragedies afspelen.
Literatuur
- Lindsay R. Morrison, ‘Home of the Heart: The Modern Origins of Furusato’. ICU Comparative Culture 45 (2013): 1-27.
- Kenzaburo Oë, Voetballen in 1860 [1967], vert. Noriko de Vroomen en Frans Montens. (Meulenhoff, 1995).
- Jennifer Robertson, ‘Furusato Japan: The Culture and Politics of Nostalgia’, International Journal of Politics, Culture, and Society (1988): 494-518.